PETRONIUS
SATYRICA
vertaald en
toegelicht door Vincent Hunink
(Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam
2006)
tweede,
herziene editie: Amsterdam 2016
ISBN
978 90 253 0496 6; 216 p.; EUR 12,50
|

ISBN 97890 2530 723 3; 93 p.; EUR
9,90
Speciale (deel)uitgave t.g.v. Boekenweek
2017
|
Romeins
Italië, in de tijd van keizer Nero. Er heerst
welvaart en vrede maar voor de kleine man kan
het leven hard zijn. Gelukkig kom je met bluf
en brutaliteit een heel eind en zijn er genoeg
rijken bij wie wat te halen valt. Welkom in de
wereld van Encolpius en Giton!
Deze hoofdfiguren, een voormalige
slaaf en zijn jonge seksvriendje, leiden een
ongebonden bestaan, maar zorgen hebben ze ook.
Hun verhouding wordt voortdurend bedreigd en
Encolpius kampt met een beschamende
impotentie. Hij raakt daar ten slotte wel
vanaf maar pas na allerlei verwikkelingen. Zo
raken de vrienden verzeild in een orgie en een
uitzinnig decadent maal, het beroemde 'diner
van Trimalchio'.
Petronius' roman Satyrica
is uniek in de antieke literatuur vanwege zijn
scherpe realisme. Hoerenkast of marktplein,
louche hotel of vrachtschip: binnen elk decor
geeft dit verhaal een overtuigend beeld van
het bestaan van gewone Romeinse mensen.
Charmante bedriegers en patsers, plat pratende
eters, doortastende vrouwen en geile jongens,
in dit boek komen ze waarachtig tot leven.
Deze fonkelnieuwe, sprankelende
vertaling biedt alle bewaarde gedeelten van de
Satyrica voor het eerst onverkort in
het Nederlands.
Het Satyricon is al vele
jaren leverbaar in een vertaling van A.D.
Leeman, die stamt uit de jaren '70. Hoewel
deze vertaling grote kwaliteiten bezit, lijkt
een nieuwe vertaling na ruim dertig jaar
gewenst. Na mijn vertaling van Apuleius'
Metamorfosen, die andere Romeinse
roman, heb ik het aangedurfd aan dit project
te beginnen. In de vertaling die ik voorbereid
wordt de gehele Latijnse tekst verwerkt
(Leeman liet een lang gedicht uit de tekst
weg). Verder beoogt de vertaling het Latijn
getrouwer weer te geven, zonder aan
levendigheid in te boeten. Ook wil de
vertaling meer rekening houden met het moderne
onderzoek naar de tekst, onder meer naar
obsceniteiten.
Als nevenproject bij deze vertaling
verscheen elders in 2007 een tweetalige bundel
met een aantal epigrammen
op naam van Petronius.

eerste
druk (2006); ISBN 90 253 4197 7; 216 p.; EUR
17,95

De
vertaler (l) overhandigt het eerste exemplaar
aan prof.dr. Fik Meijer
Leiden, 15 september 2006
PROMOTEKST
van Boekhandel
Roelants (Nijmegen)
Petronius' Satyrica
behoeft geen nadere aanbeveling. De
vrolijkste roman uit de klassieke oudheid is
zelf zijn beste reclame: wie dit boek niet
leest is gek. Maar een nieuwe Nederlandse
vertaling roept misschien wel vragen op.
Sinds jaar en dag is er een Nederlandse
versie beschikbaar: de vertaling van A.D.
Leeman. Waarom dan deze nieuwe uitgave?
Om te beginnen heeft de vertaler, Vincent
Hunink, alles vertaald. Leeman liet wel eens
een 'saai' stuk weg, maar Hunink laat de
lezer juist de ruimte om zelf te oordelen.
Verder is het moderne Petronius-onderzoek in
de nieuwe vertaling verwerkt. Dat blijkt
bijvoorbeeld in de weergave van obscene
passages. En misschien nog belangrijker:
toon en aanpak zijn anders, wat misschien
onvermijdelijk is na enkele decennia. Hunink
vermijdt Randstedelijk dialect, omslachtige
wendingen of moraliserende toelichtingen, en
kiest voor een strakke stijl die de accenten
van Petronius zoveel mogelijk intact laat.
