VincentHunink
HOME VERTALINGEN | ALLE PUBLICATIES | INDEX | CONTACT





ATHANASIUS VAN ALEXANDRIË
Antonius
Onsterflijke icoon van de monnik

vertaling Vincent Hunink
inleiding en annotatie Gerard Bartelink en Guerric Aerden ocso,
Damon, Budel 2013

ISBN 978 94 6036 0626; 152 p; € 26,90

    



De eerste en belangrijkste hagiografie uit de Grieks-Romeinse wereld! Op dit heiligenleven gaan alle latere voorbeelden in het genre direct of indirect terug. De tekst biedt een fascinerend kijkje in de vreemde, verre wereld van het vroege Egypte. Antonius vecht zijn leven lang tegen demonen, en uiteindelijk wordt hij een wijs man, die velen inspireert.

Het leven van de belangrijkste woestijnvader, Antonius de Grote (251-356), werd geschreven door Athanasius, bisschop van Alexandrië, voor een groep asceten met wie hij tijdens zijn ballingschap in het Westen kennis maakte. De roeping van de rijke jongeling Antonius om als kluizenaar in de woestijn te gaan leven, de hallucinante bekoringen waar hij twintig jaar lang tegen strijdt, de volgelingen die hij ontvangt om in het monniksleven te worden ingewijd en de diepe geestelijke rust die hem tot Godschouwer en leraar van velen maakt, worden door Athanasius levendig geschilderd. Weinig levensbeschrijvingen hebben kunstenaars, geleerden en monniken zo gefascineerd als deze vita, hier deskundig in geleid en gepresenteerd in een eigentijdse vertaling.

De eerste uitgave van de vertaling verscheen onder de titel Verleidingen in de woestijn als leestekst voor een groot publiek bij Athenaeum - Polak & Van Gennep (Amsterdam 2002). Voor deze nieuwe uitgave is de vertaling herzien en bovendien uitgebreid met een uitvoerige inleiding en omvangrijk notenapparaat door Gerard Bartelink en Guerric Aerden ocso. De uitgave richt zich op een publiek met specifieke belangstelling voor het monastieke leven en de monastieke traditie.

Presentatie van het boek vond plaats op zaterdag 31 augustus 2013, Boekhandel Roelants, Mariënburg 38-39, Nijmegen, 17u-18u


 


1e uitgave vertaling (2002)



TEKSTFRAGMENT

 

(4) (1) Door zo te leven maakte Antonius zich bij iedereen geliefd. Hij schikte zich in alle oprechtheid naar de ijverige mannen die hij opzocht en probeerde steeds de ijver of ascese over te nemen waarin elk van hen uitblonk.[1] Van de een zag hij de vriendelijkheid, van de ander het voortdurend bidden. Bij weer anderen merkte hij de onverstoorbaarheid of menslievendheid op. Nachtwaken van de een en liefde voor het Woord[2] bij de ander kregen zijn aandacht. Er waren er die hij bewonderde omdat ze streng voor zichzelf waren, of vastten en op de grond sliepen. Van de een behield hij de mildheid, van een ander de grootmoedigheid. En bij allemaal nam hij de vroomheid jegens Christus en de naastenliefde in zich op.[3] 

(2) Aldus verrijkt keerde hij terug naar zijn eigen plaats van ascese. Vervolgens deed hij zijn best om de verschillende deugden die hij had gezien te combineren en allemaal te samen in zichzelf te vertonen. 

(3) Tegenover leeftijdgenoten wedijverde hij niet steeds, alleen wilde hij niet voor hen onderdoen in wat het beste is. En daarbij wilde hij niemand verdriet doen maar de anderen juist vreugde laten voelen over hem. (4) Alle dorpsbewoners en minnaars van het goede[4] met wie hij omging gaven hem, toen ze hem zo zagen, de naam Theofilès ('die van God houdt').[5] Sommigen droegen hem genegenheid toe als een zoon, anderen als een broer. 

(5) (1) Maar de duivel, die het goede haat[6] en afgunstig is, kon er niet tegen bij een jongeman zulke goede voornemens te zien en hij begon alles wat hij gewoonlijk uithaalt ook tegen hem in stelling te brengen. 

