VincentHunink



HOME VERTALINGEN | ALLE PUBLICATIES | INDEX | CONTACT




 


Aurelius Augustinus
De weg komt naar u toe
Preken over teksten uit het Johannes-evangelie

 Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door 
Joke Gehlen - Springorum, Vincent Hunink,
Hans van Reisen en Annemarie Six - Wienen, 
Damon, Budel 20
07, 2e druk 2011

365 blz.; geb. ISBN 978 90 5573 767 3; Eur 34,90

 

Bijna veertig jaar lang heeft Augustinus (354-430) in het Noord-Afrikaanse Hippo Regius de geloofsgemeenschap als predikant gediend. Van heinde en verre kwamen mensen naar deze havenstad om zelf de woorden van de befaamde bisschop te beluisteren of zijn preken in opdracht van anderen op te tekenen. Zo zijn ongeveer zeshonderd preken van hem bewaard gebleven.

Voor deze bundel werden 43 preken uitgekozen van de sermones de scripturis. In deze groep preken staat de behandeling van een bijbeltekst centraal. Dit boek bevat alle bewaard gebleven preken van Augustinus over pericopen uit het Johannesevangelie. De meeste Latijnse teksten waren al eeuwenlang bekend maar van twee preken werden de grondteksten pas ongeveer vijftien jaar geleden teruggevonden. Van 35 preken verschijnt in dit boek de eerste Nederlandse vertaling.

Augustinus valt in deze preken te leren kennen als een zorgvuldige uitlegger van de bijbel, een toegewijd pastor een een diepzinnig theoloog. Als geen ander beijverde hij zich om de rijkdom van bijbelse passages voor allerlei mensen toegankelijk te maken: zijn preken sprankelen van levend geloof, diepe wijsheid en pastorale zorg. De bisschop verkondigt daarin aan zijn luisteraars en lezers Jezus Christus als een weg tot God. Door zijn komst is die weg naar ons toegekomen. We hoeven de weg naar God dus niet meer te zoeken. We hoeven maar op te staan en te gaan lopen - op ons karakter in plaats van op onze voeten.

Het boek is een vervolgproject op de vertaling van Als korrels tussen kaf - preken over het Marcus- en Lucas-evangelie, verschenen in 2002 (herdruk in voorbereiding.

Het boek is gepresenteerd in Eindhoven op 17 maart 2007. Een tweede druk verscheen in december 2011.


De vertalers



Hans, Vincent, Joke en Annemarie; mei 2005, 
(foto Ingrid van Neer; klik voor vergroting)

Drs. Joke Gehlen-Springorum (1940) studeerde klassieke taal- en letterkunde aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen. Gedurende vijfentwintig jaar was zij als docente verbonden aan het katholiek gymnasium Rolduc te Kerkrade.  

Dr. Vincent Hunink (1962) is als docent en onderzoeker Latijn verbonden aan de Radbouduniversiteit Nijmegen. Hij publiceerde Nederlandse vertalingen van onder meer Caesar, Apuleius, Tacitus en de kerkvaders Athanasius en Benedictus.  

Drs. Hans van Reisen (1957) studeerde theologie in Utrecht en was tussen 1985 en 1989 als wetenschappelijk assistent verbonden aan de toenmalige Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht. Sinds de oprichting van het Augustijns Instituut is hij daar werkzaam als studiesecretaris.  

Drs. Annemarie Six-Wienen (1968) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Jarenlang was zij docente in het middelbaar onderwijs. Voorts was zij werkzaam bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Sinds 2010 studeert zij theologie aan de Vrije Universiteit (Amsterdam)


Hans, Joke, Annemarie en Vincent 
met het nieuwe boek, maart 2007, 
(foto Marco Balvers; klik voor vergroting)

 



Dankwoord namens de vertaalgroep

uitgesproken bij de boekpresentatie op 17 maart 2007 in Eindhoven

Dames en heren,

Er bestaat een foto van onze vertaalgroep, die ons heel aardig weergeeft. Vier mensen buiten zittend, in de tuin, half in de zon, in zomerse kledij: veel wit en lichtblauw. Er wordt vrolijk gedronken (rosé, witte wijn, bier). We zíjn ook vrolijk, want we kijken elkaar lachend aan. Hans lacht mee maar kijkt, publiciteitsbewust als hij is, vooral recht in de camera. Van woordenboeken, computers en boeken geen spoor. Er liggen nog wat papieren op tafel, maar daar is geen overtuigende interesse meer voor.  