Elk boek verdient na een paar decennia een
opknapbeurt. De nieuwe vertaling schiet
Petronius' Satyrica met kracht de 21e eeuw
in.
Wie zich wil overtuigen met tekstfragmenten
kan terecht op http://petronius.vincenthunink.nl/.
Ook leuk om te vergelijken als u de oude
vertaling toevallig in de kast heeft staan
(Leeman p.21 e.v. Hunink p. 25 e.v.)
Uiteraard is de nieuwe Petronius-vertaling
op voorraad leverbaar bij Roelants. De prijs
is 17.95
FRAGMENT
Terwijl ik
aandachtig stond te luisteren, had ik niet door
dat Ascyltos er vandoor ging.
*
En terwijl ik
opgewonden door de hitte van dat debat verder
liep, stroomde er een grote groep studenten de
zuilengang binnen. Ze waren kennelijk bij een of
andere spreker geweest die na Agamemnon's
ingestudeerde pleidooi een geďmproviseerd betoog
had afgestoken. Terwijl de jongelui zijn
spreuken belachelijk maakten en zijn hele
spreekstijl afkraakten, zag ik mijn kans schoon
en glipte weg. In looppas zette ik de
achtervolging van Ascyltos in.
Maar ik raakte de
weg kwijt en ik wist niet waar onze herberg was.
Welke kant ik ook op ging, telkens kwam ik terug
op de dezelfde plek. Op een gegeven moment
stapte ik doodvermoeid en zwaar bezweet naar een
oud vrouwtje dat wat groente van het land zat te
verkopen. 'Ach, moedertje,' zei ik, 'weet ú
misschien waar ik logeer?'
Zij had plezier om
mijn domme geintje en antwoordde: 'Maar
natuurlijk!' Daarop kwam ze overeind en begon
mij voor te gaan. Ik hield haar voor een
zieneres en
*
Toen we kort daarna
op een afgelegen plek kwamen, trok de oude vrouw
heel vriendelijk een lappengordijn opzij en zei:
'Hier moet je logeren!'
Terwijl ik nog
opmerkte dat ik het huis niet herkende, zag ik
daar wat figuren die steels rondliepen temidden
van prijskaartjes en naakte meiden. Laat, ja, te
laat besefte ik dat ik was meegevoerd naar een
hoerenkast. Ik vervloekte het oude wijf dat mij
zo in de val had laten lopen, bedekte mijn hoofd
en sloeg op de vlucht. Midden door het bordeel
liep ik naar de andere kant, en kijk eens aan,
pal bij de ingang loopt mij daar Ascyltos tegen
het lijf. Hij was al even uitgeput en bijna dood
als ik: je zou haast denken dat hij was
meegevoerd door hetzelfde oude wijf. Lachend
begroette ik hem en vroeg hem wat hij daar nu
deed op zo'n smoezelige plek.
Hij wiste zich met
beide handen het zweet af en zei: 'Als je eens
wist wat mij is overkomen.'
'Wat dan?'
'Ik was door heel
de stad aan het zwerven,' zei hij, bijkans
bezwijkend, 'maar kon niet meer vinden waar ik
de herberg achter mij had gelaten. Toen stapte
een nette mijnheer op me af met de
allervriendelijkste belofte dat hij mijn gids
zou zijn en de weg wel zou wijzen. Vervolgens
baande hij zich een weg via de donkerste
steegjes en bracht me hier op deze plek, waar
hij zijn geldbuidel trok en mij ontuchtige
voorstellen deed. Een hoertje had al een paar
centen van hem bedongen voor haar werkruimte, de
man had me al stevig vast, en als ik niet de
sterkere was, zou ik lelijk de klos zijn
geweest!'
(...)
Als door een nevel
zag ik daar Giton op de stoep staan en ik vloog
op hem af.
