toegelicht, bezorgd en
vertaald
door Peter
Nissen en Vincent Hunink
Vantilt, Nijmegen 2004
[tweetalige editie
Latijn-Nederlands]
[ISBN 90 77503 20 X; 63 p.;
€ 9,95]
Hoe
kwam het christendom in Nederland? Beroemde missionarissen als Willibrord en
Bonifatius hebben daaraan een belangrijke bijdrage geleverd. Toch was de
kerstening van onze streken een langdurig en moeizaam proces. Een van de weinige
bronnen daarover is een Latijnse levensbeschrijving van bisschop Radboud van
Utrecht (ca. 850-917).
Deze
tiende eeuwse tekst is een typisch voorbeeld van een middeleeuws heiligenleven
(‘hagiografie’). Radboud wordt voorgesteld als een voorbeeldige en studieuze
jongeman, die na een ongewoon brede scholing tot het bisschopsambt wordt
geroepen. Wonderlijke gebeurtenissen ontbreken niet, en we lezen ook blijken van
zijn vroomheid en doortastend optreden. Zo durft Radboud zelfs een confrontatie
met de woeste Noormannen aan. De tekst eindigt met een visioen van de Moeder
Gods en met Radbouds dood en begrafenis te Deventer. Zo krijgt de lezer een
levendig en interessant beeld van Radboud en de middeleeuwse cultuur waaruit hij
voortkwam.
Ter
gelegenheid van de naamsverandering van de Katholieke Universiteit Nijmegen in
de Radboud Universiteit Nijmegen is Het
leven van Radboud voor het eerst in het Nederlands vertaald. De vertaling is
afgedrukt naast de Latijnse tekst, waarvan een nieuwe editie wordt geboden. Het
boek bevat ook een uitvoerige inleiding over de tekst en de historische
betekenis van Radboud.
Peter
Nissen (1957) is hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Radboud Universiteit
Nijmegen en tevens decaan van de Faculteit der Theologie en voorzitter van de
Facultaire Unie Filosofie en Theologie. Hij publiceert regelmatig over
onderwerpen uit de religie-, kerk- en cultuurgeschiedenis. In 2004 sprak hij
onder de titel Tussen dogma en drama. Religie op de Areopaag de laatste
diesrede van de Katholieke Universiteit Nijmegen uit.
Vincent
Hunink (1962) is universitair docent Latijn en Oudchristelijk Latijn aan de
Radboud Universiteit Nijmegen. Van zijn hand verschijnen regelmatig vertalingen
van klassieke auteurs. Recentelijk verschenen onder meer: De regel van
Sint-Benedictus en Apuleius, De Gouden Ezel. (www.vincenthunink.nl)
Het eerste exemplaar van het boek is op 6 september
2004 in Nijmegen gepresenteerd aan Mgr. Simonis, tijdens de opening van het Academisch
Jaar. In december 2004 verscheen bovendien een
Engelstalige versie van het boek,
Boven:
Peter
Nissen, een van de samenstellers van het boek, presenteert een exemplaar aan
Paul Johannes Paulus II tijdens een audiëntie in Rome.
FRAGMENT
twee
fragmenten uit de anonieme, 10e eeuwse Vita Radbodi
(uit
c.1)
Weldra
was zijn peutertijd voorbij en lieten zijn ouders hem leren lezen en schrijven.
Zijn jonge jaren bracht hij door bij zijn oom, bisschop Gunther van de kerk van
Keulen. Zo werd de bloei van zijn jeugd getemd onder het strenge regime van de
school. Toen het deze bisschop echter minder goed verging, liep Radbouds ziel
hiervan volstrekt geen schade op, zo mogen we geloven. De begaafde jongen ging
op voorstel van zijn ouders en met instemming van velen (hij leek omstraald door
Gods genade en was bij iedereen geliefd) naar het hof van Karel, koning van de
Franken en tevens zoon van keizer Lodewijk. Niet dat hij verlangde naar hoofse
eer en roem, maar in die tijd ging binnen de muren van dat koninklijk paleis
bijzondere aandacht uit naar de zevenvoudige filosofie.
Deze
oefenschool stond onder de zorg van de filosoof Manno, die haar leidde met de
teugels van de wijsheid. De jonge heilige was zeer gemotiveerd en leergierig en
week niet van diens zijde. Zijn metgezellen en deelgenoten in het leven daar
waren Stephanus en Mancio, zijn meerderen in leeftijd maar niet in motivatie.
