Waarom werd God mens? (Cur deus homo)
& Ondenkbaar dat Hij niet bestaat (Proslogion)
vertaald door Vincent Hunink
ingeleid door Wim Verbaal,
Damon, Eindhoven 2024
ISBN 97894 63404297; 179 blz. €24,95
Geloven
in God is misschien nog niet zo moeilijk. Zeker voor een middeleeuwse auteur
zoals Anselmus van Canterbury (1033-1109). Maar daadwerkelijk begrijpen wie Hij
is, en dat Hij bestaat, dat is nog iets anders. In verschillende werken
probeert Anselmus juist zulke kennis te bereiken. Langs de weg van het
verstand, met logisch redeneren en vanuit grote Bijbelkennis, baant hij voor
zichzelf en zijn lezers de weg naar rationele inzichten over God en zijn grote
heilsplan.
Het
allerberoemdst is wel Anselmus’ ‘godsbewijs’: God is volgens hem datgene
waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is eenvoudigweg ondenkbaar dat
Hij niet bestaat. Anselmus ontwikkelt deze theorie in zijn meest gelezen geschrift,
het Proslogion uit 1077-1078.
In eigen
tijd kreeg hij vooral bekendheid met een andere tekst, waarin hij tal van
vragen bespreekt over Gods plan met de wereld. En daarop sluitende antwoorden
formuleert. Zijn Cur deus homo (‘waarom [werd] God mens?’), voltooid in
1098, gaat over kwesties die het christendom en het hele menselijk bestaan
aangaan. Hoe zit het met Gods menswording? En met zijn dood, waardoor Hij de
mensheid heeft bevrijd? Kon dat allemaal niet anders? Of via een andere
persoon? Anselmus bespreekt het met groot raffinement en probeert zo het
mysterie van God te ontraadselen.
Ook
stilistisch hebben beide teksten veel te bieden. Het Proslogion is
doorspekt met lyrische passages, die een persoonlijk, meditatief accent
aanbrengen. En Waarom werd God mens? heeft de aantrekkelijke vorm van
een dialoog tussen Anselmus en zijn nieuwsgierige leerling Boso.
Anselmus’
stellige antwoorden zijn misschien niet voor alle 21e lezers overtuigend. Maar
als monument van christelijke filosofie wekken ze onverminderd bewondering.
FRAGMENT
Boso
De diepere lagen van het
christelijk geloof moeten we natuurlijk eerst geloven, zo hoort dat. Pas daarna
mogen we ons wagen aan onderzoek ernaar via het verstand. Maar evenzo schieten
we tekort in aandacht, denk ik, als we ná te zijn gesterkt in ons geloof, geen
poging doen om wat we geloven ook te begrijpen. Welnu, door Gods vooropgaande
genade sta ik, denk ik, stevig in het geloof aan onze verlossing. Ja, al zou ik
geen enkel aspect van mijn geloof met mijn verstand kunnen bevatten, toch is er
niets wat me die rotsvaste zekerheid kan ontnemen. Daarom wil ik je vragen mij
te vertellen wat velen, je weet het, samen met mij vragen: uit welke noodzaak,
om welke reden, heeft God, die toch almachtig is, de nederige en zwakke
menselijke natuur aangenomen, om zo die natuur te herstellen?
Anselmus
Oei, wat je van me vraagt is te
hoog voor mij. Daarom durf ik hier niet te bespreken wat mijn verstand te
boven gaat (Sir. 3,22(21)). Want als iemand dan vindt dat mijn verklaringen
niet toereikend zijn, of dit domweg vaststelt, denkt hij misschien dat de
waarheid mij ontgaat, meer dan dat mijn verstand niet bij machte is om die
waarheid te bevatten.
Boso
Daarvoor hoef je niet bang te
zijn. Je kunt beter iets anders voor ogen houden: in een gesprek over een
bepaald onderwerp onthult God vaak wat eerder verborgen bleef. Stel je hoop
maar op Gods genade. Als je wat je om niet hebt ontvangen (Mat. 10,8)
vrijelijk uitdeelt, zul je ook verdienen dat je ontvangt wat het verstand te
boven gaat en waar je eerder niet bij kon.
Anselmus
Nou, ik zie hier nog iets
anders, waardoor we dit onderwerp nauwelijks ten volle kunnen bespreken, of
zelfs helemaal niet. Daarvoor is namelijk kennis nodig van begrippen zoals
macht, noodzaak, wil en nog meer. En elk daarvan kun je alleen voluit bekijken
in samenhang met de rest. Daarom vergt bespreking ervan een afzonderlijk werk.
Geen gemakkelijk werk, dunkt me, maar ook niet helemaal nutteloos. Want
onwetendheid van deze dingen maakt bepaalde zaken moeilijk, die juist
gemakkelijk worden door kennis ervan.
Boso
Ga er dan waar nodig maar even
op in, op zo’n manier dat het volstaat voor dit werk van nu. Wat er meer over
gezegd moet worden stellen we dan uit tot een andere keer.