*
Toen ik vroeg of
broertje ons misschien iets te eten had gemaakt,
ging de jongen op bed zitten en veegde met zijn
duimen een stroom van tranen weg. Ik raakte van
slag door broertjes gedrag en vroeg hem wat er
gebeurd was. Een tijdlang hield hij zich in en
wilde niets kwijt, maar toen ik bij alle
smeekbeden ook boos werd, zei hij: 'Die broer of
maat van jou kwam daarnet onze kamer
binnenrennen en wilde de aanval openen op mijn
blanke onschuld. En toen ik het uitschreeuwde
trok hij zijn zwaard en zei: "Ben jij Lucretia?
Dan heb je nu Tarquinius gevonden!"'
Na dat verhaal
schudde ik mijn vuisten voor Ascyltos' ogen.
'Wat moet dat?' riep ik. 'Hoerenjong met je
benen wijd en die stank tot in je mond!'
Ascyltos deed of
hij huiverde. Maar vervolgens zwaaide hij
heftiger met zijn vuisten en zette een veel
hardere toon op. 'Hou je bek!' schreeuwde hij.
'Gore gladiator, uitschot van de arena! Hou je
bek, killer in de nacht. Zelfs niet toen je nog
een kerel was heb jij gestreden met een echte
vrouw. Nee, in het park moest ík je broertje
zijn, net zoals nu die jongen hier in de
herberg!'
'Jij bent er
tussenuit geknepen bij dat gesprek met de
professor!'
'Wat moest ik dan
doen, grote stomkop? Ik ging kapot van de
honger! Of had ik soms al die spreuken moeten
aanhoren, dat gerinkel en getinkel, die
uitgewerkte hersenschimmen? Jij bent verdomme
veel erger dan ik: om een etentje te krijgen heb
je die dichter complimenten gegeven!'
*
Zo barstten we
na die vreselijke ruzie weer in lachen uit.
==========================
Een ander
vertaald fragment (c. 32-34) is gepubliceerd
in
Kunsttijdschrift Vlaanderen, 54, 2005,
nr. 304, 44-45, in een speciaal katern dat een
eerbetoon brengt aan Patrick
Lateur. Voor volledige tekst zie onder
bij links.
==========================
RECENSIES
(1e druk 2006)
Uit: Nederlands Dagblad,
6 oktober 2006
Bij dezelfde
uitgever en van dezelfde vertaler verscheen
eerder dit jaar een
bloemlezing uit de Legenda aurea, een
middeleeuwse verzameling heiligenlevens van
Jacobus de Voragine. Dat is wel iets heel anders
dan de schelmenroman Satyrica,
waarschijnlijk geschreven door Petronius,
arbiter elegantiae aan het hof van keizer
Nero. Het verhaal over Encolpius en zijn
vriendje Giton is
uitzonderlijk schaamteloos; hoewel de
middeleeuwse kopiisten de meest onkuise
gedeelten waarschijnlijk al hebben geschrapt.
Petronius vertelt het verhaal met een zeker
raffinement. Een figuur als de dichter Eumolpus
(verheven opvattingen, vuige praktijk) vergeet
je niet. Maar ook na twee millennia heeft het
lichtzinnige plezier van Petronius om al deze
volkse figuren, die hun hedonistische wansmaak
zonder terughouding etaleren, nog weinig
van zijn weerzinwekkendheid verloren. De
vertaler heeft merkbaar plezier gehad in zijn
werk. De vertaling is bedoeld als opvolger van
de editie van A.D. Leeman uit 1966.
---------------
Uit: HP/De Tijd
23 september 2006
Wij kennen hem beter als 'Satyricon', naar de
ophefmakende film van Fellini. In een nieuwe
Nederlandse vertaling die zonet verscheen bij
Athenaeum Polak & Van Gennep, is de roman
van de Romeinse auteur Petronius vertaald als
'Satyrica'. (...) Middeleeuwse kopiisten zetten
met name graag de schaar in de erotische
passages. Enkel het diner van Trimalchio is zo
goed als compleet bewaard. Toch is 'Satyrica'
nog goed leesbaar, ook omdat de vertaler
achteraan de verhaallijn van de roman samenvat.