De grote vraag is: waar is hier Augustinus? En: wat zegt dit over ons? Waar is het onze groep eigenlijk om te doen? Wat verbindt ons? U ziet het op die foto eigenlijk heel mooi, en ik zeg het maar kortweg en zoals de dingen liggen: wat ons bindt is uiteindelijk niet Augustinus en zijn teksten, maar ons samen-zijn als groep. Dat verbaast u misschien. Want u dacht misschien dat wij allemaal onvoorwaardelijke bewonderaars en vrienden van Augustinus waren.  

Natuurlijk, voor sommigen van ons geldt dat laatste, 'vrienden van Augustinus', beslist wel. Zeker Annemarie en Hans, elk vanuit een eigen achtergrond, zijn ijverige Augustinus-lezers. Vaak worden zij in hart en hoofd getroffen door wat de kerkvader in zijn preken schrijft: in ons vertaalwerk maken we dat zogezegd live mee. Zeker eenmaal per dag klinkt Hans' spontane kreet: 'Fantastisch!'.  

Voor de twee classici, Joke en mij, ligt het een beetje anders. Joke zou ik nog wel kenschetsen als een respectvolle 'bewonderaar' van Augustinus maar toch niet als 'vriend'. Bewonderaar is wat afstandelijker en houdt toch ook ruimte voor reserves in.  

En dan ikzelf. Tja, ik ben, vrees ik, een hopeloos geval: nóch 'bewonderaar' nóch 'vriend' van Augustinus. Ik ben geboeid door zijn taal en denkkracht, maar inhoudelijk sympathiseer ik met antieke ketters, vrijbuiters en andersdenkenden, en neem ik dus op voorhand aan dat wat Augustinus wil uitleggen minstens onjuist en misleidend is, en anders wel irrelevant... Voor echte vrienden vormt een preektekst van Augustinus een adembenemend berglandschap met geweldige vergezichten en indrukwekkende, inspirerende hoogten. Voor mij is het eerder een woestijn zonder oases. -- U begrijpt het: Hans heeft dus een zeker risico genomen toen hij uitgerekend mij vroeg om hier iets namens onze groep te zeggen!  

Toch doe ik dat graag, want gelukkig beleef ik, mét de drie anderen, veel plezier in het werk. Waar zit dat plezier in? Het is in de eerste plaats het plezier van ambachtelijk werk en de rust en bevrediging die het geeft om samen een tekst, adequaat weer te geven in onze eigen taal. Dat betekent samen wikken en wegen, proeven en proberen, tot alles er goed staat. Althans, zo goed we kunnen.  

Dat ambachtelijk werk zou onmogelijk zijn zonder degelijk materiaal, dat wil zeggen bruikbare basisvertalingen. Bij ons worden die gemaakt door Joke. Graag gebruik ik deze gelegenheid om mij toch te outen als 'bewonderaar', maar dan van háár! Met groot geduld worstelt zij op haar eentje thuis met de teksten. En met niet minder geduld ziet ze toe hoe haar moeizaam verworven teksten in Eindhoven worden ontrafeld, zin voor zin bediscussieerd en veranderd. Ze doet daar bovendien zelf flink aan mee. Joke, ik zou het niet kunnen! Je hebt een waarachtige en authentieke humilitas, die mij ontzag inboezemt en waar ik van kan leren. Je staat niet graag in de aandacht, ik weet het, maar toch wil ik graag één speciaal applaus voor jou!  