(2) Eerst probeerde hij hem van zijn ascese af te brengen door hem van alles in te fluisteren: herinneringen aan zijn bezittingen, zorgen om zijn zus en zijn familiebanden, geldzucht, eerzucht, lekker en gevarieerd eten en andere genoegens van het leven; en ten slotte de hardheid van de deugd en alle moeite die zij kost. Want was het lichaam niet zwak? En duurden de jaren niet lang? (3) Kortom, hij gaf hem een hele wirwar van gedachten in, om hem zo van zijn juiste besluit te laten afvallen. 

Maar toen de Vijand zag dat hij zwak stond tegenover Antonius' voornemens en het eerder zelf aflegde tegen zijn standvastigheid, stukliep op zijn geloof en gevloerd werd door zijn voortdurende gebeden, toen ging hij over op de wapens van de onderbuik.[7] Fier en vol vertrouwen daarop – het is het eerste waarmee hij jongeren belaagt – ging hij de jongeman te lijf. 's Nachts bracht hij hem in verwarring en overdag viel hij hem zozeer lastig dat mensen aan hem konden zien wat voor worsteling er tussen die twee gaande was. (4) De een kwam met onreine gedachten, de ander sloeg ze af met gebed. De een wekte prikkelende voorstellingen, de ander meende dat hij bloosde en legde om zijn lichaam een muur van geloof en vasten. (5) De ellendige duivel ging zover dat hij 's nachts de gedaante van een vrouw aannam en zich op alle mogelijke manieren daarnaar gedroeg, alleen om Antonius te verleiden.[8] Maar die richtte zijn hart op Christus en hield dankzij Hem voor ogen hoe nobel en spiritueel de ziel is, en wist zo dat gloeiende bedrog te doven. 

(6) Opnieuw fluisterde de Vijand hem in hoe zacht het genot is. Nu leek Antonius wel kwaad en verdrietig en hij dacht alleen maar aan de dreiging van het vuur en de kwelling van de worm:[9] door die ertegenover te zetten kwam hij er ongeschonden doorheen. 

Dit alles gebeurde tot schande van de Vijand, (7) want die meende aan God gelijk te worden,[10] maar werd als een kind op zijn plaats gezet door een jongeman. Hij waande zich hoog verheven boven alle vlees en bloed, maar werd omvergeworpen door een met vlees beklede mens. Want deze had de Heer aan zijn zijde, Hem Die omwille van ons het vlees heeft gedragen en aan het lichaam de zege heeft geschonken over de duivel.[11] Daardoor kan elke mens die zo'n strijd levert zeggen: Niet ik, maar de genade van God met mij.[12] 

(6) (1) Uiteindelijk kon de slang Antonius ook op die manier niet klein krijgen, maar moest toezien hoe hij uit zijn hart werd gestoten. Knarsetandend, zoals geschreven staat,[13] en als het ware buiten zichzelf, verscheen hij hem daarna zoals hij geestelijk ook is: als een zwart kind.[14] Hij viel hem zogenaamd voor de voeten en bestookte hem niet langer met gedachten (want de Boze was verslagen), maar richtte zich verder tot hem met menselijke stem. 'Veel mensen heb ik bedrogen', zei hij, 'en de meesten verslagen. Maar hoewel ik tegen jou en je inspanningen alle middelen heb ingezet die ik tegen anderen gebruik, moet ik het nu afleggen'. 

(2) 'Wie ben jij', vroeg Antonius, 'dat je zulke dingen tegen me zegt?' 

Meteen kwam de ander met klagelijke woorden: 'Ik ben de vriend van ontucht. Dat is waar ik jongeren mee belaag, dat soort prikkelingen zijn mijn domein. Ze noemen me "de geest van ontucht".[15] Ik heb al zoveel mensen bedrogen die in onthouding wilden gaan leven en zoveel mensen die al in onthouding meenden te leven geprikkeld en op andere gedachten gebracht! (3) Ik ben degene die de profeet bedoelt met zijn verwijt aan mensen die gevallen zijn: "U bent de weg kwijtgeraakt door de geest van ontucht"[16]. Inderdaad, door mij waren ze onderuitgehaald. Ik ben degene die jou zo vaak heeft lastig gevallen en even zo vaak door jou is teruggeslagen'. 