(MH)
---------------
Uit: De
Groene Amsterdammer
10 november 2006
Vincent
Hunink heeft in zijn nieuwe vertaling zijn best
gedaan de stijlkenmerken van het origineel
getrouw weer te geven.
(Pi e t G e r b r a n d y)
(NB
de recensie van Piet Gerbrandy, getiteld 'In
gesprek met zijn roede' is voor het overige
een lezenswaardig essay over de inhoud van de
Satyrica. Het essay is online
voor
Groene-abonnees beschikbaar en voor
anderen nabestelbaar).
---------------
Uit: Vrij
Nederland
9 december 2006, p.76-77
Met
de groot gezette ondertitel 'Ondermaatse
vertaling van geniaal boek' geeft Allard
S c h r ö d e r een lang betoog over het
boek, dat in de laatste kolom eindigt met de
volgende opmerkingen over de vertaling.
'(...)
Helaas is de 'Satyrica' met samengeknepen billen
vertaald, waardoor van de geest van het boek
bijna overal slechts een walmend pitje
overblijft. Het Latijn heeft voor de vertaler,
Vincent Hunink, weinig geheimen, het Nederlands
wel. Dat komt omdat hij 'op veel punten heeft
gemeend dichter bij het Latijn te kunnen
blijven, vooral in de woordvolgorde (...)'. Een
dwaling. Alsof de woordvolgorde van het Latijn
ook maar enige betekenis in het Nederlands
heeft. Het resultaat van deze opvatting vindt
men in zinnen als deze: 'Wat mijn eigen deelname
betreft, ik wijs geen enkel risico van de hand
zolang het enige hoop op redding biedt!'Of: 'Een
kunstmatig kleurtje bezoedelt het lichaam doch
brengt geen verandering teweeg'. Het gymnasiaal
Nederlands, dat Hunink naar eigen zeggen heeft
willen vermijden, is volop aanwezig. 'Furia'
heet nog gewoon ouderwets 'razernij' - er is
zelfs sprake van een 'razende ziel' - 'flere' is
'wenen' in plaats van 'huilen', 'tacere'
'zwijgen' in plaats van 'zijn mond houden' en
'secreta' zijn 'geheimenissen', waar gewoon
'geheimen' had volstaan. Bij herhaling gebruikt
Hunink oubollige jongensboekentaal als 'ons
buikje rond eten' of 'er gloeiend bij zijn'.
Hoewel hem af en toe wel eens wat lukt, is deze
Nederlandse Petronius in het algemeen onder de
maat. Dertig jaar zou de vertaling kunnen
meegaan, aldus de trotse vertaler. Ze is
eigenlijk nu al aan vervanging toe. Gelukkig kan
het werk wel tegen een stootje. (...)'
Reactie van Vincent
Hunink (10-12-2006): Kritiek krijgen
vindt niemand leuk, maar hoort er natuurlijk
bij als je iets publiceert. Maar het wordt
onplezierig als aantijgingen unfair zijn of
zelfs moedwillig een vertekend beeld geven.
De passage over de vertaling
is op de eerste plaats een treurig voorbeeld
van de manier waarop in Nederland
‘vertaalkritiek’ nog steeds kan worden
bedreven: men zet aan het slot een paar
losse frasen of zelfs losse woorden naast
elkaar die niet bevallen en men concludeert
dan meteen dat het geheel ‘onder de maat
is’. Bij gebrek aan contekst heeft de lezer
verder het nakijken.
Op de tweede plaats is hier
veel af te dingen op de details. Gelukkig
kan ik op deze plek zelf nog iets uitleggen,
al zal het weinig meer helpen. Maar ik wil
de punten van ‘kritiek’ niet onweersproken
laten.
1. de
kwestie van de woordvolgorde
Vroeger meende men dat de woordvolgorde in
het Latijn er niet toe doet en volkomen
vrij is. Tegenwoordig is het inzicht,
eenvoudig gezegd, dat de ordening van
informatie in de Latijnse zin wel degelijk
aan regels is onderworpen en daarbij ook
nog bewuste keuzes en accentuering kan
weergeven. Het is dus simpelweg zaak daar
rekening mee te houden. Dit inzicht zou
ook S. moeten hebben bereikt. Discussie
hierover lijkt me verder zinloos.