Het plezier van het werk zit ook in kleine dingen. Na zo'n tien jaar, dus zeg honderd vertaaldagen, kennen we elkaar behoorlijk goed en zijn we echt op elkaar ingespeeld. Plezier is bijvoorbeeld een een-tweetje van de classici tegen de rest, of van de beide dames tegen de beide heren (die moeten in de pauze vaak koffie gaan zetten – ik noem dat een duidelijk geval van doorgeslagen emancipatie), of met drieën een nummer vier wegstemmen, uiteraard in wisselende coalities.  

Op één punt werkt de drie-tegen-een formule overigens niet: als u om, zeg, twaalf uur of half vier bij ons binnenkomt ziet u drie huiverende en kleumende letterkundigen met sjaals, mutsen, dikke jassen etc. tegen de kou, die ons stilaan tot de botten gaat, en één stralende theoloog in hemdsmouwen. Uit naastenliefde zet Hans de verwarming zo hoog hij het nog nét kan verdragen, zo op 20, maar op dit punt vormen we helaas nog geen Vier-eenheid.  

Plezier op het werk komt ook door de secundaire voorwaarden. We werken op een keurige, ruime, kamer, krijgen geld en boeken, er is koffie en thee (lekker warm!), en een hoogtepunt is telkens het gezellig samen lunchen op kosten van de zaak.  

Ons werk zou niet mogelijk zijn zonder ondersteuning van velen. Allereerst noem ik graag de ABC (Advies- en Beleids Commissie) van het Augustijns Instituut, onder leiding van Dr Joop Smit, en de uiteindelijke opdrachtgever, de Nederlandse Provincie van de Orde van de Augustijnen, geleid door pater Clement, de opvolger van pater Bodaar. Op details verschillen de ABC en wij wel eens van mening, maar in hoofdlijnen voelen we ons altijd gesteund en gewaardeerd. We danken de ABC en de Provincie voor de manier waarop ze ons vertaalwerk mogelijk maakt, jaar na jaar.  

In concreto gebeurt dit faciliteren vooral door de studiesecretaris, Hans van Reisen, toevallig ook lid van onze vertaalgroep. U heeft Hans vandaag weer in actie gezien, dus u begrijpt onze waardering voor zijn stuwende kracht. Vooral wanneer de dingen precies zo lopen zoals Hans het wil, én in de juiste volgorde, is hij op zijn best! Hans, mede namens Joke, Annemarie en jezelf dank ik je voor je inzet als organisator.  

Ook onze meelezers zijn we dank verschuldigd. Dat geldt met name Richard van Zalen, die al onze teksten nog eens grondig herleest en ons zo menigmaal voor fouten behoudt.  

Onze erkentelijkheid geldt in het bijzonder ook de medewerkers van uitgeverij Damon in Budel, sinds enkele jaren de vaste Augustinus-uitgever. Jos en Marleen van de Laar hebben hart voor de zaak, en werken bovendien uiterst efficiënt en snel, betrouwbaar en klantvriendelijk om goede en mooie boeken te maken. We hopen dat de plezierige samenwerking nog lang doorgaat.  

Ik dank... nee, genoeg nu! Wie spreekt vlak voor een borrel moet het niet te lang maken. De gedachten dwalen immers naar andere, meer aardse zaken... Ik rond dus af. Maar ik wil per se ook u, bezoekers en lezers, noemen. Het is voor ons, vertalers, steeds een bron van inspiratie en plezier om te weten dat u er bent, dat u ons werk wilt gebruiken. Zonder u was ons werk wel mooi en plezierig, maar uiteindelijk nutteloos. Dankzij u, in uw handen, vindt het zijn vervulling. Onze dank gaat daarom ten slotte vooral uit naar u.

Vincent Hunink

 



Teksten

Voorbeeldteksten: Preek 143 (integraal) en de zeer korte Preek 145 (integraal). Noten zijn hier niet opgenomen.

 

Preek 143 :Er is maar één zonde

Reiniging door geloof

[1] Er is één geneesmiddel voor alle verwondingen van de ziel, er is één verzoening voor de zonden van de mens: geloven in Christus. Helemaal niemand kan gereinigd worden van de erfzonde, die van Adam stamt: in hem hebben alle mensen gezondigd en zo zijn zij door hun geboorte kinderen van de boosheid geworden. Maar je komt ook niet af van de zonden die je daar zelf aan hebt toegevoegd: je biedt geen weerstand aan je lichamelijke verlangens maar geeft daaraan toe. Door schandelijk en schaamteloos gedrag raak je eraan verslaafd.