(4) Antonius dankte de Heer, vatte moed tegen de vijand en zei tegen hem: 'Je bent werkelijk verachtelijk! Zwart is je geest en je bent zwak als een kind. Voortaan heb ik geen last meer van jou. De Heer is mijn helper, ik kan neerzien op mijn vijanden'.[17] 

(5) Toen de Zwarte dat hoorde, vluchtte hij direct weg, want de woorden maakten hem beducht. Hij durfde zelfs niet langer in de buurt van de man te komen.

 

Noten

[1] Bij het motief dat Antonius aan specifieke kwaliteiten van anderen in zijn omgeving een voorbeeld nam, heeft Athanasius zich ongetwijfeld laten inspireren door een levensbeschrijving van de filosoof Pythagoras, die toentertijd ook in neoplatoonse kring veel respect genoot (vgl. Jamblichus, Vita Pyth. 13,8: Pythagoras ging bij de priesters in de leer en leerde van ieder waarop deze zich in het bijzonder had toegelegd). Al van Socrates werd gezegd dat hij zijn licht bij verschillende wijze mannen ging opsteken. In vroegchristelijke teksten vinden we meer dergelijke opmerkingen in verband met het streven naar volmaaktheid. Zo zegt Gregorius de Grote (In Hiezech. hom. 2,5,21) dat het bladeren in heiligenlevens nuttig kan zijn omdat men overal wel iets van zijn gading vindt.

[2] Deze liefde voor het Woord (filoloog, philologos, zijn) zal zich bij een eremiet voornamelijk hebben gericht op het lezen en rumineren van het bijbelwoord. Er is hier een verschuiving in het spel van de betekenis van een woord uit het algemeen taalgebruik naar een specifiek christelijke zin, een karakteristieke trek van de vroegchristelijke groeptaal. Logos (onder meer: 'woord' of 'tekst') kan in christelijke teksten 'het Woord' (Christus) aanduiden of zoals hier : 'bijbeltekst'.

[3] Athanasius geeft hier en elders voorbeelden van monastieke deugden. Opvallend is bij hem het christologische accent.

[4] In VA 5,1 wordt de duivel met de tegengestelde term ‘hater van het goede’ aangeduid.

[5] De interpretatie 'Minnaar van God' is hier te verkiezen boven 'Vriend van God', hoewel men zich voor de laatste op bijbelse parallellen zou kunnen beroepen (onder meer Jak. 2,23 Abraham 'vriend van God'). De oude Latijnse vertaling van deze passage luidt: Theophilum, hoc est, qui Deum amat.

[6] Misokalos (hater van het goede) mag dan niet een van de meest frequente termen zijn waarmee de christenen de duivel (en de demonen) hebben aangeduid, deze benaming stelt wel een hoofdaspect van de duivel in het licht. In die context wordt ze ook meestal gebruikt. Als zodanig figureert de duivel wanneer hij wordt afgeschilderd als de drijvende kracht achter de christenvervolgingen, die het ook in vredestijd de Kerk lastig maakt door telkens nieuwe ketterijen te lanceren. Jaloers op de uitverkiezing van de christenen bestookt hij bij voorkeur hen die naar volmaaktheid streven. De woestijnmonniken vormen dan ook een speciaal doelwit. De drie misokalos-teksten in de VA (5,1; 9,4 en 11,3) hebben in de latere hagiografische literatuur duidelijk weerklank gevonden.

[7] Vgl. Job 40,16. Het gaat in dit vers om de geweldige buikspieren en penis van Behemoth, het nijlpaard, beeld van de apocalyptische draak.

[8] In het eenzame kluizenaarsleven – niet geheel maar wel hoofdzakelijk een mannenaangelegenheid – werd de vrouw gezien als een gevaar en bedreiging van het ascetisch streven. Ze kreeg een plaats in demonische bekoringen en aanvechtingen. Zoals uit menig verhaal blijkt, vermeed een kluizenaar contacten met vrouwen zoveel mogelijk, zelfs met de eigen familie. Vgl. Pachomii vita prima 19 (de duivel neemt de gedaante aan van een vrouw).

