VincentHunink



HOME VERTALINGEN | ALLE PUBLICATIES | INDEX | CONTACT




 

 

 


TACITUS
Historiën

vertaling Vincent Hunink
Amsterdam 2010 (1e, 2e, 3e dr.)

x

3e dr.
ISBN 978 90 253 6795 4; pb., 307 blz.; EUR 19,95


 


 

Een van Tacitus' grote, beroemde werken. Geliefd en berucht om zijn stijl. Opwekkend in zijn bodemloze somberheid: nooit eerder is van Rome's ontwikkeling zo'n gitzwart beeld geschetst.

Tacitus vertelt over burgeroorlog en verlies van alle waarden. Over een Romeinse wereld in verval.

Hij doet dat in adembenemend, bloedstollend Latijn, dat tot in het uiterste compact gemaakt is. 'Geen woord teveel' is dan ook een van de doelstellingen in deze nieuwe Nederlandse vertaling. Het is een weergave die nadrukkelijk hoekig en dwars wil zijn, bondig  en poëtisch, juist om Tacitus' woordkunst te laten zien. De diepe kwaadheid en bitterheid van de auteur keren terug in een wrokkig, bijtend Nederlands, zoals in klassieke vertalingen nog niet is vertoond.

De vertaling is dus geen vlot leesbare tekst om bij achterover te leunen. Het is opgezet als een kunstwerk van taal, dat lezers tergt en uitdaagt, meesleept en inzicht geeft. Al is het dan vooral in de donkere kanten van mensen en machten.

De vertaling van de complete Historiën omvat de eerder uitgebrachte teksten over de Opstand van de Bataven. Dat materiaal is echter grondig herzien voor deze nieuwe uitgave (ca. 1000 wijzigingen).

Het boek is gepubliceerd in februari 2010. Een tweede druk is verschenen eind mei 2010. Derde druk als paperback oktober 2010.

 

x

1e/2e dr.
ISBN 978 90 253 6715 2; geb., 307 blz.; EUR 29,95

 

 



INLEIDING

 

Inktzwart. Hartgrondig somber. Dat is het wereldbeeld van de Romeinse historicus Tacitus.

De wereld waarin Cornelius Tacitus (ca. 55-120) leefde was die van het Romeinse keizerrijk. En inderdaad was daar het een en ander misgegaan en scheefgegroeid sinds de dagen van Julius Caesar de eerste echte keizer, Augustus (keizer van 27 v.Chr. tot 14 na Chr.). Tacitus verging het als veel collega-senatoren: in zijn hart was hij volbloed republikein, die met grote bewondering en nostalgie terugkeek naar de periode van voor Caesar en Augustus.  

Maar anders dan sommige tijdgenoten, die soms letterlijk terug wilden naar die oude tijd, besefte Tacitus dat de weg terug naar de republiek van weleer onmogelijk was geworden. Augustus had teveel zaken onomkeerbaar veranderd en door het optreden van zijn opvolgers was de alleenheerschappij in Rome diep verankerd geraakt.  

Bij 'goede' keizers was het nog niet zo'n beroerd systeem, maar bij gevaarlijke gekken zoals Caligula en Nero leverde het veel problemen op. Om maar te zwijgen van de chaos die kon uitbreken als de keizerlijke macht betwist werd. Zoals het geval was in het beruchte Vierkeizerjaar 69-70, toen het Romeinse rijk toneel werd van een reeks verwarrende burgeroorlogen om de macht. Galba, Otho en Vitellius volgden elkaar snel op, en de laatste werd uiteindelijk verslagen door de eerste Flavische keizer, Vespasianus. 

Over de verwikkelingen in dat jaar schreef Tacitus zijn eerste grote historiografische werk, de Historiën. Daarvan is nu een gloednieuwe vertaling verschenen.

De adembenemende openingsbladzijden van het werk tonen het panorama van een wereldrijk in gestaag verval. Nadruk op neergang en verval is kenmerkend voor alle Romeinse geschiedschrijving, maar Tacitus doet er een duidelijke schep bovenop. In zijn visie schudt het rijk werkelijk aan alle kanten op zijn grondvesten. En menselijke waarden gaan massaal aan de kant en dan zijn er nog natuurrampen. 

De meest liederlijke figuur van de vier keizers in dit boek is ongetwijfeld Vitellius. Tacitus beschrijft hem met nauw verholen afgrijzen als een karikatuur van alles wat een keizer zou moeten zijn. Een Bourgondische lekkerbek die eten en drinken stelt boven politiek, die niets doet als ingrijpen vereist is en Rome's financiële reserves er in een paar maanden doorheen jaagt. Verkeerde beslissingen, verkeerde raadgevers, machtwellustige helpers, die in Rome zelfs de Capitolijnse tempel in brand steken: Vitellius en zijn directe omgeving vormen volgens Tacitus een regelrechte ramp voor Rome. En natuurlijk wemelt het rondom hem van intrigues, moordaanslagen en complotten. 

Het lezen van deze bloedstollende Historiën doet pijn. Zeker bij wie leest met een Romeinse blik à la Tacitus. De teloorgang van Rome's wereldmacht doet pijn, alle gevallen van schrijnend onrecht en machtsmisbruik, mismanagement en massamoord doen pijn. En ook beschrijvingen van slagvelden en rokende puinhopen, achterbakse aanslagen en nutteloze offers vormen geen lichte lectuur. 

Het befaamde, uitgesponnen verslag van de 'Bataafse opstand' in boek 4 en 5 is trouwens ook pijnlijk voor lezers met Germaanse sympathieën. Want onze vermeende heldhaftige voorouders munten al evenzeer uit in machtshonger, persoonlijke rancune, verkeerd beleid, barbaarsheid, moord en doodslag. Heel de Bataafse opstand, die zoveel mensenlevens kost, loopt trouwens uit op niets.  

Pijn doet vooral ook Tacitus' stijl. Zijn zinnen zijn tot het uiterste samengebald. Vaak ontbreken essentiële onderdelen zoals werkwoorden of voornaamwoorden. Verbindingswoorden die teksten normaal gesproken soepel leesbaar maken (maar, want, dus, daarom) worden waar mogelijk weggelaten. Het lijkt vaak of Tacitus zo min mogelijk wil zeggen. Misschien is het veelbetekenend dat zijn naam het Latijnse woord is voor 'zwijgend': de taal van deze Tacitus staat dichtbij een totaal zwijgen. Dat heeft tot gevolg dat hij de lezer vaak uitdaagt, voor raadsels stelt, zelf aan het werk laat gaan. Tacitus' proza vraagt een leeshouding en aandacht die gewoonlijk zijn weggelegd voor poëzie. 

Maar wie deze pijn wil lijden zal merken dat het een aangename pijn kan zijn, die sterke effecten heeft. Tacitus lezen staat borg voor indringende leeservaringen en plotselinge vergezichten. Voor een opwekkende onderdompeling in hartgrondige somberheid. 

De nieuwe vertaling wil vooral een literaire vertaling zijn, die recht  doet aan het uitzonderlijke karakter van Tacitus' stijl. Daarom zoekt de vertaling welbewust de grenzen van het Nederlands op.

 


 



FRAGMENT: de openingspassage

 

(1) Startpunt van mijn werk wordt het consulaat van Servius Galba (zijn tweede) en Titus Vinius.

De eerste 820 jaar na de stichting van de stad zijn namelijk al door veel auteurs beschreven: de geschiedenis van het Romeinse volk, even welsprekend als vrijmoedig verteld. Na de slag bij Actium, toen de vrede ermee gediend was dat alle macht bij één man kwam, was het gedaan met de grote talenten.

Tegelijk heeft men de waarheid op allerlei manieren geweld aangedaan, ten eerste door gebrek aan kennis van de politiek, als betrof het andermans zaak, verder door vleizucht of juist haat jegens de heersers. Zo dacht niemand, tegenstanders noch meelopers, aan latere generaties. Maar gunstbejag van een schrijver leidt gemakkelijk tot afkeer, terwijl zijn jaloezie en nijd daarentegen gretige toehoorders vinden. Aan vleierij kleeft immers de smaad van slaafsheid, aan kwaadaardigheid de illusie van vrijheid.

Persoonlijk heb ik van Galba, Otho en Vitellius gunst noch onrecht ervaren. Mijn carrière is begonnen onder Vespasianus, voortgezet onder Titus, nog verder gekomen onder Domitianus – ik zal het niet ontkennen. Maar wie een objectieve houding heeft beloofd mag zich niet laten leiden door genegenheid of haat jegens wie hij beschrijft.

Als ik tijd van leven heb, kom ik nog toe aan het principaat van de goddelijke Nerva en Trajanus' heerschappij, overvloedige, minder gevaarlijke stof, die ik bewaar voor mijn oude dag. Wat een zeldzaam gelukkige tijd: je mag vinden wat je wilt, en zeggen wat je vindt.

(2) Ik aanvaard een werk rijk aan rampen, bol staand van strijd en verscheurende opstanden, en zelfs bij vrede grimmig: het bevat vier vermoorde keizers, drie burgeroorlogen en tal van buitenlandse oorlogen, veelal beide tegelijk. Voorspoed in het oosten, tegenslagen in het westen. Er is onrust in Illyrië, Gallië’s trouw wankelt, Brittannië wordt bedwongen en weer opgegeven, er zijn aanvallen van Sarmaten- en Suebenstammen, er is roem voor Dacië door toegebrachte en geleden nederlagen. En bijna zelfs gewapende opstand van de Parthen door het bedrog van een onechte Nero.

En Italië? Dat is aangeslagen door rampspoed die nieuw was of na lange tijd opnieuw toesloeg. Ravage en verwoesting in de steden langs de vruchtbare kust van Campanië. Rome geteisterd door brand, zijn oudste tempels in de as gelegd, ja, het Capitool door eigen burgers in brand gestoken. Religieuze riten zijn bezoedeld, seksschandalen vinden plaats in de hoogste kringen. De zee vol ballingen. Rotseilanden bespat met bloed.

In de stad zelf ging het er nog grimmiger aan toe. Adel en kapitaal, opgegeven dan wel vervulde ambten: alles gold als misdaad, deugdzaam gedrag betekende een wisse dood. Verklikkers ontvingen beloningen, iets wat men al evenzeer haatte als hun misdaden. Sommigen veroverden priesterambten en consulschappen, anderen bestuursfuncties en machtsposities aan het hof. Alles werd overhoop gehaald door haat en terreur. Slaven die zich voor geld tegen hun meesters keerden, vrijgelatenen tegen patroons. En wie geen vijand had werd het slachtoffer van zijn vrienden.

(3) Maar de periode was niet volkomen arm aan kwaliteiten, ze leverde ook goede voorbeelden op. Moeders die hun kinderen vergezelden op de vlucht, vrouwen die hun mannen volgden in verbanning. Dappere familieleden, schoonzoons met ruggengraat, slaven die zich trouw betoonden, zelfs onder foltering. Beroemde mannen in uiterste nood verduurden die dapper en vonden een einde zoals de helden van weleer.

Naast velerlei menselijke lotgevallen waren er aan de hemel en op aarde voortekenen. Veelbetekenende bliksems en voorboden van de toekomst dienden zich aan, gunstig of onheilspellend, dubbelzinnig of helder. Nee, nooit eerder viel het Romeinse volk aan zo verschrikkelijke rampen ten prooi en nooit waren de aanwijzingen zo overtuigend en onmiskenbaar: de goden zijn er niet op uit ons te beschermen, wel om ons te bestraffen.