Reiniging kan alleen als wij door het geloof één worden met Christus, als we worden ingelijfd in het lichaam van Hem die is verwekt zonder enige lichamelijke lust en zonder dat verderfelijk genot. Hij is zonder zonde gegroeid in de schoot van zijn moeder en Hij heeft niet gezondigd. In zijn mond is geen bedrog gevonden. Allen die in Hem geloven worden kinderen van God. Want ze worden geboren uit God, ze zijn aangenomen kinderen door de genade van het geloof in onze Heer Jezus Christus.

Daarom, lieve mensen, noemt diezelfde Heer en Redder van ons dit met recht de enige zonde en hiervan beschuldigt de Heilige Geest de wereld: dat ze niet in Hem hebben geloofd. Volgens Johannes zegt Jezus: "Om de waarheid te zeggen: voor uw eigen bestwil moet Ik weggaan; doe Ik dat niet, dan zal de Helper niet naar u komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toezenden. En als Hij komt, zal Hij de wereld beschuldigen en laten zien wat zonde, wat gerechtigheid en wat oordeel is. Zonde is dat ze niet in Mij hebben geloofd. Gerechtigheid is dat Ik heenga naar de Vader en u Mij niet meer zult zien. Oordeel is dat de vorst van deze wereld is veroordeeld."

Unieke zonde

[2] Alleen van deze ene zonde wilde de Geest de wereld dus beschuldigen: dat ze niet in Christus geloven. Door in Hem te geloven worden alle zonden uitgewist, en daarom wilde Hij kennelijk alleen deze ene zonde aanrekenen. Alle andere zonden liggen daarin besloten. Door te geloven worden mensen geboren uit God en worden zij kinderen van God. Er staat: "Hij heeft hun het vermogen gegeven om kinderen van God te worden, aan hen die geloven in zijn Naam." Daarom zullen allen die geloven in de Zoon van God niet zondigen, voorzover ze Hem trouw zijn en ook zelf, door aanneming, kind en erfgenaam worden van God, dus mede-erfgenaam van Christus. Daarom zegt Johannes: "Wie uit God geboren is, zondigt niet." En dus is de enige zonde waarvan de wereld wordt beschuldigd: niet in Hem geloven.

Dat is dezelfde zonde waarvan de Heer zegt: "Als Ik niet was gekomen, dan zouden ze zonder zonde zijn." Hadden ze dan niet talloze andere zonden? Jawel, maar door zijn komst werden de ongelovigen schuldig aan alleen deze zonde, waarin alle andere liggen opgesloten. Gelovigen hebben deze ene zonde niet, en zo komt het dat alles wordt vergeven aan wie gelooft. Dat is voor Paulus de enige reden om te zeggen: "Allen hebben gezondigd en allen zijn verstoken van de goddelijke heerlijkheid." Daarom worden zij die wel in Hem geloven niet beschaamd. Dat zegt ook de psalmist: "U die naar Hem opziet, straalt van geluk, geen schaamte kleurt uw gelaat." Wie zichzelf verheerlijkt zal worden beschaamd en niet zonder zonden worden bevonden. Daarom worden alleen zij die God verheerlijken niet beschaamd. Want allen hebben gezondigd en allen zijn verstoken van de goddelijke heerlijkheid.

Toen Paulus het had over het ongeloof van de joden zei hij niet: "Als sommigen van hen hebben gezondigd, kan hun zonde dan Gods trouw tenietdoen?" Hoe had hij kunnen zeggen: "Als sommigen van hen hebben gezondigd," terwijl hij zelf zei: "Allen hebben gezondigd"? Nee, hij zei: "Als sommigen van hen niet geloven, kan hun ongeloof dan Gods trouw tenietdoen?" Zo wilde hij meer nadruk geven aan deze ene zonde, waardoor de andere zonden worden uitgesloten van vergeving door de genade van God. Alleen van deze ene zonde wordt de wereld beschuldigd door de komst van de Heilige Geest, dat wil zeggen door het geschenk van de genade dat aan de gelovigen wordt gegeven. De Heer zegt: "De zonde is dat ze niet in Mij hebben geloofd." 

