VincentHunink
HOME VERTALINGEN | ALLE PUBLICATIES | INDEX | CONTACT





St.Antony
St.Antonius

ATHANASIUS VAN ALEXANDRIË
Verleidingen in de woestijn
Het leven van de heilige Antonius

vertaald en toegelicht door Vincent Hunink
(Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 2002)

   

 



De eerste en belangrijkste hagiografie uit de Grieks-Romeinse wereld! Op dit heiligenleven gaan alle latere voorbeelden in het genre direct of indirect terug. De tekst biedt een fascinerend kijkje in de vreemde, verre wereld van het vroege Egypte. Antonius vecht zijn leven lang tegen demonen, en uiteindelijk wordt hij een wijs man, die velen inspireert.

Heruitgave van deze tekst in 2013, in de reeks Middeleeuwse Monastieke Teksten van Damon (Budel). De uitgave is voorzien van inleiding en commentaar door de eminente Antonius-kenner Gerard Bartelink in samenwerking met Guerric Aerden ocso

 



Volledige tekst


De volledige tekst van Athanasius' Leven van Antonius, vertaald door Vincent Hunink (Amsterdam 2002) was tot begin juni 2012 op deze site beschikbaar.

In verband met de heruitgave in 2013 is de tekst digitaal niet meer beschikbaar.

 

 

 

 


 

Recensies

 

Recensies door Kees Fens, Mario Molegraaf, Rob Faesen


 


Recensie door Kees Fens

 

DE WOESTIJN ZAL BLOEIEN

door Kees Fens

In De Volkskrant van vrijdag 28 juni 2002

De grote ketterij van het oude christendom was het Arianisme, genoemd naar de in Alexandrië werkzame priester Arius. In die invloedrijke theologische opvatting, die zich na de eerste grote strijd nog lang zal handhaven, werden de godheid van Christus en daarmee de leer van de Drievuldigheid van God - drie personen en één God - ontkend. In 325 werd het Concilie van Nicea gehouden, waar in een geloofsbelijdens de godheid van Christus en de leer van de Drievuldigheid theologisch werden bevestigd. Arius werd verbannen. Zijn grote opponent was Athanasi­us, bisschop van Alexandrië, enkele malen zelf door de Arianen uit zijn stad verbannen.

Hij is, ook in het Westen, bekend gebleven door twee geschriften: een geloofsbelijdenis, die niet van hem is, en de levensbeschrijving van Antonius de kluizenaar. Dat de geloofsbelijdenis hem is toegeschreven, is niet vreemd: centraal erin staat de leer van de drie goddelijke personen en hun eenheid. Wie gered wil worden, moet in die leer geloven. Het staat enkele keren expliciet in de ook door zijn herhalingen schoolse tekst.

Athanasius was een trinitariër zonder weerga. Ook zijn Antonius laat hij zich in de strijd tegen de Arianen mengen: de kluizenaar daalt af van zijn berg van eenzaamheid en reist naar Alexandrië, op verzoek van priesters en bisschoppen. De leer was, zo preekte hij daar, 'de laatste ketterij, de voorbode van de antichrist'. 'Ook leerde hij het volk dat de Zoon van God niet geschapen is, niet vanuit het niets gemaakt, maar eeuwig: Hij is Woord en Wijsheid van het wezen van de Vader.' Hij verklaarde ook de Arianen geen haar beter dan de heidenen. 'Heel het volk was blij toen men hoorde hoe een man van zoveel aanzien die antichristelijke ketterij in de ban deed.'

Antonius, die leefde van 251 tot 356 - hij heeft zich niet doodgevast - is het bekendst gebleven door zijn bekoringen. Flaubert beschreef ze schitterend, ze zijn vele malen - Jeroen Bosch - geschilderd. De duivel heeft hem inderdaad bijna nooit losgelaten. Athanasius laat hem in zijn beknopte levensbeschrijving een lange toespraak houden over de listen en lagen van de Satan, de onderscheiding der geesten, de wijzen van bestrijding.

Op zijn achttiende verkoopt Antonius zijn bezittingen en begint een ascetisch leven, dat wil zeggen een leven geheel gewijd aan vasten, bidden en eenzaamheid. De strijd met het lichaam en zo met de duivel begint. Rond zijn dertig­ste trekt hij zich verder terug: twintig jaar zal hij onzichtbaar zijn. Er begin­nen zich kluizenaars rondom hem te vestigen; hij onderricht hen in de leer van de ascese, maar verlaat hen voor nog grotere eenzaamheid, in de woestijn. Een tijd werd hem brood gebracht. In zijn laatste verblijf, op een berg, is water; hij begint eigen voedsel te verbouwen. (Ook daarin zal hij voor latere monniken voorbeeldig zijn).

