Tolerantie-edict
van Galerius (Nicomedia, 30 april 311)
&
'Edict
van Milaan' (Nicomedia, 13 juni 313)
vertaling
gepubliceerd in: Hermeneus, 79,2007,111-112 (themanummer Constantijn)
Tekst
1: Tolerantie-edict
van Galerius (Nicomedia, 30 april 311)
'Als onderdeel van de
regelingen die wij altijd treffen ten behoeve van het algemeen nut en belang,
wilden wij voorheen, conform de oude wetten en de algemene Romeinse principes,
alles in goede banen leiden. Zo wilden wij er ook voor zorgen dat de christenen,
die de leef- en denkwijze van hun ouders hadden opgegeven, weer tot juiste
inzichten zouden terugkeren.
Want
door bepaalde ideeën waren die christenen in de greep geraakt van grote
eigenzinnigheid en dwaasheid. Daardoor hielden zij niet meer vast aan de
traditionele normen en waarden, die wellicht nog waren ingevoerd door hun eigen
voorouders. Nee, naar eigen goeddunken en believen stelden zij voor zichzelf
wetten vast waaraan ze zich zouden houden, en op allerlei plaatsen lieten zij
groepen mensen bijeenkomen.
Ten
slotte is door ons een decreet uitgevaardigd dat zij zich weer moesten houden
aan de traditionele normen en waarden. Velen zijn daarna in processen verwikkeld
geraakt, velen zelfs uit hun bezit ontzet. De meesten volhardden in hun
opvattingen. Wij constateerden dat zij noch tegenover de goden de verschuldigde
dienst en verering in acht namen, noch de god van de christenen vereerden.
In
overweging van onze bijzonder milde clementie, en met het oog op onze
voortdurend volgehouden gewoonte aan alle mensen vergiffenis te schenken, hebben
wij gemeend onze genade met onmiddellijke ingang ook ten aanzien van hen te
moeten laten gelden. Zij mogen opnieuw christenen zijn en hun samenkomsten
houden, op voorwaarde dat zij de bestaande orde niet aantasten.
In een andere brief aan de gouverneurs zullen wij kenbaar maken waaraan zij zich
te houden hebben. Conform deze door ons verleende genade zullen zij tot hun god
moeten bidden om het welzijn van ons, de staat en henzelf. Zo zal de staat dan
allerzijds ongedeerd in stand blijven en kunnen zij veilig op hun eigen plaatsen
leven.'
Tekst
2:
Edict van Milaan (Nicomedia, 13 juni 313)
'Tijdens
een succesvolle ontmoeting in Milaan tussen mij, Constantijn Augustus, en mij,
Licinius Augustus, hebben wij alles behandeld dat betrekking heeft op de
belangen en de veiligheid van de staat. Er zijn zaken waarbij, zo constateerden
wij, een meerderheid van de mensen baat zal vinden. Op de eerste plaats hebben
wij gemeend regelingen te moeten treffen ter zake van de eerbied tegenover de
godheid. Wij wilden zowel de christenen als alle mensen de vrije keuze geven om
de godsdienst aan te houden die elkeen verkiest. Zo kan de goddelijke macht in
de hemel, welke dat ook is, genadig en goedgezind worden gestemd tegenover ons
en allen die onder onze macht staan.
Vandaar
dat wij na heilzame en juiste argumentatie hebben gemeend te moeten overgaan tot
het volgende beleid. Aan volstrekt niemand mag naar onze opvatting de
mogelijkheid ontzegd worden zich te wijden aan hetzij de godsdienst van de
christenen hetzij de godsdienst die hij voor zichzelf het meest geschikt vindt.
Zo kan de hoogste godheid, wiens cultus wij in geestelijke vrijheid aanhangen,
in alle dingen zijn gebruikelijke gunst en welwillendheid betonen.