2. de
'gymnasiale' zinnen
S. hoeft mijn zinnen natuurlijk niet mooi
te vinden, maar het is domweg onjuist om
de indruk te wekken dat de voorbeelden
mijn neutrale vertaalstijl weergeven.
De eerste
zin (‘Wat mij betreft...’) komt van p.130
(c.102). Hier is Eumolpus in ronkende taal
de Grote Leermeester aan het spelen
tegenover zijn benauwde vrienden. De
plechtige taal werkt in zijn mond vooral
komisch. Ik heb me in de vertaling
eigenlijk nog ingehouden: het recente
commentaar van Habermehl (2006) wijst
terecht op het zeer zeldzame gebruik van
‘comitatus’ (‘medewerking’: bij mij
‘deelname’) en op de opzettelijke
Ciceroniaanse slot-wending ‘spem salutis
ostendit’.
De tweede
zin komt van de volgende pagina, p.131
(c.102). Nu is de jonge Giton aan het
woord, die in zwaar retorisch aangezette,
pathetische formuleringen zijn spreek- en
acteertalent toont. Ook hier laat alleen
al de lange noot van Habermehl zien
hoeveel verwijzingen er achter de woorden
liggen. Het móet hier aanstellerig en
pedant klinken: dat past bij het sprekende
personage!
3. losse
woorden
Zijn de zinnen al uit hun verband gerukt,
voor de losse woorden geldt dat nog meer.
‘Furia’ komt verschillende keren in dit
soort conteksten van retorisch
aanstellerig vertoon voor, zoals in de
openingszin van de Satyrica en in het
lange, gezwollen gedicht over de
Burgeroorlog.
In c.118 (p.156) diskwalificeert de oude
Eumolpus andere dichters die verkeerde
poëzie schrijven: dat zijn 'profetieën van
een razende ziel’. Daarna barst hij zelf
los in een lang, gezwollen gedicht.
En ja, natuurlijk schrijf ook ik ‘huilen’
en ‘je mond houden’, óók in deze
vertaling, en zijn ‘wenen’ en ‘zwijgen’
gereserveerd voor pseudo-verheven
taalgebruik, zoals de figuren dat bij
bepaalde gelegenheden gebruiken om indruk
te maken.
Mijn vertaling ‘geheimenissen’ (p.35,
c.17, woorden van de imposante Quartilla
over een religieus ritueel) is een kleine
toespeling op Vondels
‘Altaergeheimenissen’ en de mooie
beschouwing daarover van Frans Kellendonk:
S. zelf zegt terecht dat de Satyrica vol
verwijzingen en literaire toespelingen
staan. Dat rechtvaardigt dus wel eens een
enkel beladen woord, vind ik. Jammer als
het de criticus of lezer ontgaat.
4. nog twee
wendingen
Tja, ‘ons buikje rond eten’ klinkt lullig,
maar dat is, opnieuw, met opzet. Het
Latijn heeft ‘nos impleuimus cena’ (p.34,
c.16) letterlijk ‘we vulden ons met het
diner’, dus er staat echt iets meer dan
‘we aten’.
En dat ‘gloeiend erbij zijn’ (p.39, c.22)
is inderdaad iets vetter vertaald dan het
Latijn, maar geeft een bedoeld klein extra
effect: in de alinea ervoor is er sprake
van olielampen zonder brandstof, en in de
alinea erna van nieuwe olie voor diezelfde
lampen. Een kleine talige knipoog in het
Nederlands dus, ter compensatie van
effecten elders die ik niet kon
overbrengen.
5 'dertig
jaar'
Tot slot de ‘trotse vertaler’ volgens wie
de vertaling ‘dertig jaar zou kunnen
meegaan’.
