VincentHunink



HOME VERTALINGEN | ALLE PUBLICATIES | INDEX | CONTACT




 


Lectori salutem

Brieven van Cicero, Plinius en Seneca

Uitwerking Centraal examen Latijn 2015

tekstboek, docentenhandleiding

Ton Jansen, Fanny Struyk, Vincent Hunink

Hermaion, Houten 2014

 

270 blz; ISBN  978-90-5027-201-8 / 978-90-5027-201-8
prijs EUR 20 (tekstboek) / EUR 13,50 (docentenhandleiding)

 

Het examen Latijn in 2015 staat in het teken van het genre epistolografie.

Wie schrijft er anno 2014/15 nog brieven? Het genre lijkt in die zin verder weg dan ooit. Anderzijds is iedereen de hele dag via geschreven tekst aan het communiceren. Sms, email, Facebook, WhatsApp en nog vele andere social media en instant message services zijn voor miljoenen Nederlanders, oud en jong, aan de orde van de dag: we schrijven méér dan ooit. En we staan dus bij de antieke epistolografie misschien juist wel veel dichterbij dan vroeger. Reden genoeg om het genre onder de loep te nemen

Het CE-pensum 2015 bevat persoonlijke en politieke brieven van de grote Cicero, gestileerde literaire brieven van Plinius, en filosofische brieven van Seneca. Alle drie de auteurs krijgen natuurlijk een uitvoerige historische inleiding. Teksten worden deels in het Latijn, deels in vertaling gelezen. De vertalingen in dit boek zijn bijna allemaal nieuw gemaakt, speciaal voor deze uitgave. Woordenlijsten, vragen en illustraties bieden aanvullend en gevarieerd extra materiaal. Het team van auteurs was samen al verantwoordelijk voor een eerder examenboek van Hermaion over Seneca in 2012.

NIEUW: Eén boek, met uitneembaar katern

Voor het eerst dit jaar werkt Hermaion met een uitneembaar katern. Alles wat tot dusver in Tekstboek en Hulpboek stond, is nu opgenomen in één zeer handzame band. De annotaties en vragen staan na elk hoofdstuk met Latijnse/Griekse tekst, de vragen bij de vertaalde teksten direct achter de betreffende passage.

Het uitneembare katern bevat nogmaals de Griekse/Latijnse teksten, maar nu met grotere regelafstand. De leerlingen kunnen dit katern naast de annotaties leggen en hun vertalingen en aantekeningen tussen de regels noteren. De Griekse/Latijnse tekst in het boek kan na het vertalen gebruikt worden om zonder hulp de vertaling te repeteren.

Voor de docent vervalt nu hiermee ook de taak om het digitaal aangeleverde pensum met grotere regelafstand onder de leerlingen te verspreiden. Het tijdperk van kopiëren en losse A4’tjes behoort tot het verleden.

Het boek is gepresenteerd tijdens een studiemiddag in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, op donderdag 13 maart 2014. Meer info op www.hermaion.nl

 


 




PENSUM

 


Zie hier het complete overzicht van het pensum

 




TEKSTVOORBEELDEN
(vertaling)

Cicero, Brief Fam. 14.1: Niets dan narigheid

In verband met de komst van een nieuwe gouverneur in Macedonië vertrekt Cicero uit Thessalonica naar Dyrrachium, een havenstad aan de westkust van Macedonië, dus tegenover de zuidoostkust van ltalië (het huidige Durrës in Albanië). Hij komt daar op 25 november aan.                 

Deze brief is verstuurd op 28 november, vanuit Dyrrachium dus. Alleen het PS is daar echter geschreven. De brief zelf heeft Cicero geschreven toen hij zich nog in Macedonië bevond.

Thessalonica, november 58

Lieve Terentia, lieve kleine Tullia, lieve Cicero,

Veel mensen schrijven me en iedereen vertelt me dat jij ongelofelijk sterk en dapper bent, en dat je alle psychische en fysieke inspanningen doorstaat. Ach, ach, ach: dat jij met je kracht en loyaliteit, je deugdzaamheid en vriendelijkheid vanwege mij zoveel ellende over je heen hebt gekregen!

En dat onze lieve kleine Tullia door haar vader nu zoveel te lijden heeft, terwijl ze vroeger zoveel plezier aan hem beleefde! En wat moet ik zeggen van de kleine Cicero? Hij is nog maar net mondig of hij ervaart al het grootste verdriet en de ergste ellende.

En kon ik nu maar denken dat dit komt door het noodlot, zoals jij schrijft.

Dan was het wel wat gemakkelijker te verdragen. Maar het is allemaal mijn eigen schuld: ik dacht dat ik de sympathie had van mensen die mij feitelijk niets gunden en sloot me niet aan bij mensen die mijn vriendschap zochten.

Had ik nu maar mijn eigen ideeën gevolgd en me niet zoveel aangetrokken van de adviezen van domme of verkeerde vrienden, dan had ik een heel gelukkig leven.

