PLINIUS Majesteit!
Correspondentie met
keizer Trajanus
vertaald en
toegelicht door Vincent Hunink en Roald
Dijkstra,
Athenaeum - Polak
& Van Gennep, Amsterdam 2018
ISBN
978 90 2530 9626, 230 blz; EUR 16,50
Stel, je bent een Romeinse
gouverneur in een verre
provincie en je krijgt te
maken met financiële en
juridische problemen en
rellen. Wat doe je? Knopen
doorhakken? Advies inwinnen?
De Romeinse senator Plinius de
Jongere (ca. 62-ca. 113) koos
vaak voor het laatste. Over
tal van kwesties schreef hij
naar zijn leidinggevende,
keizer Trajanus. Wonder boven
wonder zijn de vragen én de
antwoorden bewaard gebleven.
Befaamd zijn de brieven over
de omgang met de christenen.
De
correspondentie biedt een
boeiende blik achter de
schermen. De brieven van
Plinius leveren een
persoonlijk portret op, en
Trajanus’ antwoorden lijken
soms een cursus modern
management. Steeds is er een
boeiende wisselwerking tussen
de keizer en zijn favoriete
senator. Was het vriendschap?
Vincent Hunink (1962) en
Roald Dijkstra (1985) zijn
classici aan de Radboud
Universiteit Nijmegen.
Eerder vertaalden zij samen
werk van Augustinus.
FRAGMENT
33
Majesteit,
Toen ik op rondreis was in een uithoek van
de provincie heeft in Nicomedia een enorme
brand gewoed. Daardoor zijn tal van
particuliere huizen met de grond gelijk
gemaakt en ook twee openbare gebouwen, het
ouderenhuis en de Isis-tempel. Er lag
weliswaar een straat tussen, maar het vuur
kon zich zeer ver uitbreiden. Dat kwam
allereerst door de hevige wind, en daarnaast
door gebrek aan initiatief bij de mensen.
Het staat wel vast dat zij er op hun gemak
bij stonden zonder iets te ondernemen, als
toeschouwers van die grote ramp. Bovendien
is er nergens enigerlei brandpomp of
blusemmer, kortom niets ter bestrijding van
brand. Intussen worden die middelen, op mijn
aanwijzing, klaargezet.
Ik wil u evenwel vragen, heer, of u het een
goed idee vindt een korps van
brandweerlieden op te richten.
Honderdvijftig man, niet meer. Ik zal er dan
op toezien dat alleen vakmensen erin komen,
en dat het verleende privilege niet wordt
misbruikt. Daarbij zal het geen probleem
zijn zo'n kleine groep goed in de gaten te
houden.
Hoogachtend,
Gaius Plinius Caecilius Secundus
¶ Brief 10,33; datering: tussen 24
november en 31 december 111 ¶ Uithoek:
misschien ging de reis naar de in brief 39
genoemde stad Claudiopolis (het huidige
Bolu in Turkije), honderdvijftig kilometer
oostelijk van Nicomedia. ¶ Ouderenhuis:
geen verzorgingstehuis in moderne zin,
maar een stedelijk centrum voor oudere
heren uit de hogere klassen, mogelijk nog
met politieke en religieuze bevoegdheden.
¶ Korps van brandweerlieden: Plinius'
suggestie is voorzichtig. In het Romeinse
machtssysteem gelden lokale 'clubjes' van
welke aard dan ook als potentiële
broeinesten van onrust en verzet.
34
Geachte Plinius,
U kwam op het idee om een brandweerkorps op
te richten in Nicomedia, naar het voorbeeld
van veel andere steden. Maar laten we niet
vergeten dat die provincie – en vooral de
steden daar! – door zulke groepsvorming al
eerder geplaagd zijn. Welke naam we ook
geven aan mensen die zo, om welke reden dan
ook, samengebracht worden, in de praktijk
zijn het besloten clubs. Het is dus afdoende
om middelen aan te schaffen die helpen het
vuur in te tomen. Spoor ook huizenbezitters
aan om zelf in te grijpen en, als de
situatie het vereist, het toegestroomde volk
daarvoor in te zetten.