Tussen hen ontstond weldra een heimelijke morele concurrentie: wie kon de ander
overtreffen, niet in de jacht op eer en roem, maar in betoon van nederigheid,
niet in de stekels van afgunst, maar in gevoelens van vriendschap en in aandacht
voor lectuur. Beider verdiensten werden door Radboud overtroffen, maar korte
tijd later verkregen zij een bisschopszetel, Stephanus in de kerk van Tongeren,
Mancio in Chalon-sur-Saône.
Deze
achtenswaardige jongeman stortte zich als een bij op de bloemen van de hoge
kunsten, zonder de smaak van de eenmaal geproefde heerlijkheid te verliezen,
zich bedrinkend aan de nectar van hemelse dauw. In het bijzonder legde hij zich
onophoudelijk toe op de methoden van de drievuldige filosofie, totdat hij aan
beide borsten van de wijsheid zodanig was gezoogd dat hij temidden van allen
uitblonk door zijn grote kennis.
Met
dat soort activiteiten wist hij door geesteskracht zijn jongelingsjaren te boven
te komen. Zijn opspelende lichaam tuchtigde hij met het zout van soberheid,
wereldse zaken sloeg hij maar laag aan in vergelijking met hemelse zaken, hij
stortte zich met hart en ziel op geestelijke heerlijkheden en was vastbesloten
zich verre te houden van alles wat vergankelijk is. Reeds op jonge leeftijd had
hij de aard van een oude man: hij liet zich in geen enkele verleiding
verstrikken en wilde louter God behagen. Dag en nacht besteedde hij zijn tijd
aan geestelijke banketten en zo vormde hij reeds toen in zichzelf de
karaktertrekken die hij later in praktijk zou brengen.
Deze
welriekende geur ontging Zijne Koninklijke Majesteit niet. Naarmate Radboud meer
zijn best deed verborgen te blijven, stak het volk alom des te hoger de
loftrompet van hem, of hij wilde of niet. Want hij bloeide als de palmboom en
schoot omhoog gelijk een ceder van de Libanon in het huis van de Heer. Dankzij
zijn grote morele kwaliteiten werd hij gewaardeerd door de koning, geëerd door
de hoogste bestuurders en geliefd door het volk, want hij was bemind door God.
(...)
(uit
c.10)
Het
gebeurde dat hij enkele dagen het bed moest houden. Hij was zo ernstig ziek dat
hij de hoop opgaf aan dat grote levensgevaar te kunnen ontkomen. Op een dag
verscheen hem de heilige Moeder Gods en altijd Maagd der Maagden Maria,
vergezeld van twee van haar dienaressen, Agnes en Tecla, in een fonkelende
pracht van stralend licht, dat heel het vertrek vervulde met een schitterend
schijnsel. Radboud schrok hevig door de aanblik van dit geweldige visioen en
vatte amper moed te leven, laat staan te spreken. Zo kwijnde hij daar weg,
halfdood van angst.
Toen
heeft de Poort des heils, de heerseres van de wereld, hem het geneesmiddel van
haar troost verstrekt en alle angst, met aandoening en al, van hem afgehaald.
Dit is wat zij zei: ‘Radboud, wees maar niet bang bij de aanblik van degene
tot wie jij zo dikwijls je beden richt. Ik acht het niet beneden mijn
waardigheid jou met een bezoek te troosten, want jij bent mij ook altijd
gedachtig wanneer je God aanroept. Wees maar gerust en ga door met waken en
werken.’
Na
die woorden was het prachtige schijnsel meteen niet meer te bekennen, maar wel
bleef er nog lange tijd een heerlijke geur hangen. De aandoening was meteen
helemaal verdwenen, als zweet dat met een linnen doek van het lichaam wordt
afgeveegd.
(...)
COLUMN
door
G
e r G r o o t
uit: De
Groene Amsterdammer, 17 september 2004
Radboud
De Vita
Radbodi werd vermoedelijk geschreven rond 970 en is daarmee twee eeuwen
ouder dan ‘Hebban olla vogala’, het vroegste literaire Nederlands. De Vita
werd dan ook geschreven in het Latijn, maar is van onmiskenbaar Laaglandse
bodem. Drenthe en Ootmarsum komen erin voor, net als Utrecht en Deventer.
Radboud, wiens levensloop erin wordt verteld, was bisschop van die laatste stad,
nadat Utrecht door de Vikingen was geplunderd. In Ootmarsum overleed hij in 917,
na zo’n twintig jaar ambstvervulling en een leven van heilige geleerdheid.