Maar goed, nu zeggen mijn vrienden dat we goede moed moeten houden. Ik zal mijn best doen gezond te blijven zodat jouw inspanningen niet vergeefs zijn.

Ik besef wat een grote klus het wordt. Het was natuurlijk veel eenvoudiger geweest in Rome te blijven dan daar terug te komen. Maar toch, als we alle volkstribunen mee hebben, als Lentulus[1] zich zo zal inzetten als het er nu naar uitziet, ja als ook Pompeius en Caesar meedoen, dan mogen we niet wanhopen.

Wat betreft het slavenpersoneel: ik zal doen wat mijn vrienden aanraden, zoals jij dat aangeeft in je brief. En wat betreft mijn verblijfplaats: de epidemie hier is intussen verdwenen, maar zolang die heerste heb ik er geen last van gehad.

Plancius probeert alles voor me te doen. Hij wil graag dat ik bij hem blijf

en houdt me hier. Ik wilde liever op een meer verlaten plek in Epirus zitten, waar Piso[2] en zijn soldaten niet komen, maar Plancius houdt me nog hier. Hij hoopt dat hij samen met mij kan vertrekken naar Italië.

O, als ik die dag nog mag meemaken, als ik jullie mag omhelzen, als ik jullie en mezelf terugkrijg! Dan heeft jullie toewijding aan mij en die van mij  aan jullie genoeg opgeleverd.

Piso is voor ons allemaal zo vriendelijk en flink en aardig, het kan werkelijk niet beter. Ik hoop maar dat hij er geen spijt van zal hebben. Aan roem zal het hem niet ontbreken, lijkt me zo.

Over mijn broer Quintus: dat was niet bedoeld als kritiek tegenover jou!

Maar ik wilde dat jullie zo dicht mogelijk bij elkaar zouden staan, zeker nu jullie met zo weinigen zijn.

De mensen die ik van jou moest bedanken heb ik bedankt, en ik heb ze geschreven dat jij me op de hoogte hebt gebracht.

Je schrijft me, lieve Terentia, dat je een huizenblok gaat verkopen. Alle-

machtig, alsjeblieft, wat moet daarvan komen? En stel dat we steeds zo in moeilijkheden blijven, wat moet er dan worden van onze arme jongen? Ik kan niet verder schrijven, de tranen worden me teveel en ik wil jou niet ook aan het huilen brengen. Alleen dit: als mijn vrienden doen wat ze moeten doen, zal geld niet het probleem zijn, en doen ze dat niet, dan krijg je met

jouw geld niets voor elkaar. Alsjeblieft, bij alle ellende die we nu ondergaan: onze jongen is al kansloos, neem hem nu niet álle kansen af! Als hij straks íéts bezit waardoor hij niet in armoede vervalt heeft hij maar een beetje kracht en inzet nodig, en een beetje geluk, en hij krijgt ook de rest.

Zorg goed voor jezelf en stuur koeriers naar me zodat ik hoor hoe het gaat

en hoe het met jullie is. Wat mij betreft, het wachten hier duurt nog maar even. Doe de groeten aan mijn kleine Tullia en aan Cicero. Het allerbeste.

PS Ben nu aangekomen in Dyrrachium. Een vrije stad, die graag iets voor me wil doen, het meest nabij Italië. Maar lopen me hier teveel mensen rond, dan ga ik ergens anders heen en schrijf je.

Verstuurd 28 november uit Dyrrachium.

 


 

Plinius, brief Brief 4.13: Op zoek naar een goede docent

Plinius raadpleegt zijn vriend Tacitus bij het volgende probleem: hij heeft gemerkt dat zijn vaderstad Comum geen mogelijkheid voor hoger onderwijs biedt. Als vooraanstaand burger van Comum voelt hij zich geroepen op zoek te gaan naar een goede leraar retorica. Hij vraagt Tacitus na te denken over een geschikte kandidaat.

Beste Tacitus,
Gelukkig ben je goed aangekomen in Rome! Ik vind het altijd prettig als je komt, maar nu zit ik er echt op te wachten.


Zelf blijf ik nog een paar daagjes op mijn buitenverblijf in Tusculum om een bundeltje verzen af te maken dat ik onder handen heb. Ik kan het werk wel neerleggen, zo vlak voor het eind, maar dan ben ik bang dat het moeilijk wordt het weer op te pakken. Intussen is er wel iets dringends en ik wil geen tijd verloren laten gaan. Daarom stuur ik je deze brief als een soort voorloper. Wat ik je straks live wil gaan vragen staat hier alvast in. Eerst even iets over de achtergronden van mijn verzoek, daarna komt de eigenlijke vraag. Onlangs, toen ik in mijn eigen stad was, kwam de zoon van een stadsgenoot mij begroeten. Hij was gekleed in een praetexta.