Geschenk van de Heilige Geest

[3] Maar als de Heer altijd voor de ogen van de mens zou verschijnen in zijn verrezen lichaam, was geloven geen grote verdienste en geen zalig geluk. Want de Heilige Geest gaf aan toekomstige gelovigen dit grote geschenk: te hunkeren naar Hem die ze niet kunnen zien, met een hart niet dronken van lichamelijke begeerte maar van geestelijke verlangens. Zo ging het ook met de leerling die had gezegd alleen te zullen geloven als hij de littekens van de Heer met de hand kon beroeren. Het was alsof hij wakker schrok toen hij diens lichaam had aangeraakt. Hij riep uit: "Mijn Heer en mijn God!" Maar de Heer zei tot hem: "Omdat je Me gezien hebt, ben je gaan geloven. Gelukkig die niet hebben gezien en toch zijn gaan geloven."

Dat geluk bracht de Heilige Geest en Helper. Jezus had de gestalte van een slaaf, die Hij had aangenomen in de schoot van de maagd, onttrokken aan onze waarneming. Toen kon de gezuiverde blik van de geest zich richten op de gestalte van God. Die had Hij als gelijke van zijn Vader behouden, zelfs toen Hij in zijn goedheid wilde verschijnen in een lichaam. Zo kon de apostel Paulus, vervuld van dezelfde Geest, zeggen: "Ook als wij Christus hebben gekend met onze zintuigen, nu is dat niet meer het geval." Want hij kende het lichaam van Christus niet door zijn zintuigen maar door zijn hart. Hij erkende het wonder van zijn verrijzenis, niet door Hem nieuwsgierig aan te raken maar door vast in Hem te geloven. Paulus zegt niet bij zichzelf: "Wie zal opstijgen naar de hemel? Dat is: Christus laten afdalen. Of: Wie zal neerdalen in de onderwereld? Dat is: Christus uit het dodenrijk laten opstijgen. Nee, er staat: "Het woord is dicht bij u, in uw mond." Want dat woord is Jezus de Heer. Paulus vervolgt: "Als uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u gered worden. Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid, en de belijdenis van uw mond brengt redding." Dit zijn de woorden van de apostel Paulus, broeders en zusters, die ze oprispt in heilige dronkenschap van de Heilige Geest.

Niets zien, toch geloven

[4] Wij zouden dat geluk, waardoor we niet zien en toch geloven, op geen enkele manier kennen als we het niet van de Heilige Geest hadden gekregen. Daarom zei de Heer terecht: "Voor uw eigen bestwil moet Ik weggaan. Doe Ik dat niet, dan zal de Helper niet naar u komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden." Natuurlijk is Hij als God altijd bij ons, maar als zijn lichaam niet van ons was weggegaan zouden wij Hem altijd zien met onze ogen en nooit geloven met ons hart. Door dat geloof zijn wij gerechtvaardigd en gezegend. We mogen met een zuiver hart het Woord aanschouwen dat God is bij God, het Woord waardoor alles gemaakt is en dat vlees is geworden om bij ons te kunnen wonen.

Als niet de aanraking van onze handen maar het geloof van ons hart gerechtigheid brengt, dan is het terecht dat de wereld wordt beschuldigd vanwege onze gerechtigheid: daar wil men immers niet geloven zonder te zien. Om ons de gerechtigheid van het geloof te geven en zo de wereld te beschuldigen vanwege onze gerechtigheid, zei de Heer: "Gerechtigheid is dat Ik heenga naar de Vader, en dat u Me niet meer zult zien." Het is of Hij zei: "Dit zal uw gerechtigheid zijn: dat u gelooft in Mij een middelaar te hebben, nu Ik ben verrezen en naar mijn Vader ben gegaan. Een middelaar waar u absoluut van opaan kunt, ook als u Hem niet met eigen ogen kunt zien. Als u dan door Hem bent verzoend zult u God kunnen zien met uw hart."