(4) Voor ik mijn plan uitvoer lijkt een terugblik mij wenselijk. Hoe was de toestand in Rome? De mentaliteit van de legers, de houding van de provincies? Waar ter wereld was alles gezond, waar verziekt? Dat geeft niet alleen inzicht in gebeurtenissen en feiten, doorgaans kwesties van toeval, maar ook in hun samenhang en oorzaken.

Nero's dood vormde aanvankelijk de aanleiding voor vreugdevolle taferelen en gaf toch ook gemengde gevoelens, niet alleen in Rome bij senaat, volk en stadsleger, maar bij alle legioenen en aanvoerders. Een politiek geheim was nu geopenbaard: keizer worden kan ook buiten Rome.[i]

De senaat was blij en nam direct en welbewust alle vrijheid, zeker bij deze nieuwe, afwezige keizer. De voornaamste ridders deden in vreugde amper onder voor de senaat. Goede hoop leefde ook bij het vitale deel van de bevolking, verbonden aan de grote families, en ook bij beschermelingen en vrijgelatenen van veroordeelden en ballingen. Het lagere volk dat rondhangt bij renbaan en theaters treurde, alsook de slaven van het laagst allooi en potverteerders die van Nero's schande leefden, de oren gespitst op geruchten.

(5) Het stadsleger was door zijn lange diensttijd vergroeid met de keizers en had Nero meer laten vallen op initiatief en aandrang van anderen dan uit eigen beweging. Maar de troepen merken het: de namens Galba beloofde bonus wordt niet uitbetaald, vrede biedt niet evenveel kans als oorlog om je te bewijzen en verrijken, ze staan niet meer vooraan in de gunst van de keizer nu die door de legioenen is uitgeroepen. Vandaar hun bereidheid tot revolte, nog versterkt door misdadige plannen van hun prefect Nymphidius Sabinus, die zelf de troon wil. Ze raken in rep en roer.

Nymphidius werd weliswaar tijdens zijn coup onschadelijk gemaakt, maar hoewel het oproer zo onthoofd werd behielden veel soldaten een gevoel van medeplichtigheid en het ontbrak niet aan praatjes en kritiek op Galba: een oude vent, een vrek.

Zijn striktheid, een eigenschap die ooit lof oogstte en in het leger hoog stond aangeschreven, zat deze soldaten dwars. Aan de tucht van vroeger hadden zij lak, en in die veertien jaar waren ze door Nero sterk beïnvloed, zodat ze nu voor de slechte eigenschappen van keizers evenveel waardering voelden als ooit respect voor hun goede. Daarbij kwam nog een opmerking van Galba die zijn politiek sierde maar hemzelf in gevaar bracht. Soldaten 'kocht hij niet, hij rekruteerde ze'. Woorden die ook niet klopten met de rest.

(6) Zwak en oud stond hij tegenover Titus Vinius en Cornelius Laco, de laagste en de lafste onder de mensen. Alle afkeer van hun immoreel gedrag en verachting voor hun slapheid wisten zij af te schuiven op hem, het ruïneerde zijn goede naam.

Galba's tocht verliep traag en onder bloedvergieten. Aanstaand consul Cingonius Varro en oud-consul Petronius Turpilianus werden terechtgesteld. De een zou verbonden zijn met Nymphidius, de ander generaal onder Nero. Ze werden niet gehoord en konden zich niet verdedigen, stierven dus 'als onschuldigen'.

Onheilspellende intocht in Rome. Duizenden soldaten waren inmiddels ongewapend afgeslacht en zelfs voor hun moordenaars zag het er dreigend uit. Het Spaanse legioen werd de stad ingevoerd terwijl zich daar al het legioen bevond dat Nero uit de vloottroepen had gelicht – Rome zat dus vol vreemde troepen. Daarbij nog grote aantallen soldaten uit Germanië en Brittannië, uit Illyrië, elitetroepen die Nero vooruit had gestuurd naar de Kaukasus-pas en de geplande oorlog tegen de Albani en vervolgens had teruggeroepen om de opstand van Vindex de kop in te drukken.

Er was dus een enorm revolutionair potentieel. De gunst ging nog niet naar een bepaald persoon maar lag klaar voor wie het erop zou wagen.

(7) Toevallig kwamen er tegelijk berichten over de moord op Clodius Macer en die op Fonteius Capito. Macer had in Africa onmiskenbaar onrust gezaaid, was door procurator Trebonius Garutianus ter dood gebracht op bevel van Galba, Capito in Germanië overkwam hetzelfde wegens soortgelijke plannen; commandanten Cornelius Aquinus en Fabius Valens hadden bevelen niet eens afgewacht. Er waren mensen die dachten dat Capito weliswaar schandelijk hebzuchtig en wellustig was, maar geen moment aan revolte had gedacht: de commandanten hadden hem tot oorlog aangezet en toen dat niet opschoot hadden ze maar hem zelf beschuldigd en zo in de val gelokt. En Galba? Ach, die had alles goedgekeurd, uit gebrek aan karakter of om grondig onderzoek te vermijden. Gebeurd was gebeurd, niets meer aan te doen.

Overigens waren de reacties op beide moorden ongunstig, en nu de keizer eenmaal gehaat was gaf alles wat hij deed, goed of slecht, gelijkelijk scheve ogen. De corruptie heerste, oppermachtige vrijgelatenen, groepen slaven, ze pakten gretig wat ze pakken konden, haastig wegens Galba's ouderdom, en aan het nieuwe hof deden zich dezelfde misstanden voor, evenzeer drukkend maar niet evenzeer vergoeilijkt. Galba's hoge leeftijd was op zichzelf al aanleiding voor spot en weerzin. De mensen waren gewend aan de jeugdigheid van Nero; keizers vergeleek men, zoals het volk dat doet, op uiterlijk en lichamelijke schoonheid.

(8) Zo was de algemene stemming in Rome, zoals gegeven de grootte van de bevolking ook voor de hand lag.

 



IN DE MEDIA

 


1. nieuwsbericht op de site van de Radboud Universiteit. Datum bericht: 17 februari 2010

[Volledige tekst:]

Nieuwe, dwarse vertaling van Tacitus’ Historiën.

Deze week verschijnt een nieuwe vertaling van Tacitus’ Historiën. Vincent Hunink, docent Latijn en Vroegchristelijk Latijn en Grieks aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vertaalde de beroemde en onder vertalers beruchte klassieker.

Oorlog! Moord! Andere rampen! De Romeinse geschiedschrijver Tacitus (ca. 55-120) schreef met zijn Historiën zijn eerste grote werk, over de verwikkelingen in het ‘Vierkeizerjaar’ 69-70, toen het Romeinse rijk toneel werd van een reeks verwarrende burgeroorlogen om de macht. De keizers Galba, Otho en Vitellius volgden elkaar snel op; de laatste werd uiteindelijk verslagen door Vespasianus.

Immens sombere stijl
Tacitus’ Historiën is onder lezers en vertalers geliefd én berucht om zijn immens sombere stijl. Nooit eerder werd Romes verval zo inktzwart beschreven. Tacitus doet dat in uiterst compact Latijn; Vincent Hunink wilde dan ook geen woord te veel in zijn nieuwe Nederlandse vertaling.

Wrokkig en bijtend Nederlands
De laatste Nederlandse vertaling van Tacitus’ Historiën was van J.W. Meijer uit 1958. Een nieuwe vertaling was al enige tijd gewenst. Huninks weergave is er een die hoekig en dwars wíl zijn, bondig en poëtisch, juist om Tacitus' woordkunst te laten zien. De kwaadheid en bitterheid van de auteur keren terug in een wrokkig, bijtend Nederlands, zoals in klassieke vertalingen nog niet is vertoond. De vertaling is, in Huninks eigen woorden, dus geen vlot leesbare tekst om bij achterover te leunen. Maar wel, letterlijk, de moeite waard.  

Uit de opening van Tacitus’ Historiën:
‘Ik aanvaard een werk rijk aan rampen, bol staand van strijd en verscheurende opstanden, en zelfs bij vrede grimmig: het bevat vier vermoorde keizers, drie burgeroorlogen en tal van buitenlandse oorlogen, veelal beide tegelijk. Voorspoed in het oosten, tegenslagen in het westen.’ (…) ‘Nee, nooit eerder viel het Romeinse volk aan zo verschrikkelijke rampen ten prooi en nooit waren de aanwijzingen zo overtuigend en onmiskenbaar: de goden zijn er niet op uit ons te beschermen, wel om ons te bestraffen.’

Over de vertaler
Vincent Hunink is docent Latijn en Vroegchristelijk Latijn en Grieks aan de Radboud Universiteit Nijmegen en zeer actief als vertaler uit het Grieks, maar vooral het Latijn. Het toeval wil dat deze maand diverse van zijn vertalingen uitkomen. Zo verscheen begin februari Liegen en leugens, een vertaling van Augustinus' De mendacio & contra mendacium (bij Damon, Budel). Eind deze maand komt de vertaling van De diligendo deo van Bernardus van Clairvaux uit, God liefhebben (bij Kok, Kampen). En daar blijft het niet bij in 2010.

 


2. nieuwsbericht op de site van Boekhandel Roelants (Nijmegen). Datum bericht 26 februari 2010

[Volledige tekst:]

Inktzwart. Hartgrondig somber. Dat is het wereldbeeld van de Romeinse historicus Tacitus.
De wereld waarin Cornelius Tacitus (ca. 55-120) leefde was die van het Romeinse keizerrijk. En inderdaad was daar het een en ander misgegaan en scheefgegroeid sinds de dagen van Julius Caesar de eerste echte keizer, Augustus (keizer van 27 v.Chr. tot 14 na Chr.). Tacitus verging het als veel collega-senatoren: in zijn hart was hij volbloed republikein, die met grote bewondering en nostalgie terugkeek naar de periode van voor Caesar en Augustus.

Maar anders dan sommige tijdgenoten, die soms letterlijk terug wilden naar die oude tijd, besefte Tacitus dat de weg terug naar de republiek van weleer onmogelijk was geworden. Augustus had teveel zaken onomkeerbaar veranderd en door het optreden van zijn opvolgers was de alleenheerschappij in Rome diep verankerd geraakt.
Bij 'goede' keizers was het nog niet zo'n beroerd systeem, maar bij gevaarlijke gekken zoals Caligula en Nero leverde het veel problemen op. Om maar te zwijgen van de chaos die kon uitbreken als de keizerlijke macht betwist werd. Zoals het geval was in het beruchte Vierkeizerjaar 69-70, toen het Romeinse rijk toneel werd van een reeks verwarrende burgeroorlogen om de macht. Galba, Otho en Vitellius volgden elkaar snel op, en de laatste werd uiteindelijk verslagen door de eerste Flavische keizer, Vespasianus.

Over de verwikkelingen in dat jaar schreef Tacitus zijn eerste grote historiografische werk, de Historiën. Daarvan is nu een gloednieuwe vertaling verschenen van de hand van Vincent Hunink.

De adembenemende openingsbladzijden van het werk tonen het panorama van een wereldrijk in gestaag verval. Nadruk op neergang en verval is kenmerkend voor alle Romeinse geschiedschrijving, maar Tacitus doet er een duidelijke schep bovenop. In zijn visie schudt het rijk werkelijk aan alle kanten op zijn grondvesten. En menselijke waarden gaan massaal aan de kant en dan zijn er nog natuurrampen.

