Het
is
een fascinerend en uniek stuk Romeinse
retorica. De Apologie is een amusant
en briljant, soms hilarisch betoog, waarin
Apuleius werkelijk alle registers openzet.
Genadeloos veegt hij de vloer aan met zijn,
volgens hem, onbeholpen, ongeschoolde en
kwaadaardige tegenstanders. Intussen
verheerlijkt hij zijn eigen literaire en
andere prestaties mateloos.
De
vertaling
"Toverkunsten", mijn eerste gepubliceerde
vertaling, beoogt het origineel in al zijn
exuberantie en extremen weer te geven, met
name ook in de stijl. De vertaling wordt
ingeleid door Dr. Rudi van der Paardt
(Universiteit Leiden).
De vertaling is helaas niet meer
nieuw leverbaar. De gebonden versie is
hier en daar nog in gewone boekwinkels
voorradig. De paperback is te vinden bij
ramsjwinkels.
NIEUW:
Per 4 december 2003 is de volledige tekst van
de vertaling voor iedereen beschikbaar op
deze website!.Volg de links naar volledige
tekst om het bestand (774 kB) te downloaden.
Fragment
(57) U heeft een geschreven
getuigenis horen voorlezen van een
veelvraat en onverbeterlijke slokop,
Iunius Crassus. Ik zou bij herhaling in
zijn huis nachtelijke rituelen hebben
uitgevoerd samen met mijn vriend Appius
Quintianus, die daar kamers had gehuurd.
Crassus was destijds helemaal in
Alexandrië, maar heeft dit naar eigen
zeggen kunnen opmaken uit fakkelrook en
vogelveertjes. Terwijl hij dus in
Alexandrië flink aan het feesten was (want
deze Crassus is zo'n type dat rustig al
overdag de kroeg binnenglipt), zag hij
midden in die caféwalm veertjes van thuis
voorbijzweven en herkende hij de rook van
zijn woning in het verre vaderland... Als
dat echt waar was, heeft zijn blik verder
gereikt dan Odysseus ooit heeft durven
dromen. Odysseus heeft vele jaren lang
vergeefs op de kust staan uitkijken en
turen naar de rook van zijn eigen land. Crassus heeft
die rook in de paar maanden dat hij weg
was moeiteloos vanaf een stoel in een
kroeg ontwaard! Als hij de walm van
thuis heeft geroken, heeft hij een
betere neus dan honden en gieren. Want
welke hond, welke gier aan de
Alexandrijnse hemel kan tot aan de regio
Oea ruiken? Die Crassus mag dan een
eersteklas vreetzak zijn en thuis zijn
in alle soorten rook, maar gezien zijn
interesse in drank, het enige waarin hij
echt meetelt, heeft hij in Alexandrië
eerder lucht gekregen van wijn dan van
rook.
(58) Hij begreep zelf wel dat dit
getuigenis op ongeloof zou stuiten, want
hij heeft het verkocht vóór acht uur `s
ochtends, toen hij zijn buik nog niet had
kunnen vullen met eten of drank... In
ieder geval schreef hij dat hij er als
volgt was achtergekomen. Na terugkeer uit
Alexandrië was hij rechtstreeks naar huis
gegaan, waar Quintianus toen al
uitgetrokken was. Daar trof hij in de hal
veel vogelveertjes aan, en verder waren de
muren vuil van het roet. Hij vroeg aan de
slaaf die hij in Oea had achtergelaten,
hoe dat kwam. Deze zou hem dan op de
hoogte gebracht hebben van nachtelijke
rituelen van Quintianus en mij.
Wat een ongelofelijk fraaie
verklaring, wat een geloofwaardige
verdraaiing! Ik wilde wel iets dergelijks
doen, maar dan vooral niet in mijn eigen
huis! Quintianus, die mijn verdediging
steunt, een man die ik hier vanwege zijn
bijzonder hechte vriendschap met mij, zijn
buitengewone eruditie en begenadigd
spreektalent graag een eervolle vermelding
wil geven, die Quintianus had wel
vogels om te consumeren, of, naar hun
zeggen, om voor magische doeleinden te
doden, maar hij beschikte natuurlijk niet
over een slaafje om de veertjes bij elkaar
te vegen en naar buiten te gooien! En ja, er
was zo vreselijk veel rook geweest, dat de
muren ervan zwart geworden waren, maar
Quintianus had die vuiligheid rustig al de
tijd dat hij er woonde in zijn kamer laten
zitten! Het slaat nergens op, Aemilianus,
het heeft nog niet de schijn van waarheid!
Hooguit is Crassus na terugkomst niet naar
die slaapkamer getogen, maar gewoontegetrouw
direct naar de oven!
Waar heeft die slaaf van Crassus
trouwens uit afgeleid dat de muren juist `s
nachts door rook zijn bevuild? Uit de kleur
van de rook, of zo? Nachtrook is zeker
donkerder en daardoor heel anders dan
dagrook! Waarom heeft die achterdochtige en
zo oppassende slaaf Quintianus dan uit het
huis laten trekken voordat hij het schoon
had opgeleverd? Waarom hebben die blijkbaar
loodzware veertjes zo lang op de komst van
Crassus liggen wachten? Nu moet Crassus niet
de schuld aan zijn slaaf geven: die leugen
van roet en veertjes is van hemzelf. Zelfs
bij het afleggen van een getuigenverklaring
komt hij niet veel verder dan de keuken.