[9] Een combinatie waarin verschillende bijbelplaatsen doorklinken, onder andere Jud. 16,17; Jes. 66,24 en Marc. 9,48. De worm stelt de dood en de vergankelijkheid van het leven voor. In vele monastieke tradities geldt de doodsgedachte als een remedie tegen de bekoring van ontucht.

[10] Vgl. Jes. 14,14

[11] De Verlosser heeft de menselijke natuur aangenomen en daardoor de mens verzekerd van de overwinning op het vlees. Hij staat de asceet bij in zijn strijd tegen de demonen. Die dankt zijn overwinning aan Christus, niet aan zijn eigen krachten. De mens heeft deel aan de goddelijke natuur (vgl. VA 74,4). Deze ideeën en formuleringen vinden we ook terug in andere werken van Athanasius (onder meer in De incarnatione 1,3 en 8,9).

[12] 1 Kor. 15,10

[13] Een algemene bijbelse uitdrukking, bijvoorbeeld Ps. 34,16 en Marc. 9,18.

[14] Hier verschijnt voor het eerst in de ascetische literatuur het motief van de duivel die de gedaante aanneemt van een zwarte jongen (zie B. Steidle, 'Der kleine schwarze Knabe in der alten Möncherzählung', Benediktinische Monatschrift 34 (1958), 339-350). Zwart is in de vroegchristelijke wereld de kleur van de duivel en de demonen. Dat het om een jongetje gaat verraadt zijn onmacht. In het NT wordt de duivel de 'vorst van de duisternis' genoemd (Ef. 6,12, geciteerd in VA 21,3). Soms wordt hij kortweg als 'de Zwarte' betiteld. De demonen nemen in enkele verhalen de gedaante aan van kleine Ethiopiërs. In de vroegchristelijke tijd, toen het geloof aan het bestaan van demonen algemeen was, kwam een gevariëerd vocabularium tot ontwikkeling waarmee de boze geesten werden aangeduid. Enkele voorbeelden: vijand(ig), tegenstander, boosaardig, rover, jaloers, listig, slang.

[15] Vgl. Hos. 4,12

[16] Hos. 4,12

[17] Ps. 118,7

 

 

 



DE SAMENSTELLERS

 

Gerard Bartelink (1924) is emeritus hoogleraar Oudchristelijk Grieks en Latijn aan de Radboud Universiteit Nijmegen, voorheen Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij geldt als internationaal specialist op het gebied van het vroege monachisme en verwierf grote bekendheid met
zijn kritische edities van de Vita Antonii in de Griekse originele versie en de oudste Latijnse vertaling. Sinds zijn pensionering is hij steeds wetenschappelijk actief gebleven. Daarvan getuigt onder meer een gestage stroom artikelen en boeken, waaronder ook vertalingen. Zo publiceerde
hij de Dialogen van Gregorius de Grote (2001) en het Boek der mirakelen van Caesarius van Heisterbach (2003-2004).


Vincent Hunink (1962) is universitair docent Latijn en Vroegchristelijk Latijn en Grieks aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij publiceert
sinds 1992 geregeld vertalingen van Latijnse en Griekse auteurs. Voor uitgeverij Damon werkt hij sinds 2002 mee aan tal van vertalingen van
Augustinus, en sinds 2012 aan de reeks MMT. Daarin publiceerde hij, met Guerric Aerden ocso, twee traktaten van Bernardus van Clairvaux:
Apologie en Voorschrift. Daarnaast publiceerde hij bij Damon teksten van Cyprianus, antieke grafinscripties en graffiti uit Pompeï. In 2011 kreeg
hij een prijs van het Nederlands Letterenfonds voor zijn vertaalwerk. Zie: www.vincenthunink.nl


Guerric Aerden (1955) is cisterciënzermonnik in de abdij van Westmalle. Hij studeerde filosofie en theologie en bekwaamde zich in de spiritualiteit van het twaalfde-eeuwse cisterciënzerreveil. Hij is redacteur van De Kovel, monastiek tijdschrift voor Vlaanderen en Nederland. Hij vertaalde in 2005 de Gulden Brief van Willem van Saint-Thierry en samen met Krijn Pansters in 2009 Ommekeer van Bernardus van Clairvaux. Dit werd meteen het startschot van de serie Middeleeuwse Monastieke Teksten. Pater Guerric Aerden bekleedt in zijn abdij de functies van prior, novicemeester en cantor.