Toen de vrouw die de kerk moet verbeelden neerviel voor de voeten van de verrezen Heer, zei Hij tot haar: "Raak Me niet aan, want ik ben nog niet opgestegen naar de Vader." Dit wordt opgevat als een diepzinnige uitspraak: "Geloof niet in Mij door met uw handen mijn lichaam aan te raken. U moet met uw hart in Mij geloven. Dat betekent dat u Mij moet aanraken met het geloof van uw hart, als ik naar de Vader ben opgestegen. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven."

Dit is de gerechtigheid van het geloof die de wereld mist. Daarom wordt die wereld beschuldigd. Wij missen die gerechtigheid niet, want er staat: "De rechtvaardige leeft door het geloof." Ten eerste zullen we in Hem verrijzen, in Hem op onzichtbare wijze bij de Vader komen en volmaakt worden door de rechtvaardiging. Ten tweede geloven we zonder te zien en leven we door het geloof, want de rechtvaardige leeft door het geloof. Om beide redenen heeft de Heer gezegd: "Gerechtigheid is dat Ik heenga naar de Vader en dat u Mij niet meer zult zien."

Wat is zonde?

[5] De wereld mag niet als excuus aanvoeren dat de duivel haar afhoudt van het geloof in Christus. Want de vorst van deze wereld wordt naar buiten gestuurd ten behoeve van van de gelovigen. Zo kan hij in de harten van de mensen, die door hun geloof bij Christus zijn gaan horen, niet meer te werk gaan zoals bij de kinderen van het ongeloof. Die stookt hij regelmatig op om de rechtvaardigen op de proef te stellen en van hun stuk te brengen. Want de voormalige baas over ons binnenste werd naar buiten gestuurd en daarom bestookt hij ons nu van buitenaf. Hoewel de Heer de vervolgingen door de duivel gebruikt om de zachtmoedigen op het rechte spoor te brengen, is de duivel alleen al door het feit dat hij naar buiten is gestuurd, veroordeeld.

En door dit oordeel wordt het ongelijk van de wereld aangetoond. Want wie niet wil geloven in Christus mag niet klagen over de duivel. Toen die was veroordeeld, dat wil zeggen naar buiten was gestuurd, kreeg hij toestemming ons van buitenaf te bestrijden om ons te harden. Maar niet alleen mannen, ook vrouwen en jongens en meisjes hebben van hem gewonnen: dat zijn de martelaren. En door wie konden die overwinnen? Uitsluitend door Hem in wie zij geloofden en van wie zij hielden, ook al zagen zij Hem niet. Doordat Hij heerste in hun hart waren ze verlost van die duivelse heerser. En dat alles door de genade, dat wil zeggen door het geschenk van de Heilige Geest.

Met recht heeft diezelfde Geest dus de wereld beschuldigd. Hij heeft laten zien wat zonde is: dat ze niet geloven in Christus. Wat gerechtigheid is: dat zij die dat wilden, geloofden, ook al zagen ze degene in wie ze geloofden, niet. Zij hoopten door zijn verrijzenis ook zelf te verrijzen en volmaakt te worden. Ten slotte heeft Hij laten zien wat oordeel is: als zij wilden geloven werden ze door niemand tegengehouden, omdat de vorst van deze wereld al was veroordeeld.

 

 

Preek 145A : Mijn Heer en mijn God

U hebt het gehoord: zij die niet zien en toch geloven worden meer geprezen door de Heer dan zij die wel zien en geloven, ja Hem zelfs hebben mogen aanraken. Toen de Heer verschenen was aan zijn leerlingen was de apostel Tomas er niet bij. Hij had van hen gehoord dat Christus was verrezen en zei: "Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet."