De meest liederlijke figuur van de vier keizers in dit boek is ongetwijfeld Vitellius. Tacitus beschrijft hem met nauw verholen afgrijzen als een karikatuur van alles wat een keizer zou moeten zijn. Een Bourgondische lekkerbek die eten en drinken stelt boven politiek, die niets doet als ingrijpen vereist is en Rome's financiële reserves er in een paar maanden doorheen jaagt. Verkeerde beslissingen, verkeerde raadgevers, machtwellustige helpers, die in Rome zelfs de Capitolijnse tempel in brand steken: Vitellius en zijn directe omgeving vormen volgens Tacitus een regelrechte ramp voor Rome. En natuurlijk wemelt het rondom hem van intrigues, moordaanslagen en complotten.

Het lezen van deze bloedstollende Historiën doet pijn. Zeker bij wie leest met een Romeinse blik à la Tacitus. De teloorgang van Rome's wereldmacht doet pijn, alle gevallen van schrijnend onrecht en machtsmisbruik, mismanagement en massamoord doen pijn. En ook beschrijvingen van slagvelden en rokende puinhopen, achterbakse aanslagen en nutteloze offers vormen geen lichte lectuur.

Het befaamde, uitgesponnen verslag van de 'Bataafse opstand' in boek 4 en 5 is trouwens ook pijnlijk voor lezers met Germaanse sympathieën. Want onze vermeende heldhaftige voorouders munten al evenzeer uit in machtshonger, persoonlijke rancune, verkeerd beleid, barbaarsheid, moord en doodslag. Heel de Bataafse opstand, die zoveel mensenlevens kost, loopt trouwens uit op niets.

Pijn doet vooral ook Tacitus' stijl. Zijn zinnen zijn tot het uiterste samengebald. Vaak ontbreken essentiële onderdelen zoals werkwoorden of voornaamwoorden. Verbindingswoorden die teksten normaal gesproken soepel leesbaar maken (maar, want, dus, daarom) worden waar mogelijk weggelaten. Het lijkt vaak of Tacitus zo min mogelijk wil zeggen. Misschien is het veelbetekenend dat zijn naam het Latijnse woord is voor 'zwijgend': de taal van deze Tacitus staat dichtbij een totaal zwijgen. Dat heeft tot gevolg dat hij de lezer vaak uitdaagt, voor raadsels stelt, zelf aan het werk laat gaan. Tacitus' proza vraagt een leeshouding en aandacht die gewoonlijk zijn weggelegd voor poëzie.

Maar wie deze pijn wil lijden zal merken dat het een aangename pijn kan zijn, die sterke effecten heeft. Tacitus lezen staat borg voor indringende leeservaringen en plotselinge vergezichten. Voor een opwekkende onderdompeling in hartgrondige somberheid.

De nieuwe vertaling van Vincent Hunink wil vooral een literaire vertaling zijn, die recht doet aan het uitzonderlijke karakter van Tacitus' stijl. Daarom zoekt de vertaling welbewust de grenzen van het Nederlands op.

 


3. Interview door D a a n   S t o f f e l s e n op de site van de Athenaeum Boekhandel Amsterdam. Bericht: eind februari 2010

[Volledige tekst:]

‘Ik ben, zo kun je me denk ik het beste beschrijven, een man van woorden. Mijn vak is lezen, schrijven, dat kan ik tenminste. Voor een vertaling ben ik eigenlijk continu op zoek naar het juiste woord, je vertaalt de hele dag door. De zinnen blijven hangen in je hoofd, je schrijft ze op. Je zoekt de vervreemding op: je leest de tekst na in het vliegtuig, of in de sauna, of ’s ochtends vroeg aan de keukentafel, aan het strand, je probeert even niet de vertaler maar de lezer van de tekst te zijn. Je moet dat Latijn ook gewoon kunnen negeren.’ We spraken Vincent Hunink, vertaler van de Historiën, over het loslaten van vertaalroutine, over de charme van fragmentarische teksten, en over het impressionisme en de dubbellagigheid van Tacitus. En we vergeleken zijn oude vertaling van De opstand der Bataven met de nieuwe.

Een heel andere aanpak
‘Ik ben eigenlijk in 1997 begonnen met Tacitus. In 2000 kwam mijn vertaling van Leven van Agricola en De Germanen, in 2003 van de Dialogus (Tegen het verval van de retorica) en in 2005 het deel van de Historiën dat over de Bataafse Opstand gaat (De opstand van de Bataven). Dat laatste was een enorme klus, het is al een groot stuk van de Historiën, maar ik was niet helemaal tevreden. Ik heb daarna een tijdje niet naar Tacitus omgekeken. Eigenlijk kun je het ook nooit goed doen. Altijd klaagt er iemand, men vindt het aardig, maar net niet kloppen. Ik had de moed eigenlijk opgegeven met Tacitus. Het keerpunt kwam toen ik eind 2008 gevraagd werd om voor Hermeneus een paar fragmenten van de Annalen te vertalen. Ik had dat toegezegd, maar schoof de klus steeds voor me uit.

Toen moest ik wel, de deadline naderde, en ik besloot het eens heel anders aan te pakken. Het ging om een slagveldscène van het leger van Germanicus in het Teutoburgerwoud, een standaardscène, waarbij Tacitus met bitterheid de nederlaag van Varus in herinnering roept. Ik besloot om het impressionistisch te vertalen.

Tacitus, Annalen 1.60, in Hermeneus 81, 2009, 108-113: ‘De Chauci zegden hulp toe en zij kregen een plaats in de troepenmacht. De Bructeri waren hun eigen gebied aan het platbranden. Lucius Stertinius, die met lichtbewapende troepen door Germanicus was uitgezonden, joeg ze uiteen. Tijdens het moorden en buitmaken vond hij iets: het adelaarsteken van het negentiende legioen. Verloren gegaan samen met Varus.

Vandaar trok de legerstoet naar het verst weg gelegen land van de Bructeri. Alles tussen Ems en Lippe werd grondig verwoest. Zo kwamen ze in de buurt van het Teutoburgerwoud. Daar zouden, naar verluidde, resten liggen van Varus en zijn legioenen, onbegraven.’

Zo kon het dus ook! Dit was een mogelijkheid om die Historiën te lijf te gaan. Als een bezetene ben ik toen begonnen te herschrijven – ik had die eerste capita al eerder vertaald, maar niet tot tevredenheid, en nu pakte ik ze impressionistischer aan, harder, zodat die prachtige bitterheid beter naar voren kwam.

Wikken, wegen, bikken, schaven
Gaandeweg formuleerde ik mijn principes. Ik zou zinnen opsplitsten waar mogelijk, streven naar korte zinnen. Het is een misverstand dat Tacitus alleen van de lange perioden was, daar stuit je op in zijn Annalen, maar dit vroegere werk is beknopter, directer. Fraaier, vind ik ook. En als je dan recht wilt doen aan de eigen taal van een auteur, wat de belangrijkste regel is voor een vertaler, dan moet je dus ook de lengte van de zinnen aanpassen.

Ik zou geen woord te veel laten staan. Ik heb letterlijk ieder woord gewikt en gewogen. Veel lidwoorden kun je missen bijvoorbeeld, maar ook veel voegwoorden, vooral die die tegenstellingen en reden aanduiden. Maar, want, toch, omdat – het staat alleen in de vertaling als het er ook in het Latijn stond. Ik heb veel boeken gemaakt, en dan heb je een zekere routine waarbij je onhandigheden wegstrijkt, maar nu heb ik dingen vager gelaten dan ik het zelf interpreteer.

Ik zou recht doen aan allerlei stilistische kenmerken, en dus ondanks dat andere principe niet te veel korte zinnetjes met korte woorden laten staan. Ik zou kiezen voor zinnen zonder werkwoorden als Tacitus dat ook deed. Ik zou het praesens historicum handhaven. Toen ik Sallustius vertaalde, maakte ik van die vertellende tegenwoordige tijden gewoon een verleden tijd. Daar doen we niet aan in het Nederlands, vond ik, met dat stijlmiddel kunnen we niets. Maar daar ben ik op terug gekomen, het is lang niet zo gek meer om af en toe een tegenwoordige tijd te gebruiken. Ik zie mijn studenten het ook doen. En het heeft een functie natuurlijk, foregrounding, verlevendiging, het maakt een tekst op goede momenten statischer, impressionistischer.

Ik heb ook, anders dan vroeger, verzelfstandigde bijzinnen gebruikt, en wel eens twee hoofdzinnen met een komma gescheiden. Vroeger was ik dan ook veel braver dan nu, en het Nederlands is ook vrijer geworden. Ik weet dat er classici zijn die dat taalverloedering noemen, die het Nederlands willen beschermen, maar het is nog steeds een mooie, prettige taal, veel mooier dan het Engels. Ik heb wel eens naar het Engels moeten vertalen, en dat blijkt veel strikter te zijn, er is veel minder ruimte voor stilistische variatie.

Het werd een proces van veel bikken, schaven en slijpen. Ik kon anderhalf, twee uur bezig zijn met de eerste versie van een paragraafje, dus met niet meer een derde pagina. De dag erna herzag ik het, printte ik het uit voor een frisse blik. Later herzag ik het dan nog een keer: waar kan het nog harder, waar nog snijdiger? Er is veel tijd in gaan zitten. En ik vind het niet erg om veel te werken, maar het werk moet wel opschieten. Het heeft ongeveer een heel jaar gekost, met bijeengesprokkelde avonden, zondagochtenden, een klus die mijn hele vrije tijd opslokte, en dat kon alleen door een bepaalde obsessiviteit.

De Historiën als bron en als literatuur
Tacitus vertalen was dan ook eigenlijk onvermijdelijk. Ik houd van kleine werken, ik houd van proza, niet van poëzie, niet van klassieke poëzie althans. En dan waren die eerste werken die ik van hem vertaalde, de Agricola, de Dialoog, De Germanen, ook nog eens heel erg Tacitus, met die bittere toon en die strakke stijl. De Germanen ging ook nog eens over ons. En dan paste hij goed in het rijtje van Caesar en Sallustius, die ik al eerder vertaalde. Ten slotte is Tacitus gewoon verschrikkelijk mooi.

En niet altijd even duidelijk, dat is waar. De Bataafse Opstand is heel ingewikkeld, met allerlei veranderende loyaliteiten en vijanden van Rome met Romeinse namen. Maar ik verdenk Tacitus ervan dat hij opzettelijk verwarring wil scheppen, de grenzen tussen vriend en vijand wil vervagen, de gruwel van burgeroorlog wil benadrukken. Lucanus heeft dat bijvoorbeeld ook gedaan.

Die hele Opstand was natuurlijk een ding van niets. Het is evident dat Tacitus er iets mee wilde, hij geeft wel heel veel aandacht aan iets dat je makkelijk als gerommel in de marge kunt kwalificeren. Ik denk dat hij het als een potentieel heel gevaarlijk incident inschatte, dat hij wilde waarschuwen dat zoiets onbenulligs het Rijk in de vernieling kon helpen. Je moet je bedenken dat de Bataven geen woeste barbaren zijn – al ontkomt Tacitus niet helemaal aan dat cliché –, dit zijn trouwe bondgenoten, goede vechters die zelfs in Rome als lijfwachten worden ingezet, prima lui. En die komen in opstand!

Je kan daar dus moralistische motieven in lezen, maar Tacitus is bovenal een realist. Hij moest ook wel, hij werd voor de topfunctie van consul aangewezen tijdens de heerschappij van Domitianus, eigenlijk was hij een collaborateur. Moreel maagdelijk wit was hij in ieder geval niet en zou hij niet meer worden. Ik lees die dubbelzinnigheid en ambivalentie ook in zijn werk, dat maakt het juist ook interessant.