 


vlnr Gerard Bartelink, Guerric Aerden ocso, Vincent Hunink

 

boekpresentatie op zaterdag 31 augustus 2013
bij Boekhandel Roelants te Nijmegen

 

 



RECENSIES


Een eerste korte bespreking volgde al daags na de presentatie van het boek op zaterdag 31 augustus. T j e r k   d e   R e u  s  besprak het boek in het Friesch Dagblad van maandag 2 september 2013. Hij gaat  niet in op de vertaling, en benadrukte vooral dat Antonius' leven voor ons wel vervreemdend is, maar dat het, als radicale interpretatie van het evangelie, niet snel uit het collectieve geheugen zal verdwijnen.

===

J o  n a   L e n d e r i n g   schreef een enthousiast stukje op zijn blog Mainzer Beobachter 2013/09/17

http://mainzerbeobachter.com/2013/09/17/woestijnvader/

Met aan het begin een fraaie disclaimer:

"Eerst even dit: ik ken de vertaler van Athanasius’ Antonius. Onsterfelijke icoon van de monnik, de Nijmeegse classicus Vincent Hunink, persoonlijk en heb met veel plezier met hem samengewerkt bij zijn vertaling van Velleius Paterculus’ Romeinse geschiedenis. Het boekje waarover ik nu schrijf drukte hij me in de hand toen ik hem laatst even bezocht op zijn werk. Hartelijk als hij is, gaf hij me ook nog Tacitus’ Historiën mee en de tekst van een oude toespraak. Ik sta dus bij hem in het krijt, en u moet me maar vertrouwen dat het niet om die reden is dat ik schrijf dat dit een leuk boekje is."

en aan het eind een heldere conclusie:

"Een mooi boekje, dat ik met plezier heb gelezen."

===

Uit de signalering door T j e r k   d e   R e u s in De Nieuwe Koers, september 2013, 43

"(...) verschenen in een mooie nieuwe uitgave, zeer leesbaar vertaald"

===

Uit de korte bespreking in Benedictijns Tijdschrift 2013, 188 door FB:

'(...) De uitgave van deze frisse nieuwe vertaling van VH mocht gebruik maken van Bartelinks wereldvermaarde (eerder in het Frans uitgegeven) annotaties, het levenswerk van deze grote patristicus.'

===

uit de korte bespreking in NBD Biblion 30-10-2013:  'De mooie vertaling en verhelderende voetnoten maken de van zichzelf niet gemakkelijke tekst goed toegankelijk'.

===

uit de lange recensie door K l a a s   v a n   d  e r   Z w a a g in Reformatorisch Dagblad, 4 maart 2014

'(...) Het boek, dat uitmuntend is voorzien van waardevolle toelichtingen, werpt licht op de vroeg-monastieke traditie. (...)Het boek van Athanasius is echter niet gericht op banale nieuwsgierigheid, maar op opwekking en versterking van het geloof. Daarin ligt ook de

waarde van dit juweel.'

===

Een prachtig, lovend artikel van   R o a l d   D i j k s t r a   in F i l t e r  21,3, maart 2014, 23-28. Daarvan hier, met toestemming van de auteur
de volledige tekst

===

Inhoudelijke bespreking door N i c o   d e n   B o k   in: Kerk en theologie, april 2014, 197

===

signalement op: http://zoeken.bibliotheek.be/

http://zoeken.bibliotheek.be/detail/Athanasius-van-Alexandrie/Antonius-onsterfelijke-icoon-van-de-monnik/Boek/?itemid=|library/marc/vlacc|8928934

===

 

 


latest changes here:

 


 

 


HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2017 V. Hunink

copyright statement  / contact