vertaald door Vincent Hunink,
ingeleid door Paul van Geest
Brevier, Kampen 2020
ISBN 978 94 92433534; geb. 198 pp.; EUR 19,90
Wat heb je
aan religie? Krijg je daardoor inzicht
in de zin van het leven en in de waarheid?
Of leidt religie tot ideologie en
verwarring op alle niveau’s? Zulke moderne
levensvragen werden ook al gesteld
door de oude kerkvaders.
Augustinus
(354-430) wijdde er in zijn jonge
jaren een sprankelend essay aan. Hij
schreef het kort na zijn bekering tot het
christendom. In Het
ware geloof
onderzoekt hij het thema religie tot aan
de meest fundamentele vragen. Is
geloven in God eigenlijk wel normaal en
redelijk? Wat is het verband tussen
geloof en vertrouwen in dingen of mensen
van de toekomst? En wat bedoelen we
als we spreken van ‘waarheid’? Is er wel
één Waarheid?
De
antwoorden van Augustinus verrassen vaak
door
hun vurige geloof en trefzekere
verwoording. En veel van zijn ideeën
hebben hemzelf en velen na hem aangezet
tot verder denken.
Vincent Hunink (1962)
is als classicus werkzaam aan de
Radboud Universiteit Nijmegen.
Paul van Geest (1964)
is neerlandicus en theoloog en werkt
aan Tilburg University, de Erasmus
Universiteit Rotterdam en de Katholieke
Universiteit Leuven.
(#56)
Alles wat mooi is voor de zintuigen, of
het nu van nature is ontstaan of
kunstmatig is gemaakt, is mooi in plaats
en tijd. Een lichaam bijvoorbeeld, of
de beweging van een lichaam. Maar de
gelijkheid en eenheid die alleen aan de
geest bekend is, het criterium waarmee je
oordeelt over schoonheid die via
zintuigen wordt doorgegeven, kent geen
omvang in plaats of wisseling in tijd.
Zou
je bijvoorbeeld niet alle dingen evenzeer
kunnen beoordelen op hun rondheid?
Wel een velg maar niet een potje? Of wel
een potje maar niet een munt? Dat zou
een verkeerde bewering zijn. En evenzo als
het gaat om tijd, om bewegingen van
lichamen.
Zou je niet alle tijdseenheden kunnen
beoordelen op hun gelijkheid? Wel jaren
maar geen maanden? Of wel maanden maar
geen dagen? Een belachelijke bewering!
Nee,
een normale beweging binnen deze
tijdseenheden, of in uren of nog korter,
wordt
beoordeeld volgens een en dezelfde,
onveranderlijke gelijkheid.
Als
grote en kleine ruimtelijke figuren en
bewegingen worden beoordeeld volgens
dezelfde wet van gelijkheid of gelijkenis
of gelijksoortigheid, is die wet
groter dan al die dingen, en wel in
potentie.
(Niet
in omvang van plaats of tijd! Want was ze
in die zin groter, dan zouden we haar
niet als geheel gebruiken om kleinere
dingen te beoordelen; en was ze dan
kleiner, dan zouden we daarmee geen dingen
kunnen beoordelen die groter zijn.
Maar feitelijk gebruiken we zo’n wet nu
als geheel, bijvoorbeeld om te
beoordelen of iets vierkant is: een
marktplein, een steen, een plankje, een
juweel. Of om te beoordelen of iets
gelijkmatig is: de pootjes van een
kriebelende mier, de poten van een
stappende olifant. Dat doen we dan met
zo’n
wet als geheel. Ze is dus niet groter of
kleiner in ruimtelijke of temporele
zin, dat zal toch wel niemand kunnen
denken. Nee, ze overtreft alles in
potentie.)
In
alle kunsten is de wet volkomen
onveranderlijk. Maar de menselijke geest
die zo’n
wet mag zien, kan de veranderlijkheid
ondergaan van dwaling. Daaruit blijkt wel
dat er een wet staat boven onze geest. En
die wet noemen we ‘waarheid’.
RECENSIES
Signalement door NN in T r o u w, De Verdieping Boekrecensies Religie s.v. 'TROUW TIPT religie":
Uit de korte bespreking door W i m v a n d e r A a in: N e d e r l a n d s D a g b l a d van 29 mei 2020
(...) De vertaling is geschreven richting leesbaarheid en
begrijpelijkheid. Dat is goed gelukt. Je mist daardoor weleens het
verhevene en stilistische Latijn van Augustinus.(...)'