Er is de bewondering voor het oude Rome, de mores van de Republiek – alleen, dat kan niet meer hersteld worden. Dus zoekt hij binnen het Keizerrijk naar de oude Romeinse waarden, probeert de goede keizers eruit te halen, die voor overleg kozen, die het volk niet uitzogen, die in ieder geval een functioneel morele onkreukbaarheid hadden. Hij is op zoek naar mensen die redden wat er te redden valt. Dat betekent niet dat hij sympathiseert met de Republikeinse oppositie in de Senaat, hij neemt het niet op voor hen die terug willen naar de oude tijd. Die meer-dimensionaliteit, die meerlagigheid, die maken Tacitus ook interessant.

Dat boeit mij meer in de Historiën dan de feiten die het werk beschrijft. De vraag is ook sterk of Tacitus’ tijdgenoten van hem verwachtten dat hij een objectieve bron was. Historiografie was immers literatuur. Wel zullen ze geïnteresseerd zijn in wat er nu was gebeurd, maar het is niet te vergelijken met hoe wij inmiddels omgaan met Tacitus. Hij is als bron verschrikkelijk belangrijk voor historici. Maar ook literair is hij zeer de moeite waard, en dat heeft mijn interesse. De vormgeving, de taal, de hogere stijlelementen, daar kijk ik naar. Als ik wil weten hoe het zat dan lees ik de geschiedenisboeken wel.

Dat is natuurlijk een keuze. De vertaling die M.A. Wes van de Annalen maakt is heel duidelijk bedoeld voor historici: keurig vertaald, goed leesbaar, de gaatjes opgevuld. Hier en daar heeft hij wel een kleinigheidje van de stijl gehandhaafd. Hij gebruikt voetnoten, inleidende teksten, dingen die ik probeer te vermijden. Bij mijn vertaling van de Historiën zit een omschrijvende index, maar dat had van mij niet gehoeven. Wes vertaalt voor mensen die zich afvragen: hoe ging dat toen. Beide benaderingen hebben natuurlijk hun bestaansrecht.

De charme van het fragmentarische
Bovendien heeft de Historiën door zijn overleveringsgeschiedenis beperkingen als bron. We hadden graag over de verwoesting van Jeruzalem gelezen, maar die staat niet meer in het ene handschrift dat we hebben. Ook in de andere verhaallijnen eindigt de Historiën onlogisch: is Civilis nog gekielhaald, hoe komt Vespasianus uiteindelijk Rome binnen?

We hoeven ook niet meer te verwachten dat de ontbrekende delen nog opduiken – Tacitus schreef natuurlijk ná de vernietiging van Herculaneum, en daar zullen we hem dus niet meer vinden. Voor archaïsche Latijnse poëzie staan de kaarten wat dat betreft gunstiger. Maar misschien is dat ook de charme hoor. Ik ben sowieso erg vóór fragmentarische teksten, je blijft als het ware op je honger zitten. Neem Plutarchus: als we nu maar wat losse delen van de Moralia hadden gehad, en bijvoorbeeld maar één leven, dan had toch iedereen dat gelezen? De paradox is dat volumineuze werken minder toegankelijk zijn. Dus ik ben eigenlijk wel tevreden met die paar boeken die we over hebben van de Historiën.

En de Annalen? Als ik tijd van leven heb, ja, dan wil ik het nog wel doen. Maar het maken van deze vertaling liep niet altijd even soepel. Het ligt een beetje aan de ontvangst. Als er belangstelling naar is, dan zal ik, met een mengeling van grootheidswaan en zelfvernedering, de knop omzetten. Dan komt ook die vertaling er.’

Zoek de verschillen: tweemaal de Bataafse Opstand

Hunink vertaalde de delen van de Historiën waarin de opstand van de Bataven werd beschreven al eerder in 2005, en het verschil in vertaalstrategie is goed zichtbaar. We zetten de vertalingen naast elkaar met de originele Latijnse tekst en opmerkingen van de vertaler.

Latijn  Igitur Civilis desciscendi certus, occultato interim altiore consilio, cetera ex eventu iudicaturus, novare res hoc modo coepit. Iussu Vitellii Batavorum iuventus ad dilectum vocabatur, quem suapte natura gravem onerabant ministri avaritia ac luxu, senes aut invalidos conquirendo, quos pretio dimitterent: rursus impubes et forma conspicui (et est plerisque procera pueritia) ad stuprum trahebantur. Hinc invidia, et compositae seditionis auctores perpulere ut dilectum abnuerent.
2005     Civilis was nu vastbesloten tot afvalligheid. Voorlopig verborg hij zijn diepere bedoelingen - hij zou zien hoe de dingen liepen - en begon als volgt onrust te stoken.Op bevel van Vitellius werd er een lichting onder jonge Bataven gehouden. Dat was op zichzelf al een last, maar het werd nog bezwaard door de corruptie en perversie van de uitvoerenden: die selecteerden oude of zwakke mannen om ze tegen betaling weer te laten gaan, terwijl ze anderzijds de mooiste jonge jongens (en die hebben daar doorgaans al vroeg een rijzige gestalte) meevoerden en zich aan hen vergrepen. Dat zette kwaad bloed en er werd een opstand op touw gezet: de aanstichters bepleitten dienstweigering.
2010     Civilis was vastbesloten tot rebellie. Voorlopig verborg hij zijn diepere bedoelingen: hij zou wel zien hoe alles liep. Hij begon als volgt onrust te stoken.
Op bevel van Vitellius werd een lichting onder jonge Bataven gehouden, een grote last op zichzelf, nog verzwaard door corruptie en perversie van de uitvoerenden. Zij selecteerden oude of zwakke mannen om die tegen betaling weer te laten gaan, terwijl ze anderzijds de mooiste jonge jongens (en die zijn daar doorgaans al vroeg uit de kluiten gewassen) meevoerden en zich aan hen vergrepen. Dat zette kwaad bloed, er werd een opstand op touw gezet, de aanstichters bepleitten dienstweigering.
Hunink  ‘Vooral in de vierde zin van deze passage heb ik gesnoeid, een overbodig voegwoord en verwijzingen eruit gehaald. En ik heb lang getwijfeld over een goede vertaling van procera pueritia die tegelijk de mannelijke homo-erotiek uitdrukt en iets martiaals houdt.’

Latijn  Civilis primores gentis et promptissimos vulgi specie epularum sacrum in nemus vocatos, ubi nocte ac laetitia incaluisse videt, a laude gloriaque gentis orsus iniurias et raptus et cetera servitii mala enumerat:
2005     Civilis riep de stamleiders en de felste mannen bijeen in een heilig woud, zogenaamd voor een banket. Zodra hij zag dat ze door nacht en feestvreugde verhit waren, begon hij over de roem en glorie van hun volk, om vervolgens alle onrecht en afpersingen en andere slavernij-ellende op te sommen.
2010     Civilis roept de stamleiders en felsten van het volk bijeen in een heilig woud, zogenaamd voor een feestmaal. Zodra hij ziet dat ze door nacht en vreugde verhit zijn, begint hij over roem en glorie van hun volk, somt alle onrecht en afpersingen en andere slavernijellende op.
Hunink   ‘Dit is een goed voorbeeld van het praesens historicum dat ik nu wel als tegenwoordige tijd heb vertaald.’

Latijn  … neque enim societatem, ut olim, sed tamquam mancipia haberi: quando legatum, gravi quidem comitatu et superbo, cum imperio venire? Tradi se praefectis centurionibusque: quos ubi spoliis et sanguine expleverint, mutari, exquirique novos sinus et varia praedandi vocabula. Instare dilectum quo liberi a parentibus, fratres a fratribus velut supremum dividantur. Numquam magis adflictam rem Romanam nec aliud in hibernis quam praedam et senes: attollerent tantum oculos et inania legionum nomina ne pavescerent. At sibi robur peditum equitumque, consanguineos Germanos, Gallias idem cupientis. Ne Romanis quidem ingratum id bellum, cuius ambiguam fortunam Vespasiano imputaturos: victoriae rationem non reddi.
Magno cum adsensu auditus […]
2005    
Dit was toch geen bondgenootschap meer zoals vroeger? Ze werden nu behandeld als een soort slaven! Wanneer kwam er nog eens een volledig bevoegd gouverneur, zo bezwaarlijk en arrogant als zijn gevolg ook was? Nee, ze werden overgelaten aan prefecten en centurio's, en als ze die met hun bezit en bloed hadden verzadigd werden die gewisseld. Dan zocht men weer nieuwe zakken om leeg te schudden en allerhande excuses voor plundering. En nu stond er een lichting voor de deur. Die zou kinderen van ouders, broers van broers scheiden, misschien wel voorgoed. Maar nog nooit had Rome er zo slecht voor gestaan! En in het winterkamp vond je alleen buit en oude mannen. Ze hoefden de ogen maar op te slaan en moesten niet beducht zijn voor legioenen die er alleen in naam waren. Zelf hadden ze toch sterk voetvolk en ruiters? De Germanen waren toch hun bloedverwanten en de Gallische provincies wilden toch precies hetzelfde? Ja, zo'n oorlog zou zelfs Rome niet slecht uitkomen. Werd het geen onverdeeld succes, dan zouden ze zeggen dat het `voor Vespasianus' was, en bij een zege was er van verantwoording geen sprake.
Zijn woorden kregen groot applaus.
2010     Dit is toch geen bondgenootschap meer zoals vroeger? Behandeld als slaven! Wanneer komt er eens een bevoegde gouverneur, hoe bezwaarlijk en arrogant zijn gevolg ook is? Nee, ze worden overgelaten aan prefecten en centurio’s, en als die door buit en bloed zijn verzadigd worden ze afgelost. Dan zoekt men weer nieuwe zakken om leeg te schudden, en allerhande excuses voor plundering. Nu staat er een lichting voor de deur die kinderen van ouders scheidt, broers van broers, misschien wel voorgoed. Maar nog nooit heeft Rome er zo beroerd voor gestaan! En in het winterkamp heb je louter buit en oude mannen. Ze hoeven de ogen maar op te slaan zonder schrik voor legioenen die er alleen in naam waren.
Zelf hebben ze toch sterk voetvolk en ruiters? En de Germanen, hun bloedverwanten? En de Gallische provincies, die precies hetzelfde willen? Ja, zo’n oorlog komt zelfs Rome niet slecht uit. Wordt het geen onverdeeld succes, dan was het ‘allemaal voor Vespasianus’. En bij zege komt er geen verantwoording.
Grote bijval voor zijn woorden.
Hunink    ‘Ik ben erg gevoelig voor de vrije indirecte rede die Tacitus hier gebruikt. Daarmee kan je spelen, er een smaak aan toekennen. Tacitus schrijft Civilis hier een motief toe, maar laat er iets insinuerends insluipen. Als je het vergelijkt met de echte redevoeringen die hij opvoert, in de directe rede, dan zijn die heel klassiek. Het waren de makkelijkste passages om te vertalen. Een passage als deze heeft een heel ander stijlregister.
En die laatste zin is onherkenbaar verbeterd.’

 


 

4. Interview met H a n s   v a n   G u l p e n van De Gelderlander, gehouden op 22 februari. Tekst in De Gelderlander van 23 februari 2010, p. 14-15. Volledige tekst online (855 kB).