Trajanus
¶ Brief 10,34; datering: einde 111 of
begin 112, antwoord op brief 33. ¶
Besloten clubs: bedoeld zijn lokale
verenigingen waar de Romeinse overheid
geen greep op had, en die daarom bij wet
verboden waren.
RECENSIES
Mooie
beschouwing door J o n a L e n d e r i n g op Mainzerbeobachter,
22 november 2018
uitvoerige
bespreking door Robert Duthoy in
Hermes, april 2019. De slotalinea
luidt:
"Voor de
vlotte vertaling hebben Hunink en
Dijkstra samengewerkt. Wel betreur ik
dat titels van Romeinse ambten worden
weergegeven met een min of meer
equivalente Nederlandse term. Men had
minstens tussen haakjes de Latijnse
term moeten weergeven en nog beter
ware geweest de Latijnse term te
behouden en in de aantekeningen de
nodige toelichting te verschaffen. De
vertalers zorgden ook voor een
degelijke inleiding waarin Plinius de
Jongere wordt voorgesteld en nader
ingegaan op enkele problemen die deze
briefwisseling doet rijzen. Een manco
is het ontbreken van een kaart van de
provincie Bithynia/Pontos met
aanduiding van de plaatsen die in de
briefwisseling worden vermeld. Maar
deze kanttekeningen doen geen afbreuk
aan de vele kwaliteiten van deze mooi
verzorgde uitgave."
---
uit de
bespreking door J o o
p v a n W a
a r d e n in Hermeneus
91, 2019, 94-96:
'(...)
We kunnen alle 121 brieven nu lezen in
de heldere nieuwe vertaling van
Vincent Hunink en Roald Dijkstra,
voorzien van een korte inleiding en
verklarende noten die precies geven
wat nodig is voor het begrip zonder de
concentratie op de tekst te verstoren.
Vincent Hunink heeft hiermee een
prachtige reeks opgebouwd van brieven
van Plinius, eerst in 2016 De
Vesuvius in vlammen en daarna in
2017 Mijn landhuizen, beide
bij dezelfde uitgever. Het is goed dat
Plinius op deze manier steeds
duidelijker op de kaart komt voor de
Nederlandse lezer, want zijn
correspondentie is, naast die van
Cicero, bepalend geweest voor het idee
dat je met het uitgeven van je
(eventueel bewerkte!) brieven, als
politicus, literator of wat dan ook,
je eigen beeldvorming kunt sturen.
Alle latere Latijnse briefschrijvers
hebben goed naar hen gekeken. De
renaissance doet hetzelfde, te
beginnen met Petrarca, die Plinius’
brieven kende en Cicero’s brieven aan
Atticus ontdekte.
Het unieke van Plinius’ tiende boek is
dat het ook de antwoorden op Plinius’
brieven voor ons bewaard heeft. Hunink
en Dijkstra hebben een verschil in
toon en stijl tussen de
correspondenten hoorbaar willen maken
door bij het vertalen de rollen te
verdelen. Ik weet niet of dat zo
duidelijk merkbaar is, maar daar is de
vertaling niet minder om.'(...)
---
uit de
bespreking door V e r
a W e t e r i n g s
op Hereditas Nieuws
(...) De
lezer kan door middel van de brieven
als het ware meekijken over de
schouder en zien hoe de Romeinse
senator zijn zaken afhandelt.
Dichterbij de Romeinen dan in deze
brieven kun je als historicus haast
niet komen. Dat maakt deze uitgave en
vertaling van Hunink en Dijkstra dan
ook zo geslaagd. Het boek levert een
portret op van Plinius dat directer en
authentieker is dan wat zichtbaar
wordt uit zijn gestileerde
privébrieven. Liefhebbers van de
klassieke Oudheid zullen deze
vertaling dan ook omarmen en kunnen
genieten van dit inkijkje van een van
de meest bekende schrijvers uit de
Romeinse Oudheid.