‘Ben jij student?’ vroeg ik hem.
‘Ja’, zei hij.
‘Waar?’
‘In Milaan.’
‘Waarom niet hier?’


Daarop zei zijn vader (die was erbij, hij had de jongen zelf bij me gebracht): ‘Omdat we hier geen leraren hebben.’
‘Hoezo geen leraren?’ vroeg ik. ‘Hier ligt toch een groot belang voor jullie als vaders?’ (Een aantal vaders kon ons horen, het kwam goed uit). ‘Jullie kinderen zouden toch juist hier onderwijs moeten krijgen? Waar leven ze nu prettiger dan in hun eigen stad? Waar kunnen ze nu beter in de gaten worden gehouden dan onder ogen van hun ouders, waar met minder kosten dan thuis? Jullie kunnen toch wat geld bij elkaar leggen en leraren inhuren? Wat is dat nu voor moeite? Al wat jullie nu uitgeven aan kamerhuur, reisgeld en extra kosten buiten de stad (en buiten de stad geeft alles extra kosten) kan toch bovenop het normale salaris?

Ik weet het goed gemaakt. Zelf heb ik nog geen kinderen maar ik ben bereid iets te doen voor onze gemeenschap, als voor een dochter of moeder. Het bedrag dat jullie samen besluiten te besteden zal ik verhogen met een derde. O, ik zou best het hele bedrag willen toezeggen, maar dan ben ik bang dat mijn gift vroeg of laat verzandt in vriendjespolitiek. Dat zie ik namelijk op tal van plaatsen gebeuren waar leraren worden benoemd door de gemeente.
Tegen die misstand is er maar één middel: het recht mensen in te huren moet uitsluitend liggen bij de ouders, en door een verplichte eigen bijdrage moeten ze zich ook gebonden voelen een juist oordeel te geven. Als anderen alles betalen maken ze zich misschien niet druk, maar als ze meebetalen ligt het zeker anders. Mijn geld moet gaan naar iemand die dat waard is, en ouders zullen zich daar actief voor inzetten als hij ook van hen geld krijgt.

Dus sla de handen ineen, maak samen een plan. En neem een goed voorbeeld aan mij: ik wil niets liever dan een zo hoog mogelijk bedrag bijleggen.
Voor jullie kinderen kunnen jullie niets beters doen, voor je vaderland niets mooiers. Laat wie hier geboren wordt ook hier zijn opleiding krijgen. Meteen bij de geboorte moeten kinderen liefde gaan voelen voor hun geboortegrond en daar ook veel vertoeven, als iets heel normaals. En dan hoop ik dat jullie zulke befaamde leraren weten aan te trekken dat het onderwijs hier aantrekkelijk wordt voor naburige steden. Dat zoals jullie kinderen nu naar elders trekken, kinderen van elders toestromen naar hier!’

Het leek mij goed hier wat verder uit te halen en zogezegd terug te gaan naar de bron. Zo besef jij des te beter hoeveel plezier je mij doet wanneer je de taak op je neemt die ik jou toevertrouw. En dat is de volgende, het gaat hier om iets heel belangrijks: ik wil jou vragen eens goed rond te kijken bij de grote groep studenten die uit bewondering voor jouw talenten samenkomt bij jou. Zijn daaronder misschien potentiële leraren die wij zouden kunnen interesseren? Uiteraard onder voorwaarde dat ik aan niemand iets kan beloven! Ik wil het verder helemaal overlaten aan de ouders. Het oordeel, de keuze, het is aan hen. Voor mijzelf claim ik alleen de moeite en de onkosten. Kun je dus iemand vinden die zich geschikt voelt, dan mag hij zich ter plaatse melden. Maar met dien verstande dat hij maar één garantie op zak heeft: zijn zelfvertrouwen.

Hartelijke dank en groeten,
Plinius
 

Vragen

1. Opnieuw maakt Plinius zich druk om de keuze van een docent, net als in de brieven 2,18 en 3,3. En zijn methode is opnieuw anders. Zet de drie methoden kort naast elkaar.

2. Wat is de financiering die Plinius voorstelt?

3. Welke reden geeft Plinius voor zijn gulle gebaar? En wat zal het achterliggende motief zijn?

4. Liefde voor de eigen stad en daar ook veelvuldig zijn wordt gepresenteerd als ideaal. Waar hield Plinius zelf zich voornamelijk op?

5. Plinius’ adressaat Tacitus is niemand minder dan de beroemde geschiedschrijver Cornelius Tacitus. Waarom zou Plinius juist hem dit verzoek doen?

6. Plinius zegt aan het slot dat hij niemand iets wil beloven en de keus helemaal aan de ouders laat. Meent hij dit? Licht je antwoord toe.


 

 



(2000-2009-2012)

 

 



Recensies/reacties

 

 


latest changes here:9-09-2019



HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2019 V. Hunink

copyright statement  / contact