 

 

 


5. interview met A n n a   v a n   d e   W e y g a e r t voor Radboudnet (het niet vrij toegankelijke Intranet van de Radboud Universiteit), bericht van 25 februari 2010.
 

[Volledige tekst:]
 

'Voor Tacitus is moed nodig'

Wie aan Tacitus Historiën komt, komt aan classici. Weinig vertalers wagen zich aan de eigenzinnige en klassieke stijl van Tacitus. Vincent Hunink, docent Latijn en Vroegchristelijk Latijn en Grieks, durfde het aan. ‘Voor het vertalen van Tacitus is ervaring nodig, en vooral moed.’ In 1997 stoeide Vincent Hunink al met Tacitus’ Historiën, maar hij vond nog niet de juiste vorm. Dinsdag 23 februari was het eindelijk zover: Huninks vertaling ligt in de boekhandel.

Vanaf dinsdag ligt uw vertaling in de boekhandel. Is dat het mooiste moment?

‘Het is de bekroning op je werk als al die noeste arbeid wordt gematerialiseerd, maar het is niet het mooiste moment. Dat een uitgever zegt: we gaan het doen, dat vind ik een heerlijk moment. En de allermooiste momenten zijn als je voelt dat je precies de juiste formulering raakt, precies de goede toon hebt.’

Was het een lastige klus?

‘Dertien jaar geleden maakte ik een begin met het vertalen van Tacitus, maar ik was niet tevreden. Daarna zag ik er tegenop. Maar nadat ik in 2005 de Batavenopstand vertaalde, een gedeelte uit de Historiën, vatte ik weer moed. Ik had de ervaring en vooral de durf om het werk te lijf te gaan.’

Voor het vertalen van Tacitus is moed nodig?

‘Zeker. Tacitus’ stijl is zeer eigenzinnig en bondig, zoals die van Bordewijk. Zo laat Tacitus soms voegwoorden als ‘maar’ en ‘ook’ weg. Je moet het overbodige weg durven laten, en niet te mooi willen schrijven. Die eigenzinnige stijl maakt het tot een lastige onderneming. Wie aan Tacitus Historiën komt, komt aan classici. Als je je eraan waagt kun je rekenen op heftige kritiek, maar ik heb besloten me daar niets van aan te trekken.’

Waarom een nieuwe vertaling?

‘Dergelijke werken worden om de twintig, vijfentwintig jaar vertaald. Maar de laatste vertaling van Tacitus Historiën dateert van 1958. Niemand durfde het aan. Het was tijd voor een nieuwe vertaling. Niet alleen het Nederlands is veranderd, maar ook onze houding ten opzichte van de Klassieken. We plaatsen deze auteurs en de Klassieken nu minder op een voetstuk. De laatste jaren is de bereidheid gegroeid de negatieve kanten, zoals etnocentrisme, vrouwvijandigheid, slavernij onder de ogen te zien. Ook plachten vertalers onvolkomenheden of onjuistheden glad te strijken of te vergoeilijken. Zo was Tacitus’ kennis over militaire operaties niet zo groot, die gaten werden in lange voetnoten nog wel eens gladgestreken. Dat heb ik niet gedaan.’

Er komen deze maand drie vertalingen van u uit. U bent productief!

‘Ik werk gestaag, iedere dag vertaal ik een halve pagina, dat levert een goede jaaroogst op. Andere projecten, waarmee ik soms al jaren bezig ben, komen toevallig in 2010 uit.’

Wat is het geheim van een goede vertaling?

‘Een goede vertaling is ondergeschikt aan het origineel. De lezer moet het gevoel hebben het origineel te lezen. Of dat gelukt is? Ik hoop het. Voor echte recensies is het nog te vroeg. Anton van Hooff was op de radio in ieder geval positief.’

 


6. Interview op de site van Uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep. Geplaatst 3 maart 2010. Tekst online.

(Verwijzing naar dit interview ook in de digitale Athenaeum Nieuwsbrief van 5 maart 2010, met in de email zelf  de volgende inleidende woorden:
Vincent Hunink heeft Historiën van Tacitus opnieuw vertaald, hét geschiedwerk waarin de neergang van Romes macht en moraal na de dood van de gehate keizer Nero wordt beschreven. Tacitus’ woede hierover blijkt op elke bladzijde en krijgt vorm in snoeihard, bloedstollend proza. Groots, elitair, verbijsterend: zijn stijl en visie maken nog altijd diepe indruk.)

Volledige tekst:

Interview met vertaler Vincent Hunink


Tacitus is al eerder vertaald. Wat heeft jou ertoe bewogen het opnieuw te doen?


'De vorige vertaling van de Historiën dateert van 1958. Daarmee heb ik eigenlijk alles al gezegd. Het Nederlands verandert als taal sterk en daarom is een nieuwe vertaling van een belangrijk boek als de Historiën na enkele tientallen jaren simpelweg nodig om het voor Nederlandstalige lezers toegankelijk te houden. Daarnaast vind ik het werk van Tacitus erg mooi. Een paar jaar geleden vertaalde ik een deel van de Historiën (het verhaal over de opstand van de Bataven). Het was dus wel heel verleidelijk om vervolgens het hele boek te vertalen. Het was wel een echte uitdaging om voor de stijl een geschikte vorm te vinden Ook als vertaalproject was het dus heel interessant.'

Voor de lezers die de historische situatie beschreven in de Historiën niet of niet goed kennen kan Tacitus soms ontoegankelijk zijn. Wat zouden zij ernaast kunnen lezen?

'Ach, er staat al een handig chronologisch overzichtje 'Vierkeizerjaar' op Wikipedia (ik hoor niet tot de mensen die daarover neerbuigend of afwijzend spreken). Algemene handboeken en overzichten van de antieke geschiedenis helpen je ook verder. En er zijn genoeg boeken over de Romeinse keizers. Onlangs nog schreef Olivier Hekster een mooi Nederlandstalig boek Romeinse keizers. De macht van het imago. Wel verschenen bij een concurrerende uitgeverij... Overigens vind ik dat je Tacitus niet moet lezen vanwege de historische inhoud, maar vanwege zijn stijl en visie.'


In zijn literatuurgeschiedenis van het oude Rome, Het feest van Saturnus , schrijft Piet Gerbrandy: ‘Tacitus is zonder serieuze concurrentie de grootste prozaïst uit de Latijnse literatuur. Juist de aspecten die hem tot een eeuwig modern auteur maken, zijn meedogenloos cynisme, zijn neiging het leggen van verbanden aan de lezer over te laten, zijn onklassieke, soms zelfs gewrongen zinsbouw, hebben ervoor gezorgd dat hij in de eeuwen na zijn dood nooit een groot en enthousiast publiek heeft gehad. Het proza van Tacitus grijpt je bij je strot, dwingt je stelling te nemen in onmogelijke dilemma’s, vervult je met het besef dat niet alleen geen mens deugt, maar dat je ook zelf voortdurend vuile handen maakt. Moralisme is vrijwel geen enkele Romeinse schrijver vreemd, maar alleen Tacitus slaagt erin je zijn obsessies en frustraties zo op te dringen dat je je medeplichtig gaat voelen. De lectuur van Tacitus is verontrustend, nooit ontspannend.’ Wil je daarop reageren?

'Ik vind het prachtig geformuleerd, ik zou het niet beter kunnen verwoorden! Als je dit leest, wil je toch meteen naar Tacitus' teksten grijpen? Dit is echte literatuur.'

Jouw vertaling van Tacitus is eigenzinnig te noemen. In het geval van Petronius’ Satyrica is jou dat zelfs door een recensent verweten. Heb jij een persoonlijk vertaalstrategie, en op basis waarvan bepaal je die?

''Eigenzinnig' ervaar ik als een compliment in het geval van Tacitus. Zijn stijl ís eigenzinnig, in de hoogste mate zelfs, en een goede vertaling moet dat dus weergeven. In de recensie van mijn Satyrica-vertaling (in Vrij Nederland) waarop je doelt staat overigens helemaal niets over eigenzinnig. Ik kan daar eigenlijk beter over zwijgen. De recensent deed toen een moedwillige poging mijn tekst verkeerd te lezen, door bijvoorbeeld niet te kijken of iets parodiërend was of serieus. Ik kan tegen eerlijke kritiek, maar dat was heel onaangenaam. Over het algemeen probeer ik altijd om de specifieke toon en stijl van een boek te pakken te krijgen en dan in het Nederlands weer te geven. Natuurlijk ben ik één mens en is er dus veel wat al mijn teksten verbindt, maar ik streef ernaar dat elk boek zijn eigen stijl krijgt.'

Je hebt al zeer veel vertaald uit het Latijn. Heb je nog wensen, en wat staat er boven aan jouw verlanglijst?

'Dit jaar ga ik een voorganger van Tacitus vertalen: Velleius Paterculus. Een historiograaf uit de tijd van keizer Tiberius. Hij geldt als een hielenlikker van de keizer, en als een aanstellerig stilist. Dat vind ik allemaal erg vóór hem pleiten als schrijver: zogenaamd zwakke kanten maken een auteur interessant. Tja, en verder is er nog zo veel! Tacitus' Annalen bijvoorbeeld, om maar even op Tacitus terug te komen. Dat staat definitief op mijn programma, maar het is wel een enorme klus. Ik zou ook wel eens een oudere vertaling willen herzien, bijvoorbeeld mijn vertaling 'Oorlog in Gallië' van Caesar uit 1997. Het gaat dan om bepaalde stilistische details. Maar of de uitgeverij daarop zit te wachten weet ik niet. Hoe dan ook is er nog werk genoeg. Ik zit nu rond de vijftig vertalingen, maar hoop nog lang door te gaan. Op naar de honderd!'

 

 


7. Interview met Karin van den Boogaert voor HoeZo?-radio (Teleac, Radio5), 9 maart 2010.
Beluister dit interview (in twee delen: vanaf 00'47 en vanaf 27'29)


 

8. Interview van Vincent met Maarten Westerveen van VPRO radio 'De Avonden', Radio 6, 30 maart 2010.

Beluister dit interview (vanaf minuut 7)



9. Interview met P i e t e r   S t e i n z van NRC Handelsblad, vrijdag 16 april 2010, CS, Boeken, p.5.

Lees het hele interview (PDF-formaat  544 kB) hier (met vriendelijke toestemming van de interviewer)

Het hele interview is ook te vinden op de site van NRC, in de rubriek NRC leest. Klik daarvoor hier.

 

 


10. Interview met  B o b   W i t m a n  van De Volkskrant, vrijdag 23 april 2010, Kunst, p.40

Lees het hele interview (PDF-formaat  562 kB) hier (met vriendelijke toestemming van de interviewer)


 


11. Column van B a r b e r   v a n   d e r   P o l  in  De Groene Amsterdammer 18,2010van 4 mei 2010 over vertalen. De column opent als volgt:

Tacitus' Historiën, een kleine tweeduizend jaar oud, zijn opnieuw vertaald en het is goed gedaan, lees ik. Het gaat er bij Vincent Hunink gepast bloedig aan toe en de taal is kunstig gebleven. Ik klap bij voorbaat. Tacitus: dat was puzzelen, stukjes zin bij elkaar zoeken met behulp van de naamvallen en de werkwoordsvormen en de volgorde fatsoeneren tot Nederlands. Zo raar als Tacitus was kon je het niet houden, want het Nederlands is zelfs bij de rederijkers niet zo afwijkend van de spreektaal geweest.
Zijn Latijn vertalen was denksport voor de gymnasiast. Voor de muziek moest je bij Tacitus niet zijn, maar ik was verslaafd aan hem, misschien omdat ik kwam uit een gezin waar eindeloos werd gedamd en geschaakt. Wie weet hebben zijn Annalen een vertaler van me gemaakt.
Onlangs was er ophef over een voorstel om de proefvertaling Grieks en Latijn bij het eindexamen te laten vervallen; dit vanwege slechte resultaten. Dat zal dan in de lessen z'n weerslag hebben. Waar wordt een leerling dan nog gedwongen om goed te lezen? Vertalen is de opperste vorm van close reading. Het taalbesef wordt erdoor gescherpt en versoepeld. (...)