(59) Waarom is die
getuigenverklaring eigenlijk in geschreven
vorm aangevoerd? Waar ter wereld hangt
Crassus zelf uit? Is hij soms weer terug
naar Alexandrië uit afkeer tegen zijn huis?
Of is hij zijn muren aan het schrobben? Of,
iets reëler, heeft dat drankorgel weer last
van een kater? Want gisteren heb ik hem in
Sabrata gezien: hij was jou daar,
Aemilianus, nogal opvallend midden op de
markt in het gezicht aan het boeren! Daarom,
Maximus, vraagt u maar eens aan uw
audiëntieslaven, hoewel hij
voor kroegbazen een bekender gezicht is
dan voor audiëntieslaven, maar, ik
herhaal, vraagt u ze maar eens of ze
Iunius Crassus uit Oea hier gezien hebben.
Ze zullen het niet ontkennen. Laat
Aemilianus die voortreffelijke jongeman
hier brengen op wiens getuigenis hij
steunt!
U ziet hoe laat het nu is: ik ben
er zeker van dat Crassus alweer enige tijd
zijn ochtendroes ligt uit te slapen, ofwel
bij een tweede bezoek aan het badhuis
voorafgaand aan verder doorzakken zijn
dronkemanszweet in een bad uitzweet. Die
mijnheer, geachte Maximus, spreekt thans tot
u in geschrifte. Niet dat hij niet zóver de
schaamte voorbij is om zelfs hier, onder uw
ogen, zonder blikken of blozen leugens te
verkopen. Maar waarschijnlijk kon hij zich
in zijn drankzucht niet zo'n heel klein
beetje inhouden om dit uur in nuchtere
toestand af te wachten.
Of nog waarschijnlijker: Aemilianus
heeft het met opzet gedaan, om hem niet voor
uw zo strenge ogen te hoeven brengen. Anders
zou u dat monster met zijn gladgeschoren
kaken, en zijn
afschuwelijke aanblik alleen al om zijn
gezicht afkeuren: een mannenhoofd beroofd
van baard en haar, vochtige ogen,
gezwollen oogleden, een brede grijns,
lippen vol spuug, een schorre stem,
trillende handen, de kroeglucht die hij
uitademt. Zijn hele erfdeel heeft hij al
lang verbrast, en van de bezittingen van
zijn vader resteert hem alleen nog maar
een huis. Dat is zijn verkoopadres voor
lasterpraat. Nog nooit heeft hij het meer
te gelde gemaakt dan bij dit getuigenis:
die dronkemansleugen heeft hij aan
Aemilianus verkocht voor 3000 sestertiën,
zoals iedereen in Oea weet.
(60) Nog voordat het gebeurde waren
wij allemaal hiervan op de hoogte. Ik had
het kunnen verhinderen door aangifte hiervan
te doen, maar ik wist dat een dermate
stupide leugen eerder Aemilianus ten nadele
zou zijn dan mij: zijn aankoop ervan was
tevergeefs, maar mijn minachting ervoor
terecht. Ik wilde Aemilianus wel flink veel
geld laten verliezen en Crassus publiekelijk
te schande laten staan door zijn onterende
getuigenis. Overigens is die zaak
eergisteren in alle openheid beklonken in
het huis van ene meneer Rufinus (over wie
later meer), met als tussenpersonen en
onderhandelaars Rufinus en Calpurnianus.
Rufinus deed dit met alle plezier: hij wist
wist dat een niet onaanzienlijk deel van het
honorarium van Crassus naar zijn echtgenote
zou vloeien. Voor haar overspel doet hij
maar al te graag een oogje dicht...
Ik merkte, geachte Maximus, dat
ook u in uw wijsheid hoogte kreeg van hun
samenkomst en samenzwering tegen mij. Zodra
die getuigeverklaring tevoorschijn werd
gehaald, stond de afkeuring op uw gezicht te
lezen. Het einde van het liedje is, dat ze
ondanks hun abnormale lef en onbeschaafde
onbeschaamdheid, het getuigenis van Crassus,
dat overduidelijk stonk naar alcohol
dat ze dat zelf niet hebben durven voorlezen
of gebruiken. Ik heb er wel over gesproken.
Niet omdat ik bang ben voor valstrikken van
veren of vangnetten van roet, zeker niet bij
een rechter als u, maar om het Crassus
betaald te zetten dat hij de kansen van een
onnozele hals als onze arme Aemilianus,
heeft doen opgaan 'in rook'.
Links
naar andere
Apuleiusvertalingen: Pronkpassages &
Demonen (incl. volledige tekst)
(1994) en Rhetorical
works (2001) en De
Gouden Ezel (Metamorphoses) (2003)
naar editie
Apuleius, Pro se de Magia (Apology) (1997)
naar editie
Apuleius, Florida (2001)
naar
volledige Latijnse text Apologie (uit mijn
editie), online in de Latin Library
Alle
Apuleius-bijdragen van Vincent Hunink op
deze site
latest changes here:
190603