Wat zou er gebeurd zijn als de Heer zonder littekens was verrezen? Had Hij zijn lichaam niet gewoon kunnen opwekken zonder dat de sporen van zijn wonden te zien waren? Zeker wel, maar als Hij de littekens op zijn lichaam niet had bewaard, had Hij de wonden in ons hart niet kunnen genezen. Hij werd aangeraakt en herkend. Het was voor Tomas niet genoeg Hem te zien met zijn ogen, nee, hij wilde geloven met zijn vingers. De Heer zei: "Kom nu maar, leg je vingers hier. - Ik heb niet alles verwijderd, Ik heb iets bewaard om jou te doen geloven. - Kijk naar mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar gelovig."

Toen Tomas van de Heer te zien had gekregen waaraan hij had getwijfeld riep hij uit: "Mijn Heer en mijn God!" Hij raakte zijn lichaam aan en verkondigde luid zijn goddelijkheid. Wat raakte hij aan? Het lichaam van Christus. Was het lichaam van Christus soms de goddelijkheid van Christus? Nee, de goddelijkheid van Christus was het Woord. De menselijkheid van Christus bestond uit zijn ziel en zijn lichaam. Tomas kon die ziel niet aanraken maar wel vermoeden, omdat het lichaam dat dood geweest was weer leefde en bewoog. Maar dat Woord kan niet veranderen en ook niet worden aangeraakt. Het wordt niet minder en het wordt niet meer, want er staat: "In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God." Dat was wat Tomas luid verkondigde. Het lichaam raakte hij aan, het Woord riep hij aan, want het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.



Recensies

De uitgave is kort gesignaleerd of besproken in o.a.:

De Leeswolf 13, 2007,2, 367 (door H a n s   G e y b e l s)

Reveil 2007,7 (door L.G.) (...) 'qua opzet heel prettig. (...) een aantal korte preken van Augustinus die rustig op de bank te lezen zijn. U moet geen diepgaande theologisch ingewikkelde uiteenzettingen verwachten (...) '

De oogst 70, 2007,7,28 (door P.d.B.) 'prachtige bundel' (...) 'de preken zijn prachtig vertaald'(...) 'ik heb enorm genoten van dit boek. De titel is al een preek op zich'

Reformatorisch Dagblad 26,2007,298,16 (door K. v a n  d e r  Z w a a g, ook over twee andere Augustinus-boeken) (...) 'onze kennis van de kerkvader is met deze uitgaven opnieuw vermeerderd' (...)

---

Een uitvoerige beschouwing van A a r t   N e d e r v e e n is verschenen in Wapenveld 57, 2007, 4, 47-48. Enkele citaten:

'Augustinus heeft de moderne lezer veel te zeggen. Dat heeft niet in de laatste plaats te maken met de zorg die de vertaalteams van het Augustijns Instituut in Eindhoven aan de vertaling hebben besteed.
(...)
De levensnabijheid van Augustinus' preken is opvallend. (...) Voor mij heeft de nabijheid van Augustinus het meest te maken met zijn rusteloze vragen. Telkens vuurt hij nieuwe vragen af op de tekst. Het geloof zoekt naar inzicht. En ook als de antwoorden niet (meer) bevredigen, dan toch laat Augustinus op inspirerende wijze zien dat het bevragen van de bijbel helemaal thuishoort in de traditie van de kerk. De indruk bestaat vaak dat de traditie de toegang van hedendaagse hoorders tot de Schrift kan belemmeren. De vertalingen van Augustinus maken duidelijk dat ook precies het omgekeerde mogelijk is. (...) Het werk van de vertalers in Eindhoven maakt in ieder geval duidelijk dat het vertalen van oude teksten uit de christelijke traditie ongekende mogelijkheden in zich bergt.'

---

Een enthousiaste bespreking van de inhoud en stijl van Augustinus' preken door G e r r a r t  v a n   R h e e verscheen in Visserslatijn 29,4, december 2007, 83-86 onder de titel 'Prachtige preken!' Het Augustijns Instituut wordt geroemd om zijn werk om Augustinus' geschriften over te brengen naar het Nederlands.

---


latest changes here: 03-10-2012 16:14

 


 

 

HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2017 V. Hunink

copyright statement  / contact