Hij was klein van gestalte, het vasten was hem niet aan te zien, hij bleef jong i van uiterlijk, hoewel hij natuurlijk op zijn achttiende al de wijze grijsaard was, zoals het heiligenleven het wil. De laatste jaren werd hij verzorgd door twee monniken. Na zijn dood is hij op een onbekende plaats begraven, in de woestijn, die hij met zijn kloosterstichtingen tot bloei had gebracht. Hij had er ook de duivel uit verdreven. Amanasius stelde hem in zijn geschrift ten voorbeeld, in de eerste plaats aan andere monniken. Zij modelleerden zich naar hem, het geschrift werd tevens voor talrijke andere heiligenlevens.

Het voorbeeld wordt naar het ideaal beschreven. In de hagiografie is dat het ideaal van de heiligheid, die weer tijdgebonden theologische opvattingen spiegelt. Het leven van Antonius - en dat van talrijke naar hem gemodelleerde heiligen - concentreert zich op de relatie mens-God. Om het vinden van die relatie verzaakt hij aan alles: er is nog alleen dat ene en de Ene. Wie de Goede zoekt, moet zich van de Kwade bevrijden. De laatste is zeer hardnekkig. Hij schuilt in het lichaam - ascese moet hem daaruit verdrijven, het vlees verdient verachting - woont op de aarde,

vermomt zich in menselijke gestalten, en zweeft door de lucht als boze geest. In de mens wordt de machtsstrijd God­duivel gestreden. De woestijn is bij uitstek Satans woonplaats. Jezus - het 'eerste' model - werd door de duivel naar,de woestijn geleid om bekoord te worden. 'Wat doe je in mijn gebied?', roept de duivel tegen Antonius. Dat de woestijn het beeld van de zondige, onverloste wereld wordt, zal duidelijk zijn. Dat de woestijn die bloeit, als een roos, zoals de profeet Jesaja het voorspelde, beeld wordt van de verloste wereld, zal dat ook zijn. De tweestrijd met de Kwade heeft dat vroege christendom in het oosten beheerst. Theologie is ook een vorm van diabologie, zou men haast zeggen. Van alle asceten is Antonius de kampioen-vaster, hij is ook de kampioen van de bekoring en overwinning.

Het mooie is dat de theologische leer achter het leven haast vanzelf gestalte krijgt. Het leven is in een schijnbare eenvoud geschreven, maar toch wel voor de goede verstaander, die in de vele bijbelcitaten en -toespelingen in het leven van Antonius ook de Schrift in vervulling ziet gaan, het geschreven woord opnieuw tot leven ziet komen.

Voorbeeldig is Antonius ook in zijn vele malen benadrukte eenvoud. Hij was ongeletterd, kende geen Grieks, sprak Koptisch. Als hij op hoge ouderdom een brief van keizer Constantijn krijgt - die wil de heremiet ontmoeten - weigert hij eerst de brief in ontvangst te nemen. Als hij hem accepteert, moet hij hem worden voorgelezen. Zijn eenvoud, die hem ook heel realistisch maakt, correspondeert met diepe wijsheid, van het heilige leven het gevolg. Hij weerlegt de wijzen uit het heidendom in een klein dispuut over rede en geloof. In hem spreekt de goddelijke wijsheid. Dat de woestijn zelf voorbeeldig werd, kan het latere gebruik van het woord verklaren. De eenzame plekken die middeleeuwse monniken zoeken voor hun kloosterstichtingen, worden met 'woestijn' of 'wildernis' aangeduid. in de taal van de kartuizers heet de in de Alpen gelegen Grande Chartreuse 'le désert'. De woestijn wordt tenslotte tot paradijs gebeden, waar ook wilde dieren vredig worden (vergelijk de altijd met een tamme leeuw afgebeelde Hiëronymus, die ook als kluizenaar heeft geleefd). De hele schepping raakt verlost, dat wil zeggen: wordt vergeestelijkt. In aanzet is het strenge christen­dom uit op de totale ontkenning van de aarde, het lichaam en de: vrouw.