 


12. Interview [met B r e g j e   C o b u s s e n] in Radboud Magazine, kwartaalblad voor relaties en alumni Radboud Universiteit Nijmegen, nr. 24, juni 2010, p.9

De deskundige: Universitair docent Griekse en Latijnse taal en cultuur Vincent Hunink.

In beeld bij: NRC Handelsblad, De Volkskrant, De Morgen, De Gelderlander, De Groene Amsterdammer, De Avonden (Radio 6), Hoe?Zo! (Radio 5), TROS-nieuwsshow (Radio 1).

De kwestie: Half februari verscheen Huninks vertaling van Tacitus’ Historiën. Hunink bleef in zijn vertaling dicht bij de schrijfstijl waar Tacitus beroemd mee werd.  

Uw vertaling van Tacitus’ Historiën heeft veel aandacht gekregen. Verrast?

“Het is wel te verklaren. Volgens mij zijn er twee redenen voor: Tacitus is altijd geliefd geweest. Hij is een bijzondere auteur: beroemd en berucht. Interessant, maar tegelijk ingewikkeld. En hij heeft een wat sombere stijl, die ook cynisch is. Dat heeft door de eeuwen heen veel mensen aangesproken. En nu de wereld in beweging is en we in een onzekere tijd leven is er behoefte aan vaste grond onder de voeten. Men keert zich daarom met hernieuwde belangstelling naar de oude, vertrouwde Klassieken. Daarnaast heb ik een speciaal soort vertaling gemaakt. Tacitus dankt zijn bekendheid aan zijn eigenzinnige stijl. Ik heb geprobeerd daar zo dicht mogelijk bij te blijven in mijn vertaling. Dat heeft in ieder geval veel aandacht getrokken.”

 U had niet verwacht dat uw vertaling zo goed ontvangen zou worden?

“Eerlijk gezegd had ik verwacht dat ik ook negatieve reacties zou krijgen. Met flink ingrijpen in een bekende, klassieke tekst maak je doorgaans geen vrienden. Het is niet gauw goed. Maar tot nu toe zijn de reacties uitsluitend positief. Zelfs in de meer conservatieve hoek.”

 En hoe was het: optreden in de media?

“In het verleden heb ik al geregeld te maken gehad met kranten en radio, maar nooit zoveel tegelijk. Ach, het geeft voldoening. Deze vertaling is in eenzaamheid geschreven. Ik ging hiermee behoorlijk tegen de stroom in en dat zorgde voor nogal wat tegenstand. Om nu dan zo in de belangstelling te staan voelt goed. En ik ben blij met alle publiciteit voor de Oudheid. Ik doe het voor de goede zaak, maar ik kan niet ontkennen dat ik ijdel genoeg ben om het leuk te vinden met mijn kop in de krant te staan.” 

Al die positieve aandacht móet de verkoop gestimuleerd hebben.

“Geen idee of het aan de media-aandacht ligt, maar het boek verkoopt boven verwachting goed. We zijn toe aan de tweede druk en de derde staat in het najaar gepland.” 

Bent u nog verrast door interessante vragen van journalisten?

“De een is wat kritischer dan de ander. Het leukst is het als een journalist goed is voorbereid. Dat was het geval met Pieter Steinz van NRC Handelsblad. Hij was belangstellend, had zich goed ingelezen. Dat werd een verrassend interessant  gesprek. Een vraag van De Volkskrant was het meest verrassend. De journalist wist zich te herinneren dat een collega-classicus ooit meewerkte aan een film over de Oudheid en in ruil een rol in de film eiste. De Volkskrant wilde weten of ik ook de ambitie heb om in een film te paard door het beeld te galopperen. Daar heb ik uiteraard volmondig ‘ja’ op gezegd.”




 

 

13. Een enthousiaste reactie op het blog 'Festina lente'.

 

14.  De Tacitusbrug bij Nijmegen (2013)
 (klik op de afbeelding om te vergroten)

 

 

 




RECENSIES

 



1. In het VPRO radioprogramma O.V.T. op zondag 14 februari sprak de Nijmeegse classicus Dr. A n t o n   v a n   H o o f f  in een interview over Tacitus en de nieuwe vertaling. Hij prees de nieuwe vertaling, al had hij uiteraard ook een of twee punten van kritiek. Opvallend was zijn uitspraak dat hij ooit klassieken was gaan studeren doordat hij was gegrepen door de fascinerende somberheid van Tacitus.
 

Beluister dit interview

Naar de homepage van OVT.


 

2. Het TROS-radioprogramma TROS-nieuwsshow op Radio 1  besteedde op zaterdag 27 februari aandacht aan de Tacitus-vertaling. Boekenbespreker P i e t e r   S t e i n z was enthousiast over het boek: hij prees de aanpak en stijl ('telegramstijl, 'stijl zonder smeerolie'). Op een vraag van Mieke van der Wey of het dan wel leesbaar was antwoordde hij bevestigend. ('Wie heeft er behoefte aan "maar", "want", "bovendien"?) Na een voorbeeldzin was zijn oordeel: 'fantastische zin, dit is echt goed vertaald'. Ook sprak hij van 'echt verrukkelijk lezen' en zelfs 'dit was echt een feest'. Van een leraar zoals hij zelf op school had gehad zou de vertaler een tien hebben gekregen. Wel voorzag Steinz dat anderen ook kritiek kunnen hebben op deze Tacitus-vertaling.

Beluister het item

Naar de homepage van de Tros Nieuwsshow.

 


3. Bespreking door K l a a s   W i e r e n g a  in het Nederlands Dagblad van 19 maart 2010.
De recensent vergelijkt de vertaling met die van Meijer en benadrukt de verschillen (Meijer ziet de H. als historisch werk, Hunink  als taalkunstwerk), en constateert daarmee een verschuiving van de inhoud naar de vorm. De bespreking besluit als volgt: 'Of men nu Tacitus'Latijn, Meijers volzinnen of Huninks poëzie leest. de strekking blijft dezelfde: waartoe is de mens eigenlijk niet in staat? Zeer actueel. Vertaalexperimenten doen daar niets aan of af.'

 


4. 'Meesterlijke vertaling van Tacitus' Historiën'.
Aldus P i e t   G e r b r a n d y in De Volkskrant van 26 maart 2010, p. 28. In zijn enthousiaste bespreking geeft hij de vertaling 5 sterren (het maximaal haalbare). Hieronder volgt de volledige tekst van de bespreking (met vriendelijke toestemming van de auteur).

"Geen bladzij zonder bloedbad"
Cornelius Tacitus schreef 1900 jaar geleden zijn Historiën, over de chaos na de dood van de Romeinse keizer Nero. Keiharde, cynische verhalen, in een meedogenloze stijl.

Classici hebben een missie. Ervan overtuigd dat de Griekse en Latijnse klassieken tot het edelste behoren dat de menselijke geest heeft voortgebracht, kunnen zij zich soms niet voorstellen dat niet iedereen bereid is zich de weerbarstige dode talen eigen te maken.

Zelfs de fanatiekste voorvechters van het gymnasium zullen echter moeten toegeven dat de meeste leerlingen na vijf of zes jaar onderwijs nog steeds niet in staat zijn zelfstandig Griekse of Latijnse teksten te decoderen, laat staan dat het leestempo hoog genoeg is om er ook nog een beetje van te kunnen genieten.

Gelukkig zijn de belangrijkste teksten in vertaling beschikbaar. Nog tot ver in de twintigste eeuw hadden vertalers de neiging hun geliefde auteurs weer te geven in een verheven jargon dat vooral bedoeld leek om niet-ingewijden op afstand te houden, maar de afgelopen decennia zijn er, met name bij Athenaeum–Polak & Van Gennep en de Historische Uitgeverij, vele vertalingen verschenen die niet alleen toegankelijk, maar ook literair genietbaar zijn.

De productiefste vertaler op klassiek gebied is zonder twijfel Vincent Hunink, die in duizelingwekkend tempo de ene na de andere auteur beschikbaar maakt, van de allervroegste, fragmentarisch overgeleverde pioniers van de Latijnse literatuur uit de derde eeuw voor Christus, tot de laat-antieke preken van Augustinus en obscure heiligenlevens uit de Middeleeuwen.

Het geschreven Latijn was al vroeg een hoogst gestileerde kunsttaal. Dichters en prozaïsten legden zich toe op het vormen van ritmisch overrompelende volzinnen waarvan de woordvolgorde op vervreemdende wijze afweek van de spreektaal, en vaak werden ze ook nog opgetuigd met subtiele verwijzingen naar de canonieke teksten die hun lezers op school van buiten hadden geleerd. Voor ons is het doorgaans vrijwel onmogelijk na te voelen hoe het Romeinse publiek, dat overigens bij voorkeur niet zelf las maar zich liet voorlezen, de teksten heeft ervaren.

Dat geldt zeker bij de historiograaf Cornelius Tacitus, die aan het begin van de tweede eeuw zijn Historiën en Annalen schreef, in een eigenzinnig Latijn dat nog steeds iedere lezer in verwarring brengt, niet omdat het zo moeilijk, maar omdat het zo heftig is. Het grillig verloop van Tacitus’ zinnen en alinea’s maakt je aan het schrikken, de gedrongenheid van zijn formuleringen laat veel impliciet dat je als lezer in gedachten moet aanvullen, zijn oneliners zijn snijdend en meedogenloos.

Deze stijl is het perfecte vehikel voor keiharde, cynische verhalen over incompetente machtswellustelingen, corrupte generaals, verwijfde senatoren, bloeddorstige barbaren en konkelende courtisanes. Huninks radicale, klankrijke vertaling van Tacitus’ Historiën is onthutsend, en daarom een meesterstuk van ongekende klasse.

Van de Historiën is alleen het begin overgeleverd, ruim vier boeken die gewijd zijn aan de chaotische gebeurtenissen in de anderhalf jaar na de dood van keizer Nero in 68. Achtereenvolgens grijpen Galba, Otho en Vitellius de macht, alle drie even fout en onbekwaam, maar uiteindelijk is het de min of meer respectabele Vespasianus die het keizerschap in handen weet te krijgen.

Geen bladzijde zonder bloedbad, geen hoofdstuk zonder verraad, geen alinea zonder sarcastische karakterisering. Onder leiding van de eenogige Julius Civilis komen de Bataven in opstand, in Judea maakt Vespasianus’ zoon Titus zich op om Jeruzalem te veroveren.

Een van de meest schokkende passages betreft de inname en plundering van Cremona: ‘Veertigduizend gewapenden drongen binnen. En een groter aantal soldatenknechten en marketenters, verdorvener nog, in de ban van lust en wreedheid. Rang noch leeftijd bood bescherming, ze mengden verkrachting met moord, moord met verkrachting. Heren op leeftijd, dames aan het eind van hun dagen, die als buit niets meer opleverden, werden meegesleept voor de aardigheid. Kwam er een volgroeid meisje of knappe jongen op hun weg, dan geweld en gretig trekkende handen, ze werden in stukken gescheurd, en ten slotte vlogen de plunderaars elkaar naar de keel.’