Op p.214 schrijf ik in het nawoord,
enkele alinea’s na een passend eerbetoon
aan een ándere, voorgaande
Petronius-vertaling van Leeman dat het
‘mooi zou zijn als deze vertaling ook weer
een jaar of dertig meekan’. Wie goed
leest, proeft hier toch een andere nuance
dan S. suggereert.
S. heeft zijn harde
oordeel gebaseerd op een paar losse frasen,
zonder enige nadere onderbouwing. Bij geen
enkel voorbeeld is rekening gehouden met de
retorische en dramatische contekst. Er zijn
gewoon willekeurig wat frasen uit de tekst
geplukt en geďsoleerd. In dit geval, uit de
pen van een ervaren classicus, criticus en
schrijver, geeft dat te denken. Naar mijn
idee is hier sprake van moedwillig verkeerd lezen.
---------------
Uit:
De Standaard,
5 januari 2007, p. L15
'(...)
Wie in het Nederlands een authentiekere
Petronius wilde lezen, was tot nu toe aangewezen
op de vertaling van A.D. Leeman (1972). Zijn
levendige en vrijmoedige, maar ongelijke en niet
geheel volledige weergave klinkt nu wat
gedateerd. De nieuwe versie van de productieve
latinist Vincent Hunink bekt beter, al treft ook
hij de beschaafde toon van de verteller en de
platte taal van de bijfiguren niet echt. Alleen
een stilist als Gerard Reve zou de suprieure
ironie kunnen evenaren waarmee Petronius de
schunnigste situaties beschrijft.
Dat bezwaar
mag niemand weerhouden deze versie te lezen
(...)'
(P a u
l C l a e s)
---------------
Uit:
De Volkskrant,
19 januari 2007, p.28
'De goede lezer, doceerde Nabokov al,
is de herlezer. Die kijkt scherper. Deze week:
choreograaf Rudi van
Dantzig (1933), auteur van de roman Voor
een verloren soldaat (1986), herleest Petronius’
Satyrica.'
Hoe lonend is het je als ‘gewoon’,
niet klassiek geschoold lezer te verliezen in
een vertelling uit de Romeinse oudheid: wat
kun je daar vandaag de dag nog van meenemen?
‘Lonend’, ‘verliezen’, ‘meenemen’ : Petronius,
de schrijver van Satyrica, zou ondergetekende
daarvoor op sarcastische wijze een draai om de
oren hebben toegediend.
(...)
Petronius' zienswijze en commentaar op
gebeurtenissen uit de Romeinse keizertijd doen
vaak denken aan onze huidige maatschappij,
vooral ook dankzij Vincent Hunink, die de
antieke schelmenroman op virtuoze manier in
een uitermate hedendaags taalgebruik heeft
overgezet.
(...)
In Satyrica volgen we de belevenissen van het
vriendenpaar Encolpius en Giton, drinkend,
vechtend, vretend en veelvuldig vrijend, zowel
met mannen als met vrouwen, en dat alles
uiterst veelzeggend verwoord.
‘Grote
goden, wat een nacht! / Heerlijk zo'n bed!
We kleefden heet / tegen elkaar en lieten de
zielen / overspringen van lip op lip. /
Vaarwel dus, sterfelijke zorgen! / Ik had er
wel in willen blijven’: je vraagt je af of
dat een vondst van de vertaler is, of dat
Petronius zelf een dergelijke
dubbelzinnigheid heeft neergeschreven.
(...)
De vertaler
las de Latijnse tekst als
tweedejaarsstudent, begin jaren tachtig,
‘met rode oortjes en met stijgende verbazing
en bewondering,’ en sindsdien heeft
Petronius hem nooit meer losgelaten. Daarvan
levert Huninks Satyrica het overtuigend
bewijs: voor hem werd herlezen
herscheppen.