Vooral
vanwege dat laatste zou hij herinnerd worden. Bij de voorbereiding van een
katholieke universiteit in Nederland, kwam zijn naam om die reden onder het stof
vandaan. Hij verdween weer schielijk bij de oprichting ervan, maar sinds enkele
weken is de KUN officieel omgedoopt tot ‘Radboud Universiteit Nijmegen’. Om
dat te vieren verscheen er een nieuwe uitgave van de Vita Radbodi: een
tekstkritische Latijnse editie, een sprankelende vertaling van Vincent Hunink en
een inleiding van kerkhistoricus Peter Nissen. Alles bij elkaar net zestig
bladzijden (uitg. Vantilt).
Misschien
was Radboud het liefst de geleerde gebleven die hem als universitair boegbeeld
zo geschikt maakte. Zijn Vita vertelt dat hij na zijn voordracht tot
bisschop ‘lange tijd tegenstribbelde’, al tekent Nissen nuchter aan dat
‘elke bisschop met de ambitie van heiligheid’ geacht werd dat te doen.
Radboud zwichtte tenslotte voor politieke druk, toen niet minder dramatisch dan
nu.
Hij was
daar al getuige van geweest toen zijn eigen oom, de Keulse bisschop Gunther,
door de paus uit het ambt ontheven werd in een machtsstrijd tussen Rome en de
Duitse koning Lotharius. De carrière van Radboud, op dat ogenblik leerling aan
de Keulse domschool, heeft er niet onder geleden. ‘Toen het deze bisschop
minder goed verging, liep Radbouds ziel hiervan volstrekt geen schade op,’
schrijft de Vita met de diplomatieke gewiekstheid van de spin doctor.
De
anonieme auteur was kennelijk goed thuis in de kerkpolitiek. Tot tweemaal toe
laat hij zijn heilige voorspellen dat een zekere Balderik zijn opvolger zal
worden en Utrecht opnieuw tot bisschopsstad zal maken. Die profetie kwam
wonderwel uit en de schrijver wist dat. Hij stelde zijn Vita
waarschijnlijk onder het gezag van diezelfde Balderik samen. Ook die laatste
reageert in het verhaal voorbeeldig op zijn toekomstige benoeming. Tranen
schieten hem in de ogen, hij kan zijn oren niet geloven en raakt overstuur.
Macht is pas werkelijk legitiem wanneer ze in heiligheid gekleed gaat.
Van die
laatste getuigt Radbouds Vita aanhoudend, al blijft het in haar
omschrijving bij algemeenheden. Naakten kleden, zieken bezoeken, armen verzorgen
- op die evangelische deugden komt het neer. En wat de bisschop zelf betreft:
nederigheid, godsvrucht, wijsheid en ascese. Als persoon is Radboud minder een
individu dan een type – en dat was in dit soort geschriften precies de
bedoeling. Ze werden geschreven ter navolging en dan staan persoonlijke
eigenaardigheden alleen maar in de weg.
Die
pragmatiek onderscheidt het heiligenleven van de biografie, die als modern genre
nu juist leeft van het singuliere en dus onnavolgbare. Terwijl de heilige
gekenmerkt wordt door zijn uitzonderlijke beoefening van algemene deugden, wordt
de biografische held het voorwerp van bewondering die weet dat het zijn
bijzondere gaven niet deelt. De romantische cultus van het genie plaatst een
gebiografeerde op een onoverbrugbare afstand, gekenmerkt door een unieke
genialiteit.
Ook de
heilige is veel verder dan wij, maar hij beweegt zich op hetzelfde deugdzame
continuüm. Daarom is hij ons uiteindelijk méér verwant dan de held van de
moderne levensbeschrijving. De navolging waartoe zijn Vita oproept is reëel,
terwijl die van de biografie altijd illusoir blijft. Niemand kan Newton worden,
maar worden zoals Radboud is denkbaar.
Daar
zijn weliswaar grenzen aan. Het wonder blijft een moeilijk kunststuk. Radbouds Vita
is er spaarzaam mee, maar als het een keer voorkomt, is het zeldzaam doordacht
– en plaatst het moderne lezers voor een logisch-morele puzzel. Het is een
teken van Radbouds heiligheid, juist door deze te verhullen. Uit
versterving dringt Radboud steevast water, maar uit nederigheid houdt hij dat
geheim. Een nieuwsgierige disgenoot drinkt uit zijn beker, om de geruchten te
toetsen. Wat hij proeft is wijn.