Fascinerend is Tacitus’ neerbuigende visie op de Joodse volksaard: ‘Ondanks hun oversekstheid mijden ze geslachtsverkeer met niet-Joodse vrouwen, onderling mag alles.’ Hun rituelen zijn ‘ongerijmd, smoezelig’. Ook de Bataven komen er niet best van af. Zo geeft de wrede Civilis zijn zoontje een paar krijgsgevangenen ‘als schietschijf voor pijlen en oefensperen’.

De grootste schurken zijn echter de Romeinen zelf: ‘Wat restte was een wedstrijd in bedrog.’ Wie nog enig geloof in de mensheid wil blijven koesteren, kan dit boek beter ongelezen laten.
 


5. 'Lef en gedurfde keuzes in weerbarstige, nieuwe vertaling'
P a t r i c k   D  e   R y n c k  in De Morgen van 31 maart 2010.
Hieronder volgt de volledige tekst van de bespreking (met vriendelijke toestemming van de auteur).

"Tacitus is venijn"
Sine ira et studio. Niet verbitterd en onpartijdig. Objectief. Zo schreef de Romeinse auteur Tacitus naar eigen zeggen geschiedenis. “De grootste leugen uit de antieke literatuur,” aldus Ilja Leonard Pfeijffer, die Tacitus ook Rome’s “vuilste en briljantste prozaïst” noemt. Tacitus schreef het inktzwarte verhaal van Rome’s eerste eeuw onder de keizers. In zijn nieuwe vertaling zoekt Vincent Hunink de grenzen van het Nederlands op.

Een militaire dictatuur in haar laatste dagen, met facties en fracties, moordpartijen en executies, paranoia en verraad, plunderingen en corruptie. Dat moet ongeveer de sfeer zijn geweest in het Rome van het zogeheten Vierkeizerjaar (68-69), net na de moord op het monster Nero. Tacitus wijdt er in zijn Historiën zo’n 250 bladzijden aan, de enige die bewaard bleven uit het veel ruimere werk. Zestig jaar eerder al had Augustus te kennen gegeven bevreesd te zijn voor wat in 69 effectief gebeurde: opstandige generaals die een loyaal leger achter zich kregen en de macht grepen. De ene keizer werd al op het schild gehesen toen de andere nog maar pas op de troon zat. De in Rome zo gevreesde burgeroorlogen waren even terug. Tacitus: “Na de moord op Vitellius (keizer nummer 3) was het meer einde oorlog dan het begin van vrede. Gewapende winnaars zaten in heel de stad met onverzoenlijke haat verliezers achterna. Wegen vol lijken, forums en tempels bloedbesmeurd na moordpartijen her en der, de slachtoffers lagen willekeurig waar. En al gauw nam de anarchie toe: gerichte zoekacties, naar buiten slepen van onderduikers. Zagen ze ergens een rijzig, jeugdig figuur, dan meteen kop eraf, soldaat of burger. Wreedheid vond bij verse haatgevoelens verzadiging in bloed, verkeerde vervolgens in hebzucht.” Of nog: “Goor en grimmig tafereel, geen veertig dagen na de slag. Verminkte lijken, afgehakte ledematen, halfvergane resten mens of paard. De bodem doordrenkt van rotting. Bomen en gewassen omgehaald, alles ijselijk doods.” Het lijkt wel de Westhoek na de Eerste Wereldoorlog. Het Vierkeizerjaar, een korte storm, vormde achteraf bekeken het begin van een nieuwe tijd, waarin Romeinse keizers niet langer in Rome werden ‘gemaakt’. Het was ook het jaar van de Bataafse opstand, een in Nederland lang tot mythe opgepompt maar in wezen kortstondig en twijfelachtig moment de gloire. En in 70 werd in Jeruzalem de tempel vernield, maar die episode stond in het niet-bewaarde deel van Historiën.

Nu had Tacitus, van wie ook de Annalen gedeeltelijk bewaard zijn en drie kleinere werkjes, dat dieptepuntjaar niet nodig om te vinden dat Rome’s dagen geteld waren en dat alles naar de verdoemenis ging. Hij leed aan een verregaande vorm van het vroeger-was-alles-betersyndroom. ‘Vroeger’, dat wil in zijn geval zeggen de tijd van de republiek en van de aloude Romeinse normen en waarden die volgens de toenmalige mythevorming Rome’s grootheid hadden uitgemaakt: onkreukbaarheid, eerlijkheid, deugdzaamheid, werklust, soberheid… Draai al deze oud-Romeinse kwaliteiten binnenstebuiten en je hebt de kern te pakken van waar Tacitus’ historisch werk over gaat. Over Vitellius schrijft hij: “Copieus dineren was zijn passie, het was weerzinwekkend, een verslaving. Vanuit Rome en Italië gestage aanvoer van delicatessen, een drukte van belang op wegen vanaf beide zeeën. De banketten ruïneerden de voornaamste burgers in de steden, de steden zelf werden verwoest. Soldaten verslapten in werk en mentaliteit door gewenning aan luxe, door verlies van respect voor hun leider.” Of deze: “Niemand aan dat hof zocht het hogerop door rechtschapenheid of hard werken, er was maar één weg naar macht: decadente banketten.” De keizer als toppunt van de rotte piramide en als symboolfiguur staat uiteraard centraal in dergelijke zedenschetsen. De eerste eeuw, waar Tacitus over schrijft, had qua mallotige en gewelddadige keizerfiguren wat te bieden…

Dit schrijft Tacitus aan het begin van zijn Historiën: “Ik aanvaard een werk rijk aan rampen, bol staand van strijd en verscheurende opstanden, en zelfs bij vrede grimmig: het bevat vier vermoorde keizers, drie burgeroorlogen en tal van buitenlandse oorlogen, veelal beide tegelijk. Voorspoed in het oosten, tegenslagen in het westen…” Tacitus was compleet verzuurd. Werkelijk niets en niemand deugt, en als iemand er dan toch even bovenuitsteekt, wordt hij meteen van kant gemaakt: “Voornaamste stimulans van de slechten? Droefheid van de goeden.” Voor wie graag psychologiseert: die bittere grimmigheid kan te maken hebben gehad met het feit dat Tacitus onder de weerzinwekkende keizer Domitianus carrière had gemaakt. Hij had vuile handen en zat met een moreel probleem dat hij als collaborateur van zich af moest schrijven.

Die schrijverij van hem, daar is het de echte Tacituslezers – met excuus aan de historici – om te doen: de lof voor zijn stijl is unaniem: “Tacitus is zonder serieuze concurrentie de grootste prozaïst uit de Latijnse literatuur,” aldus Piet Gerbrandy. Zijn verzuring heeft hij omgezet in bijtend vitriool: “Het proza van Tacitus grijpt je bij de strot, dwingt je stelling te nemen in onmogelijke dilemma’s, vervult je met het besef dat niet alleen geen mens deugt, maar dat je ook zelf voortdurend vuile handen maakt… De lectuur van Tacitus is verontrustend, nooit ontspannend.” Tacitus, wiens naam betekent ‘de zwijger’, is een typische tussen-de-regelsauteur, veeleisend voor zijn lezers. Hij comprimeert, insinueert, suggereert, contrasteert, varieert, alludeert… Bijna op elke bladzijde moet je je zitten afvragen: wat is hier nu echt aan de hand? Welke drijfveren zitten achter wat mensen doen en laten? Tacitus is venijn. Tegelijk schrijft hij bijzonder filmisch, met veel oog voor details, dramatiek en uitvergroting, en voor massapsychologie, waarvan hij zowat de bedenker is: “Het volk foeterde hem uit toen hij zo vermoord terneerlag, even laaghartig als men hem bij leven naar de mond had gepraat.” En: “Soldaten zwermden door de stad om praatjes van het volk te stoppen. Dat bij uitstek voedde geruchten.”

Dat alles brengt Tacitus in een extreem gebalde stijl, met zinnen zonder vervoegd werkwoord, zonder de klassieke verbindingswoordjes die een tekst vlot laten lopen, en met volop knock-out-oneliners. In z’n befaamde innuendo’s slaagt hij er vaak in iemands positie of karakter in een paar woorden neer te zetten: “Een man van risico’s nemen, handig opereren, zaken aanpakken en al naar gelang zijn stemming was hij verdorven of daadkrachtig, beide even energiek.” Of deze: “Zelf was hij niet meer bij machte tot bevelen of verbieden. In feite geen keizer meer, maar slechts een reden voor oorlog.” Nog eentje: “Hij begon tot de gewapenden te spreken over het goede van vrede, de risico’s van oorlog. Tot algemeen vermaak en algemene verveling.” Tacitus’ navrante Latijn wijkt grondig af van wat gewoon is en vergt opperste concentratie en wat een ‘actieve leeshouding’. Trek zelf uw sombere conclusies. Zoiets.

De meeste vertalers normaliseren Tacitus’ taal. Ze druppelen wat smeerolie op de knarsende tekst, voegen werkwoorden toe en expliciteren logische verbanden: maar, omdat, want, hoewel… Dat is te verantwoorden: als historisch geïnteresseerde lezer word je anders voortdurend opgehouden. De uiterst productieve vertaler Vincent Hunink doet dat niet en wil juist dat we voortdurend halt houden. Een typerend voorbeeldje: “De meeste wonden waren het gevolg van beestachtige wreedheid: blijven hakken op een hoofdloze romp.” Deze vertaler treedt met dit uitgangspunt in het spoor van zijn grote voorganger P.C. Hooft, die in 1684 Tacitus vertaalde om het Nederlands te verrijken. Hunink koos ervoor om Tacitus’ rauwe bondigheid in het Nederlands te proberen te bewaren, uiteraard met compromissen: de lidwoorden weglaten zou koeterwaals opleveren. De citaten in dit stuk geven een idee van het resultaat van zijn uitgangspunt. Nog eentje, over soldaten die Cremona binnenvallen: “Veertigduizend gewapenden drongen binnen. En een groter aantal soldatenknechten en marketenters, verdorvener nog, in de ban van lust en wreedheid. Rang noch leeftijd bood bescherming, ze mengden verkrachting met moord, moord met verkrachting. Heren op hoge leeftijd, dames aan eind van hun dagen, die als buit niets meer opleverden, werden meegesleept voor de aardigheid. Kwam er een volgroeid meisje of knappe jongen op hun weg, dan geweld en gretig trekkende handen, ze werden in stukken gescheurd, en ten slotte vlogen de plunderaars elkaar naar de keel. Wie geld, wie zware gouden tempelgaven voor zichzelf meesleepte werd afgemaakt als anderen sterker bleken.”