(R u d i v a n D a n t
z i g)
---------------
Uit: Filter 14,
2007, 1
maart 2007
"In tijden van
hernieuwde aandacht voor de Romeinse
geschiedenis (denk aan het succes van Tom
Hollands Rubicon,
Robert Harris’ roman Imperium,
de televisieserie Rome etc.)
is een nieuwe vertaling van (alle restanten
van) het bijna verloren gegane meesterwerk Satyrica
van Petronius een gebeurtenis van de eerste
orde. Petronius
is naar alle waarschijnlijkheid de
etiquettemeester en maître
des plaisirs (elegantiae
arbiter) van keizer Nero die bepaalde
wat men aan het hof trendy moest vinden. Hij
viel in ongenade, hield de eer aan zichzelf en
zou temidden van het vertellen van grappen en
wufte liedjes zijn eigen dood regisseren.
Vincent Hunink verving de
vertaling van A.D. Leeman uit 1966, en dat was
nodig, hoe verdienstelijk die ook was. Binnen
dertig jaar zal het Huninks lot zijn.
(...)
Hoe vertaal je
een roman in flarden, vol parodieën en
pastiches? Hoe laat je de man uit de straat
spreken? Het maakt van elke vertaling van de
Satyrica een huzarenstuk.
Ik
geef één voorbeeld. Van een gedicht. Twee
vertalers: Leeman en Hunink.
Hemelse
goden,
welk een nacht!
Hoe was het bed ons zwoel en zacht!
Drinkend elkanders ademjacht
wensten we ‘s levens last te derven
en deze zoete dood te sterven.
Dat wordt bij
Hunink tekstgetrouwer, preciezer en
opwindender:
Grote goden, wat
een nacht!
Zo’n heerlijk bed! We kleefden heet
tegen elkaar en lieten de zielen
overspringen van lip op lip.
Vaarwel dus, sterfelijke zorgen!
Ik had er wel in willen blijven.
Ik mis alleen
“errantes” bij die zielen: ze zijn zwervend,
delirerend. De kus als een overdracht van
zielen is een topos sinds een Grieks epigram
dat aan Plato wordt toegeschreven. Hunink
noemt
de vertalingen van Leeman gekenmerkt “door een
badinerende toon, die voortkomt uit een te
geringe dunk van de originelen”. Badinerend
zou ik bovenstaande vertaling van Leeman niet
noemen, maar de geringe dunk van het origineel
heeft inderdaad de frisheid en onbevangenheid
van het versje opgeofferd aan een onnodig
plechtig gerijm.
Hunink heeft
spelfouten, dialect en streekgebonden
woordgebruik in de passages waar volkse types
plat Latijn spreken bewust vermeden: “Het
gevaar van een ál te spreektaal-achtige
weergave is dat de vertaling snel veroudert.
Het zou mooi zijn als deze vertaling ook weer
een jaar of dertig meekan. Ik ben daarom in
deze passages minder ver gegaan dan ik kon en
soms ook graag wilde.” Dat is soms jammer.
Zo is Echion -
een wandelend vat vol gemeenplaatsen en
bekrompenheid - bij Leeman een voddenkoopman
(“lompenkoopman” in de vertaling van Paul Van
de Woestijne uit 1944) maar bij Hunink een
gewone klerenhandelaar. De waterpot van Leeman
is een vieze kamerpot geworden bij Hunink,
maar Van de Woestijne heeft de meest treffende
vertaling: die piespot van een wijf (matella).
Met
wat meer durf had er hier en daar iets meer
ingezeten. Te
meer omdat heel wat woorden onvaste
betekenissen hebben en wat marge laten: zo is
een stel dwergen
bij Leeman een paar sjonnies bij
Hunink (cadeeën
bij Van de Woestijne), maar je kan evengoed
aan kleerkasten denken of body guards.
Maar laat mij wel
wezen: in zijn geheel is deze vertaling te
prijzen. Ze geeft ons de ravissante flarden
terug van een boek dat onze tijd een
onbedoelde spiegel aanreikt.
Als er een moraal
is in deze roman, dan deze: toon de wereld
zoal hij is, bevolk hem met parvenus,
blaaskaken en ijdeltuiten. Laat seks zien als
het krachtigste incentive. En doe het allemaal
dansen. De stijl is de aanklacht."
L u
c D e v o l d e r e
tekst overgenomen
met welwillende toestemming van de auteur. Luc
Devoldere is hoofdredacteur van het
tijdschrift Ons Erfdeel.