(tekst hier
overgenomen met vriendelijke toestemming van de auteur)
RECENSIES
What's
in a name
door P
e t e r Z u n n e b e r g
in:
Radboud Magazine 1, september 2004,
p.38
Berlijn
heeft de Humboldt Universität, Madrid heeft de Universidad Antonio de Nebrija,
Aberdeen heeft de Robert Gordon University en sinds kort heeft Nijmegen dus de
Radboud Universiteit. Het noemen van een universiteit naar een historische
figuur heeft iets riskants. Zo levert een zoektocht op internet naar Robert
Gordon al heel snel verwijzingen naar een rockabilly artiest. Dat lijkt me een
associatie die men in Aberdeen liever niet zal hebben gezien. Daarbij wil je
iemand van onbesproken gedrag, dus is het meegenomen als de naamgever al dood
is. Dan is een faux pas in de toekomst uit te sluiten.
Toch
zal er iets van een rechtvaardiging moeten komen voor juist deze keuze. De
Radboud Universiteit heeft dat nu in de vorm van Vita Radbodi, door
kerkhistoricus
Peter Nissen en classicus Vincent Hunink, beiden werkzaam aan de Nijmeegse
universiteit. Het is geen lijvig boekwerk geworden om de simpele reden dat er
over Radboud weinig bekend is. Alles is terug te voeren op één manuscript in
drie varianten: de Vita Radbodi is er in een lange versie, een korte versie en
een verkorte versie. De auteurs maken aannemelijk dat de lange versie de oudste
is en die hebben ze nu ingeleid, bezorgd en vertaald. Maar, waarschuwen ze,
een Vita is een beschrijving van het leven van een heilige, en moet als
voorbeeld voor de gelovigen dienen. Het is dus geen historisch betrouwbare bron,
en ook geen bellettrie. Hier en daar is bijna sprake van formules die ook in
andere Vitae, de bijbel of elders (in dit geval Vergilius' Aeneis) voorkomen.
Heel
expliciet over waarom Radboud heilig is verklaard, is de Vita niet. Er komen wel
wonderlijke passages in voor. Toen ooit iemand wilde onderzoeken waarmee Radboud
zich voedde en daarom uit diens kelk dronk, veranderde het water in wijn. Op
missietocht door Friesland werd Radboud door Noormannen tegenhouden en trof
hij hen met een dodelijke banvloek. Tijdens een ziekbed werd Radboud bezocht
door Maria en de heilige maagden Agnes en Tecla. Zelfs zijn overlijden in 917
had Radboud al drieëneenhalf jaar eerder voorspeld. Hij wist alleen niet waar.
Toen hij op reis in het onherbergzame Drente ziek werd, en vreesde in die streek
het leven te zullen laten, liet hij zich spoorslags naar Ootmarsum vervoeren -
waar hij uiteindelijk gestorven is.
De auteurs
nemen aan dat Radboud het meest gelukkig is geweest toen hij nog geen bisschop
was en hij zich volop kon toeleggen op studie en wetenschap. Daarom is het
heel passend geweest van het college van bestuur om te kiezen voor de naam
Radboud Universiteit en niet St. Radboud Universiteit. De verwijzing naar de
heiligheid van de naamgever is mooi voor de identiteit. Maar uiteindelijk
bestaat een universiteit toch bij de gratie van studie en wetenschap.
+++
Zingend
sterven
door K e e s
F e n s
in De Volkskrant, 7
oktober
2004
Sinds 1 september heet de
Katholieke Universiteit Nijmegen Radboud Universiteit Nijmegen. De universiteit
wilde onder meer ‘nationaal en internationaal beter bekend zijn', schrijft
de rector magnificus. Dat lijkt mij met het woord ‘katholiek' iets
gemakkelijker dan met ‘Radboud'. Maar wellicht is ‘katholiek' nationaal en
internationaal wetenschappelijk geen aanbeveling. Men gelooft je dan wel. Dus
niet. ‘Radboud' is uiteraard volslagen onbegrijpelijk. (Hoe zal men de naam
elders uitspreken? In Frankrijk moet het klinken als de naam van een bekende
Nijmeegse pastoor). Radboud leefde 'van 850-917. Hij studeerde tot zijn
vijftigste, werd toen bisschop van Utrecht. Hij zetelde, gedwongen door de
aanwezigheid van de Noormannen, in Deventer. Hij stierf in 917 en werd in
Deventer begraven. Hij publiceerde, uiteraard in het Latijn, enkele preken,
enkele gedichten en een officie, een kerkelijk getijde, voor de heilige Martinus
van Tours. (Hij had in Tours gestudeerd). Hij wordt als heilige vereerd. Door
wie weet ik niet. Hij
kreeg zo'n zestig jaar na zijn dood zijn hagiografie, waarin hij naar gangbare
heiligheidsidealen werd gemodelleerd. Van het heiligenleven is één
vijftiende-eeuws handschrift bewaard. Samen met een vrij uitvoerige historische
studie is dat nu in
het Latijn en in vertaling uitgegeven. Het boekje heet tweetalig Vita
Radbodi, Het leven van Radboud. De
auteurs zijn de kerkhistoricus Peter Nissen en de classicus Vincent Hunink (die
als uitstekend vertaler uit het Latijn bekend is).