Op
grond hiervan is het passend dat Uwe Excellentie van het volgende op de hoogte
is. Het is ons besluit dat volstrekt alle restricties dienaangaande vervallen:
alle bepalingen met betrekking tot de christenen die in eerdere brieven aan uw
bureau vermeld stonden en die zonder meer onjuist en vreemd aan onze clementie
leken, moeten worden geschrapt. Iedereen die eenzelfde wil koestert om de
godsdienst van de christenen aan te houden, mag nu vrijelijk en onbeperkt, in
alle rust en zonder problemen, snel daartoe overgaan.
Wij
hebben gemeend dit in alle volledigheid onder uw zorgvuldige aandacht te
brengen. U moet weten dat wij aan de christenen volstrekt vrije keus van
godsdienst hebben gegeven.
Wanneer
u beseft dat wij dit recht aan hen hebben verleend, zal Uwe Excellentie
begrijpen dat wij ook aan anderen gelijkelijk een open en vrije keuze van
godsdienst of cultus hebben toegekend, conform de rust in onze tijd. Zo krijgt
iedereen de vrijheid om te vereren waar hij voor kiest. Aldus is door ons
besloten, om niet de schijn te wekken dat wij aan enige ereambt of godsdienst
afbreuk doen.
Specifiek
ten aanzien van de christelijke gemeenschap hebben wij bovendien het volgende
bepaald. Het betreft de panden waar zij voorheen gewoonlijk bijeenkwamen en
waarover tevoren in brieven aan uw bureau een duidelijke richtlijn was gegeven.
Als er mensen zijn die deze panden in de afgelopen periode lijken te hebben
gekocht, hetzij van onze schatkist, hetzij van welke instantie dan ook, moeten
zij de christenen hiervan weer in het bezit stellen, met gesloten beurs en
zonder enig verzoek om betaling. Elke vorm van tegenwerking of dubbelzinnigheid
dient daarbij achterwege te blijven. Wie zulke panden ten geschenke heeft
gekregen moet die eveneens zo spoedig mogelijk aan de christenen teruggeven.
Zowel
personen die panden hebben aangekocht als personen die ze via schenking hebben
verworven, kunnen een beroep doen op onze welwillendheid door middel van een
verzoekschrift aan de vice-gouverneur. Zo zal dankzij onze clementie ook voor
hen worden gezorgd. Alle panden dienen door uw bemiddeling met onmiddellijke
ingang en zonder vertraging te worden overgedragen aan de christelijke
gemeenschap.
Diezelfde
christenen zijn niet slechts in het bezit geweest van de panden waarin zij
gewoonlijk bijeenkwamen. Ook hebben zij, zo is bekend, andere zaken in bezit
gehad, die waren verbonden aan het recht van hun gemeenschap, dat wil zeggen van
hun kerken, niet van individuen. Krachtens de bovenvermelde wet moet u gelasten
dat dit alles buiten enige dubbelzinnigheid of controverse wordt teruggegeven
aan diezelfde christenen, dat wil zeggen aan hun gemeenschap en hun plaatsen van
samenkomst. De bovengenoemde aanvullende bepaling geldt ook hier: ieder die dit
alles teruggeeft zonder betaling, zoals wij zeiden, kan compensatie tegemoet
zien van de zijde van onze welwillendheid.
In
dit alles moet u voor de christelijke gemeenschap op de meest voortvarende wijze
bemiddelend optreden. Zo kan dan ons voorschrift zo spoedig mogelijk ten uitvoer
worden gebracht, waardoor ook op dit punt dankzij onze clementie de rust in de
staat wordt gediend.
In
zoverre zal het dan geschieden zoals in het voorgaande is vervat: de goddelijke
gunst jegens ons, die wij in zoveel zaken hebben ervaren, zal te allen tijde
genadig voor onze ondernemingen bewaard blijven, in samenhang met de voorspoed
van de staat.
De
maatregelen van deze beschikking en van onze welwillendheid moeten bij alle
mensen onder de aandacht worden gebracht. Daarom zal het passend zijn dat u dit
schrijven via een proclamatie uwerzijds overal bekend maakt en allen ervan in
kennis stelt. Dan zal deze beschikking van onze welwillendheid niet verborgen
kunnen blijven.'
(Lactantius,
De mortibus persecutorum,
34 en 48,2-12, vertaling Vincent Hunink)
|