Onder de niet zo gelukkige hoofdtitel Verleidingen in de woestijn heeft Vincent Hunink Athanasius' Leven van Antonius vertaald. Hij schreef er een nawoord bij. De vertaling is, als zijn vertaling van de regel van Benedictus, verfrissend eenvoudig, in de geest van de schrijver, denk ik. Het is jammer dat hij in het kleine literatuurlijstje niet het beste vermeldt dat in het Nederlands over Antonius en de woestijn is geschreven: twee hoofdstukken uit Reidans der heiligen - Hagiografische verkenningen van C.W. Mönnich. Het boekje verscheen in 1962.  

 


Recensie door Mario Molegraaf

 

HET STUK VUIL JULIANUS

door Mario Molegraaf

In Provinciale Zeeuwse Courant van 27 juli 2002  

Er bestaan dichters die je aan het lachen maken. Je hebt dichters die je laten huilen. En er is een dichter die je naar de boeken over oude geschiedenis drijft. Ik bedoel K.P. Kavafis, de Nieuw-Griekse dichter uit Alexandrië die van 1863 tot 19331eefde. Hij werd, ook in Nederland, geliefd met gedichten die álles tegen lijken te hebben. Want wie stelt er bijvoorbeeld belang in verliezers uit de marge van de antieke historie? Kavafis maakt dat ze fascinerende persoonlijkheden worden, mensen zelfs met wie we ons kunnen vereenzelvigen.

Ik heb zo langdurig en zo intens met zijn werk verkeerd, dat ik de wereld een beetje door zijn bril bekijk. Ook toen onlangs een boekje door Athanasius van Alexandrië verscheen, was mijn eerste gedachte: hé, Kavafis! Ergens tussen 1920 en 1929 schreef hij namelijk een gedicht over de auteur. Het hoort tot de 'ateli', de verzen in bewerking die in 1994 werden uitgegeven en buiten Griekenland nog nauwelijks bekend zijn. Ik wil trouwens niet de indruk wekken dat Verleidingen in de woestijn, vaardig vertaald en uitstekend uitgeleid door de Nijmeegse classicus Vincent Hunink alleen vanwege de connectie met Kavafis interessant zou zijn. Integendeel, Hunink heeft gelijk met zijn drieste opmerking dat het ‘een van de kapitale teksten uit het christendom en daarmee uit de westerse literatuur' betreft.

Waarom die status? Omdat het gaat om de eerste hagiografie. En merkwaardig genoeg vertelt de ene heilige over de andere heilige: Athanasius, bisschop van Alexandrië en een van de vijf Griekse kerkvaders, vertelt over de beroemde asceet Antonius. Alle verhalen over Antonius, zo vaak te zien op schilderijen waarop de heilige door aantrekkelijke of juist afstotelijke demonen wordt verleid dan wel belaagd, vinden in dit werk hun oorsprong. De schrijver richtte zijn literaire propaganda óók tot de heidenen. Door het relaas over dit voorbeeldige leven hoopte hij dat die zouden 'inzien dat onze Heer Jezus Christus God en Zoon van God is'.

De belangrijkste heiden waarmee de auteur streed, was de keizer, in het gedicht als 'het stuk vuil Julianus' afgeschilderd. Géén aardige gedachte van Athanasius, uitgerekend op het moment dat Julianus sneuvelde. Niets menselijks was de heilige vreemd: hij had een rekening met de vorst te vereffenen voor wie hij weer eens op de vlucht was geslagen. De laatste heidense keizer komt in vele gedichten van Kavafis voor, eerder als antiheld dan als held. Hij is als Julianus de Afvallige bekend geworden, omdat hij tijdens zijn in 361 begonnen regering een serieuze poging deed de Olympische goden alsnog over de god van de christenen te laten zegevieren. Heel heldhaftig maar vooral heel dwaas, vond Kavafis. Want wie kan het wiel van de geschiedenis de andere kant op laten draaien?

 

In de vele jaren dat Hans Warren en ik samen mochten zijn, heeft de schim van Kavafis ons altijd vergezeld. Vorig jaar nog werkten we de vertaling van 'Athanasius' bij. Een gedicht waardoor het even 26 juni 363 wordt, de dag dat een officiële heilige toch niet zo heilig blijkt. Wat meteen veel zegt over de geloofwaardigheid van de hagiografie, het genre dat hij uitvond.