-----------------
(...) 'Vincent
Hunink (die eerder o.m. Apuleius vertaalde)
heeft een grandioze vertaling geleverd van deze
schelmenroman, waarin vrijwel geen gewoon mens
voorkomt: het gaat (zegt de Inleiding) om
'slaven en vrijgelatenen, sjacheraars,
oplichters en fraudeurs, verlopen leraren en
mislukte dichters'. De fragmentarische
overlevering van de tekst geeft eigenlijk een
heel moderne indruk: net als in een film
verschuift het beeld regelmatig. Na de inmiddels
'klassieke', maar inmiddels wat gedateerde
vertaling van A.D. Leeman uit 1966 is deze
levendige nieuwe vertaling, die voor het eerst
ook werkelijk volledig is, een prachtige
verrijking. Een korte inleiding en een nawoord
over vertaalprincipes maken het boek echt 'af'.
Ook zeer leesbaar voor wie niets met de
'klassieken' heeft. Ook bekend geworden door de
verfilming door Fellini. Kleine druk.
G. B e r v e l i
n g op
http://www.bol.com/nl/p/satyrica/1001004002851561/
-------------------
Het diner van
Trimalchio (2017)
Bespreking door N a d i a E z z e r o
i l i in de Volkskrant
van 8 april 2017 (Sir Edmund p.32) EN De
Morgen van 12 april 2017, p.40
"Wilde
seksorgieën, bacchanalen en vreetpartijen:
Romeinen dragen de reputatie van goddeloze
viespeuken. Onterecht, volgens de achterflap
van Het diner van Trimalchio, want ‘de
Romeinse literatuur is juist serieus en
ingetogen’. Vast, maar dat geldt dan niet voor
dit boekje van Petronius. Het diner van
Trimalchio, een meeslepend fragment uit de
schelmenroman Satyrica (opgetekend in de 1ste
eeuw na Christus), is een van de bekendste
sce nes uit de literatuur van de oudheid.
Trimalchio, een vrijgelaten slaaf die als
parvenu door het leven gaat, organiseert een
banket om te pronken met zijn rijkdommen.
Encolpius, de benevelde verteller, slaat de
decadentie gade. De avond is een slagveld. Er
komen gerechten voorbij als testikels en de
baarmoeder van een ongedekte zeug. De meest
onwaarschijnlijke verhalen, vol gepoch en
ranzigheid, worden gierend van het lachen door
de gasten verteld. En tot overmaat van ramp
krijgen slaven en ‘lieverdjes’
(jongensprostitués) een vernederende
behandeling die even achteloos als
humoristisch wordt beschreven. Compleet
onpasselijk Wie niet thuis is in oude Romeinse
gebruiken, leert bovendien leuke, totaal
nutteloze wetenswaardigheidjes. Zo draagt een
everzwijn dat het klapstuk van het diner van
de avond ervoor was, maar niet is opgegeten,
een vrijheidsmutsje. Aangesneden en al wordt
het dier als ‘vrijgelatene’ opgediend. Het
diner van Trimalchio is een hilarische ode aan
losbandigheid en waanzin. Langzaam en opgewekt
verliest de verteller zijn decorum. Dat duurt
bijna 80 pagina’s, tot hij getuige is van een
sce ne waarvan ook hij zo ‘compleet
onpasselijk’ wordt, dat hij het feest
ontvlucht. Jammer, want het krankzinnige en
meeslepende banket had nog veel langer mogen
duren."
-------------------
uit de bespreking door V e r
a W e t e r i n g s op
www.hereditasnexus.nl
Het fictieve diner is
niet alleen buitengewoon interessant vanwege het
afwijkende onderwerp, maar ook vanwege de
opzettelijk slordige spreektaal die wordt
gebruikt. Hunink laat deze platte dialogen in
zijn vertaling bijzonder fraai tot zijn recht
komen.
volledige bespreking hier
-------------------
onverwachte bespreking in de kookrubriek
van de Volkskrant wo 10 mei 2017, p. V18
door O n n o K l e y n
LINKS
latest changes here
17-09-2017
|