Dit is lezen met veel weerhaken en zo heeft Hunink het bedoeld. Hij wil naar eigen zeggen bij de doelgroep van literair geïnteresseerden “nieuwe belangstelling wekken voor Tacitus’ fenomenale kunstwerk”. Eigenlijk zeg je dan: lees het Latijn, als het enigszins kan. Ik begrijp Huninks basiskeuze van de stilistische equivalentie perfect en het levert knappe tempowisselingen, mooie klankspelletjes en krachtige zinnen en paragrafen op, en toch ben ik niet overtuigd. Impliciet stelt Hunink de Nederlandse stilistiek gelijk met de Latijnse, alsof we voor hetzelfde effect dezelfde middelen gebruiken als Romeinse schrijvers. Quod non. Zinnen zonder vervoegd werkwoord associeer ik bijvoorbeeld vooral met snelle spreektaal en met de van beelden overlopende columns van Camps. Het soortelijk gewicht van de vertaling wordt ook wel erg hoog voor de literair geïnteresseerde die kennis mist van de militaire en bestuurlijke context waarover Tacitus het heeft – bijna iedereen dus – en als alleen een namenregister soelaas biedt; er zijn nogal wat nevenpersonages. Spreek me gerust tegen, zoals Gerbrandy in de Volkskrant over deze vertaling: “een meesterstuk van ongekende klasse”. In elk geval, zijn lef en gedurfde keuzes sieren deze vertaler. En dat is veel.

 


6. 'Groots, elitair en meeslepend'
De Tacitus-vertaling is verkozen als 'BOEK VAN DE WEEK' in signalement door M i c h a e l   v a n   B u i z e n in: Noordhollands Dagblad ed. Alkmaarsche Courant, 1 april 2010, p 19.

'Af en toe verschijnt er een boek dat aangekondigd wordt als 'elitair en meeslepend' en door iedereen die van literatuur houdt - en een beetje van geschiedenis - gelezen zou moeten worden. De Historiën van Tacitus is zo'n boek. Oorlog, moord, macht en andere rampen; daar draait het in deze nieuwe vertaling om. Vincent Hunink (...) zette zijn tanden in dit beroemde en onder vertalers gevreesde boek.
(...)
Wat mij betreft leest de Historiën van Tacitus als een jongensboek. Niet altijd gemakkelijk maar dat maakt het tegelijkertijd interessant en boeiend. Wat resteert is een fantastisch verhaal dat uitdaagt om gelezen te worden.'

 

 

7.'Historische horror'

(grote delen) uit de recensie door A. J.   K l e y w e g t  in  Amphora, mededelingen van de vereniging Vrienden van het Gymnasium voor gymnasiaal onderwijs in de ruimste zin 29, 1010, 3, 14-16.

'(...) en deze Historiën zijn nu vertaald door Vincent Hunink, die eerder al vertalingen van Tacitus (en andere auteurs, niet te vergeten ook Apuleius) het welverdiende licht deed zien.

Hij begint met een 'Inleiding', waarin hij een helder beeld geeft van de historische feiten. Daarna wijdt hij enkele belangrijke bladzijden aan de uitgangspunten van zijn vertaling. Hij kiest er bewust en nadrukkelijk voor, de zeer specifieke stijl waarom Tacitus beroemd geworden is, zo accuraat mogelijk na te volgen. Dat lijkt mij een uitstekend, zo niet het enig geldige uitgangspunt: het Latijn van Tacitus is zo karakteristiek en individueel, dat elke weergave in 'vlot te lezen proza' door dat feit alleen al mislukt zou zijn.
(...)
Twee vragen zal men zich hierbij stellen: in hoeverre heeft de vertaler zich gehouden aan zijn uitgangspunt, de stijl van het origineel zoveel mogelijk te te volgen? En, mede in verband daarmee, tot welk oordeel over de vertaling komen we? Wat de eerste vraag betreft constateren we dat Hunink zijn voornemen in hoge mate waar gemaakt heeft. Evenals Tacitus gebruikt hij sporadisch enigszins archaïsche woorden of eenvoudige neologismen (vleizucht, gunstbejag; onvermijdbaar), en construeert hij zijn zinnen doorgaans strak en zo summier mogelijk. Zelf geeft hij aan, dat hij soms wel Nederlandse woordjes toevoegt (als 'smeerolie', p. 20), om een verband te expliciteren of een reactie van per­sonen te suggereren: 'dan', 'wel', 'ja'. In vele gevallen gaat het daarbij om partikels waarvoor in het Latijn niet zo eenvoudig een equivalent te vinden zou zijn, en in zoverre is deze lichte vereenvoudiging van de soms 'zware' kost van Tacitus wel verdedigbaar. Een enkele keer overschrijdt hij naar mijn mening de zelf gekozen perken, zoals bij 1.65 (p. 63), waar de bewoners van Lyon proberen, de Romeinse legioenen op Vienne af te sturen als een stad van verraders: 'En 0 ja, er lag veel buit, wisten ze dat?' Dat samenzweerderige toontje vind ik wel wat ver af staan van de afgemeten formulering in de grondtekst; er staat 'woordelijk': 'ze wezen op de grootte van buit'. Resumerend zou ik willen zeg­gen dat deze vertaling ten opzichte van de bron streng is, maar niet ultra-streng.


Over de kwaliteit van de vertaling als geheel kunnen we kort zijn: die is hoog. In een helder, duidelijk - al zal niet iedereen meteen begrijpen wat 'ringrecht' (p.32) inhoudt - en overtuigend Nederlands vindt Hunink veelal treffend adequate woorden en uitdrukkingen, zoals 'het vitale deel van de bevolking' (p. 27)
voor pars populi integra, 'een enorm revolutionair potentieel' (p. 28) voor ingens novis rebus materia en 'zonder enige imagoschade' (p. 256) voor incorrupto ducis honore. Het is zonder meer een genoegen dit Nederlands te lezen, al is het niet steeds om de inhoud: vol gruwelen; denk aan de Romeinse eques die bij zijn commandant een beloning kwam vragen omdat hij de vorige dag in een gevecht zijn eigen broer, die bij de tegenpartij diende, gedood had. Dilemma: moreel verwerpelijk, militair verdienstelijk; resultaat onbekend. Zie p. 168.

Tussen alle overlopende generaals, muitende manschappen en bloedige executies lezen we ook samenhangende verslagen van gebeurtenissen die ons misschien wat meer van nabij raken. In de eerste plaats natuurlijk het (bijna compleet overgeleverde) relaas over de 'opstand van de Bataven', door Hunink eerder onder deze titel vertaald (2005; besproken in dit blad, juni van dat jaar). Hij heeft van deze eerdere vertaling een herziene versie gemaakt, en het is interessant te zien waartoe dat geleid heeft. Bij een vergelijking van de twee vertalingen van het eerste hoofdstuk (4.12) blijkt dat in zo'n 20 regels twaalf kleine wijzigingen zijn aangebracht, alle met als doel en gevolg dat het Nederlands nog dichter bij de grondtekst blijft, dit dus in overeenstemming met Huninks strengere uitgangspunt.
(...)
Het ook weer voortreffelijk verzorgde boek bevat enkele 'Noten' en een nuttig 'Register' van namen. Het zou ondankbaar zijn op te merken, dat het nut hiervan nog groter had kunnen zijn als van alle namen aangegeven was waar ze voorkomen. Doordat een verslag veelal onderbroken en later hervat wordt, valt het vaak niet mee, na te gaan waar een bepaalde figuur al eerder genoemd was, temeer daar sommige namen verwarrend vaak voorkomen (zo zijn er minstens acht personen wier laatste naam 'Sabinus' is). Maar dat mag men van een vertaling eigenlijk niet verwachten.
(...)
Als u dit boek koopt, gaat u het dan in één ruk uitlezen? Dat denk ik niet. Afgezien van de vraag hoeveel verraad en bloedvergieten u achter elkaar aankunt, is de stijl zo compact, dat nauwkeurig lezen geboden is; 'even met een half oog doornemen wat er staat' is er niet bij. Dit is zeker niet als kritiek bedoeld, integendeel: hiermee volgt de vertaler de stijl van het origineel, en zo hoort dat ook. U hoeft overigens geen haast te maken: Hunink gaat nu het andere meesterwerk van Tacitus vertalen, de 'Annalen', maar het duurt vast nog wel even voor dit voltooid is.'

 

===

8. 'Vincent Hunink heeft een uitgebreid palmares van vertalingen op zijn conto. Daar voegt hij nu de Historiae van Tacitus aan toe. In dit boek bespreekt de Romeinse historicus de onzekere en onstabiele toestand in het Romeinse Rijk na de val van Nero in 69. De ene keizer verdringt zich na de andere en de ene burgeroorlog volgt de andere op. Typisch voor deze geschiedschrijving is de morele inmenging van de auteur. Hij verbergt zijn verontwaardiging op geen enkele bladzijde. Voor de Lage Landen is it boek heel belangrijk want er zijn twee hoofdstukken gewijd aan de opstand van de Bataven. Hunink heeft de vertaling voorzien van een degelijke inleiding en van een verantwoording bij de vertaling. Helaas bevat het boek geen register om dingen meteen terug te vinden in het boek.'

HG op www.christusrex.be

 


9. 'Hooft redivivus'

grote delen uit de recensie door  D a a n   d e n   H e n g s t   in: Hermeneus 82, 2010, 236-237

Op zichzelf is het verschijnen van een vertaling van Vincent Hunink niets bijzonders. Integendeel, als er een jaar verstrijkt zonder dat Hunink een nieuwe auteur aan zijn zegekar bindt, begint men zich licht ongerust te voelen: de Latijnse literatuur zal toch niet op zijn? Maar de vertaling die hij dit jaar gepubliceerd heeft is wel degelijk iets heel bijzonders. In afwijking van zijn eerdere stijl van vertalen, waarin hij bovenal naar helderheid en toegankelijkheid voor de moderne lezer streefde, heeft Hunink ditmaal de brontaal, het Latijn, meer gewicht toegekend dan de doeltaal, het Nederlands. Dat is ongetwijfeld het gevolg van de overweldigende indruk die Tacitus'proza maakt op iedere lezer die enig gevoel voor taal heeft. Zo ergens dan geldt hier: 'the medium is the message',
(...)
In deze vertaling is het Latijn van Tacitus op de achtergrond hoorbaar. Hoe de vertaler dat bereikt, moet men maar in de voortreffelijke verantwoordmg van zijn werkwijze nalezen (p.15-21, en in het tijdschrift Filter 17.3, p. 34-37.) Mij deed dit onmiddellijk aan Hunmks meest illustere voorganger denken, Pieter Corneliszoon Hooft, die zich tot het vertalen van Tacitus zette nadat hij diens werk 52 maal gelezen had.
(...)
Hiermee heb ik één van de twee bezwaren die ik een enkele keer voelde bij het lezen van deze unieke vertaling aangestipt. Het stijlregister is mij soms te gemeenzaam.Tacitus is een isegrim, en spreekt nooit als een voetbaltrainer ("Dus volle kracht vooruit: rotte plekken in beweging brengen en opschudden, overal", p. 129). Een tweede bezwaar is dat de elliptische zinnen soms ontaarden in een
soort sms-taaltje ("Druk van Antonius op de teruggedrongenen, ze maaien neer wie blijft komen.Tegelijk bij de rest, al naar ieders aard, rippen en plukken, afvoeren van wapens, paarden", p. 148). Maar dat zijn uitzonderingen in een vertaling die gewaagd en geslaagd is. Een unieke prestatie.
 

 

10. Huzarenstukje

'Het was Vincent Hunink niet te doen om een lekker lopende vertaling. Het weerbarstige Latijn van de meesterstilist Tacitus zet hij om in gebald Nederlands, dat het origineel zo veel mogelijk benadert en toch leesbaar blijft. Een huzarenstukje.'

M a n u   T a s s i e r (buitenlandjournalist) in De Standaard, 23 december 2010 (boek genoemd op plaats twee in zijn lijstje van beste boeken van 2010)

---



latest changes here: 17-09-2017


 

 

 

HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2017 V. Hunink

copyright statement  / contact