 

Mario Molegraaf

 

Athanasius

 

In een bark op de grote Nijl,

met twee trouwe monniken als gezelschap,

was Athanasius, vluchteling en zwaarbeproefd,

-de deugdzame, de vrome, de volger van het rechte

geloof- in gebed. Hem vervolgden de vijanden,

er bestond weinig hoop op redding.

De wind was tegen

en moeizaam bracht de bark hen vooruit.

 

Toen hij het gebed beëindigd had,

wendde hij zijn bedroefde blik

naar zijn gezelschap - en was verbaasd

bij het zien van hun vreemde glimlach.

De monniken hadden, terwijl hij bad,

Gevoeld wat gebeurd was

in Mesopotamië: de monniken

wisten dat op hetzelfde ogenblik

het stuk vuil Julianus de geest gaf.

 

K.P. Kavafis



Recensie door Rob Faesen

 

VERLEIDINGEN IN DE WOESTIJN

door Rob Faesen

In Streven 69, 2002, december, 1037-1038


 

Omstreeks het jaar 357 schreef Athanasius, briljant theoloog en bisschop van  Alexandrië, een biografie van de woestijnmonnik Antonius. In het turbulente leven van de bisschop had de Egyptische woestijn een grote betekenis. De eenvoudige kluizenaars die daar woonden hadden hem immers gastvrijheid geboden toen de politieke macht en de daarmee collaborerende bisschoppen Athanasius naar het leven stonden. Het Leven van heilige Antonius de Grote is dan ook een eerbetoon aan datgene wat er zich in de stilte van de woestijnkluizen afspeelt.Nadat de christenen in de eerste eeuwen her en der verdacht gemaakt waren en te lijden hadden gehad vanwege niet-christenen, was sinds het Tolerantie-edict van 313 het tij gekeerd. Doch toen bleek pas echt dat een politieke structuur die tolerant is voor het christelijk geloof niet de minste geestelijke garanties biedt. De eigenlijke kwestie - de innerlijke weerzin voor Christus - schuilt in ieder mensenhart, en overstijgt het bovendien. leder mens wordt belaagd door deze demon: óók de christenen, en dus niet alleen zij die zich niet tot het christendom bekennen. In de eenzaamheid van de woestijn hebben gelovige christenen als Antonius de rechtstreekse confrontatie aangedurfd met het diepste van deze huiveringwekkende dynamiek. Wat bisschop Athanasius met dit korte, fascinerende boek heeft beoogd, laat hij doorschijnen in zijn laatste zin: 'de heidenen zien de demonen voor goden aan, maar de christenen bewijzen dat het geen goden zijn: ze vertrappen ze, verjagen ze als dwaalgeesten en bedriegers van de mensheid, in Christus jezus onze Heer'.

Deze tekst is een monument in de westerse literatuur. Al zijn er natuurlijk wel 'voorlopers' te vinden in de voorchristelijke biografieën over wijze mannen, toch kan men gerust zeggen dat Athanasius een nieuw literair genre heeft geschapen, namelijk dat van het 'heiligenleven'. En weinig genres in de westerse literatuur zijn zo vruchtbaar geweest. De figuur van Antonius zelf heeft trouwens evenzeer geïnspireerd. Hoewel hij niet de eerste christelijke monnik was, wordt hij meestal toch beschouwd als de'vader van het christelijke monnikendom', en is hij door de eeuwen heen ook zo vereerd. Die faam heeft hij te danken aan Athanasius.

Van deze mijlpaal uit de christelijke cultuurgeschiedenis is nu een nieuwe Nederlandse vertaling beschikbaar, van de hand van Vincent Hunink. Het is een prachtige vertaling: in helder, toegankelijk Nederlands, voorzien van een behulpzame situering en een overzichtelijk aantal nuttige noten. De vertaler is er bijzonder goed in geslaagd de eenvoudige - eigenlijk: geraffineerd eenvoudige! - stijl van dit meesterwerk weer te geven. Verbazend is wel dat de uitgever er zo'n simpele paperback van gemaakt heeft. Een vertaling van Joyces Finnegans Wake (om maar een voorbeeld te noemen) wordt luxueuzer aangeboden. Anderzijds lijkt het me dat men zowel Athanasius als Antonius eigenlijk geen groter plezier had kunnen doen.

 

 


latest changes here:

 


 


HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2017 V. Hunink

copyright statement  / contact