Als
bijna alle vitae
is ook
dat van Radboud een grote gemeenplaats, in compositie, in motieven, in taal. Het
heeft ook de ontroerende kracht daarvan, al zal die ontroering voor een deel ook
aan de voorspelbaarheid van het verhaal te danken zijn. Als bijna altijd is de
beschrijving van het sterven het mooist, met die schitterende gemeenplaats van
het psalmen zingend sterven. We worden geacht op grond van de tekenen te
geloven: Radboud was heilig. Ik geloof het meteen. Een historische biografie in
onze zin is het leven niet, wil het ook niet zijn. Voor de echte kennis van
persoon en tijd zuilen wij dus naar de historische studies moeten. De in zeer
weloverwogen stijl geschreven tekst in het boekje begint met deze zin: 'Over de
eerste eeuwen van het christendom in het noorden van de Lage Landen valt weinig
met zekerheid te zeggen.' Dat geeft niet veel hoop. Er zijn weinig bronnen over
het kersteningsproces.
Behalve met enkele oorkonden en wat archeologische aanwijzingen zijn we,
volgens de auteur, aangewezen op levensbeschrijvingen van de hoofdrolspelers. En
zo blijkt het Vita
Radbodi een
van de ‘schaarse bronnen'.
We kunnen moeilijk anders concluderen dan dat we niets hebben. De enige bron is
de heilige gemeenplaats. Het is bijna aangrijpend hoe Nissen, hij zal de auteur
zijn van de historische inleiding, poogt iets te weten te komen. Maar steeds,
behalve wanneer hij over het vita schrijft,
moet hij binnen vermoedens en mogelijkheden blijven. Of zijn lege handen laten
zien. (‘Over de mogelijke resultaten van zijn evangelisatiewerk is weinig of
niets bekend'). Zijn stuk is grotendeels een even indrukwekkende als
schitterende poging tot iets. Misschien nog beter ‘tot iemand'. Want Radboud
blijkt tenslotte bijna niemand: als bisschop, als geleerde en als schrijver. Het
lijkt erop dat de Nijmeegse Universiteit een heilige historische schim als
naamgever heeft gekozen. Of ze zich daarmee nationaal en internationaal sterk
maakt, is de vraag. Er zijn toch nog steeds alleen maar geloofsbrieven.
Het
mooie is natuurlijk dat een wetenschappelijke publicatie van de eigen
universiteit aan elke illusie over de zinvolheid van de naamgeving een einde
heeft gemaakt. Dat kan de Universiteit van Nijmegen pas goed nationaal en
internationaal herkenbaar maken! Nog mooier is dat de rector magnificus het
boekje trots rondstuurt. Een slimheid, een katholieke universiteit waardig.
+++
(uit de recensie)
door R
o b F a e s e n
in: Streven 72, 2005, p. 281 (in nr. 3 maart 2005)
'(...) Nederlandse
vertaling (...) die bijzonder geslaagd mag genoemd worden. De vertaler biedt een
toegankelijke tekst aan, in vlot en aangenaam Nederlands, en weet toch ook de
enigszins bevreemdende literaire stijl van een tiende-eeuws heiligenleven te
behouden. (...) Deze zeer verzorgde publicatie is niet alleen voor specialisten
bedoeld, en is toegankelijk voor al wie geïnteresseerd is in de wat nevelige
periode van de kerstening van onze streken. De lezer proeft er de sfeer van
gebed en studie (...), van teogewijde zorg voor de armen, van conflicten met de
Noormannen die het land binnentrekken, van moedig vechten voor Christus, trouw
aan de voorbeelden van de heilige vaders, van wonderen, visioenen en profetieën.
(...) Dès lors, si la
présente édition ne manque pas de soin (les A. indiquent notamment les
variantes de l'édition de Surius [1575]), on aura deviné qu'elle n'atteste pas
de grandes divergences avec les précédentes. L'apport des traductions, assez
littéraires - la toute première en anglais, la prmière intégrale en
néerlandais - se révèle en revanche nettement plus substantiel. Cette
plaquette, maniable et élégante, ne renouvelle donc pas fondamentalement nos
connaissances sur le prélat carolingien, mais rendra néanmoins d'indéniables
services et fera date dans l'historiographie du saint.'
OVERIGE REACTIES
'Een
sint van niks'
Citaten: 'Dat
hadden de Nijmeegse universiteitsbaasje beter niet kunnen doen. In
plaats van beschaamd te zwijgen over de potsierlijke naam waarmee zij de
KUN hebben opgezadeld, proberen zij tot overmaat van ramp de omdoping
te verkopen. Daartoe hebben zij aan kerkhistoricus Peter Nissen en mijn
collega - classicus Vincent Hunink de opdracht gegeven het Leven van
Sint - Radboud uit te geven. Nu kunnen we antwoord geven op de vraag die
buitenlandse collega's stellen: 'Who the hell is Redbold?'.
(...)
'Die rare Radboud brengt nu alleen maar aardige mensen in verlegenheid.
In het voorwoord op Radbouds Leven spreekt rector magnificus Kees Blom
de hypocriete wens uit: 'Moge hij in zijn toeleg op de wetenschap en
zijn zorg voor de medemens een bron van inspiratie zijn.' Wat
inspiratie? Een heilige die zijn medemens de dood bezorgt en een
stiekeme waterdrinker is? Radboud is gewoon een sint van niks.'
A n t o n
v a n H o o f f in De Gelderlander van 22-9-2004
(over de naamsverandering van de Nijmeegse universiteit en de Vita Radbodi)
Correctie door de
auteur: 'In
mijn vorige column 'Sint van niks' schreef ik dat de Nijmeegse
universiteitsbestuurders aan kerkhistoricus Peter Nissen en mijn collega
- classicus Vincent Hunink de opdracht gegeven het Leven van Sint -
Radboud uit te geven.
In werkelijkheid hebben zij zelf besloten het middeleeuwse heiligenleven
uit te
geven. Zij hebben hun wetenschappelijke werk zo eerlijk gedaan dat zij
in feite
de onbenulligheid van Radboud aantonen. Door het werk, voorzien van een
stichtelijk voorwoord door de rector magnificus, aan het personeel te
schenken,
bewijzen de universiteitsbaasjes hun onbenul.'
A n t o n
v a n H o o f f in De Gelderlander van 29-9-2004
+++
'Afgestofte
propaganda'
'(...) veel viel er dus niet meer te kiezen.
Zelfs de raad van bisschoppen ging schijnbaar klakkeloos akkoord, terwijl deze
groepering een veto mag uitspreken wanneer het katholieke karakter van de
universiteit wordt aangetast. Maar kardinaal Simonis verscheen niet op het
podium tijdens de openingsceremonie om het afgestofte propaganda-schriftje Vita
Radbodi in ontvangst te nemen. Dat zegt genoeg.'
J o r i
s B a e t e n in Algemeen Nijmeegs Studentenblad
19,2004, nr. 10 (oktober), p. 4
(over de naamsverandering van de Nijmeegse universiteit)
+++
'Fraai'
'... een fraaie
uitgave van Radbouds hagiografie'
J o r i s
B e k k e r s in Impuls (Daklozenkrant Arnhem-Nijmegen) november 2004,
p.27
+++
Allemaal lezen
'... iedereen die zijn alma mater in de
Katholieke Universiteit Nijmegen had, zou dit boekje eigenlijk moeten lezen.'
H a n s P o l s in
Kleio, 2005, nr4, p. 49
+++
'een leerzaam en boeiend
historisch document'
A d B in De Humanist
2005, nr. 5, p. 44
+++
Trajecta 14 (2005)
nr. 2, p. 234-235: positieve recensie door Brigitte Meijns uit Leuven, die
eindigt met een pleidooi om het oeuvre van Radboud in een kritische heruitgave
bijeen te brengen, eventueel zelfs met Nederlandse vertaling.
Bijdragen en Mededelingen
betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 120 (2005) nr.4, p. 600 een zeer
lovende bespreking door J o h a n n a M a r i a v a n W i n t e r. Zij
besluit: 'De uitgevers hebben eer ingelegd met hun werk en de Radboud
Universiteit Nijmegen een goede dienst bewezen met dit mooie boekje.'