Latijnse
hexameters in jambische vijfvoeters tekst
gepubliceerd in: Filter,
tijdschrift over vertalen, 10, 2003, 47-53 [p.47>]Walafried
Strabo (808-849), abt van het klooster Reichenau in de Bodensee, schreef een
aantal gedichten in het Latijn. Het beroemdste en meest geliefde daarvan is wel
zijn Hortulus ('het tuintje'), over zijn kloostertuin en de daarin
groeiende soorten planten, vruchten en kruiden. In dit gedicht, dat bestaat uit
444 hexameters, volgt Walafried op erudiete wijze de taal en stijl na van de
antieke Romeinse dichters, vooral Vergilius en lateren. Het resultaat is dat
zijn poëzie nogal eens complex van aard is en het stempel van een lange
traditie draagt: hier is bijvoorbeeld te denken aan moeilijke, gelaagde
toespelingen, door de traditie geijkte formuleringen, ingewikkelde
omschrijvingen en vergelijkingen voor eenvoudige zaken, en referenties aan
antieke teksten. 'Onlangs
kreeg ik het verzoek om deze tekst te vertalen. Ik heb toen wel even geaarzeld,
want over de principes bij het vertalen van hexameters is veel discussie onder
classici.[i] Tot dan toe had ik een aantal vertalingen gepubliceerd
van met name Latijnse proza-teksten, zoals van Caesar, Tacitus en Benedictus.
Afgezien van wat citaten en epigrammen was het metrische probleem dus aan mij
voorbijgegaan. Nu zag ik mij gedwongen tot keuzes. En ik nam de gelegenheid te
baat voor een experiment. Blanke
verzen Mijn
eerste keuze was die vóór een poëtische, metrische vorm, maar tégen een
Nederlandse hexameter. Er zijn voorbeelden van geslaagde hexametrische
vertalingen, zoals met name de bekroonde Homerus-vertalingen van H.J. De Roy van
Zuydewijn, maar de onnatuurlijkheid van de hexameter in het Nederlands blijft
toch een groot probleem. Sommige vertalers menen hier iets aan te kunnen doen
door zich bepaalde metrische vrijheden toe te staan waarvoor in het origineel
geen equivalent is, maar dat achtte ik geen bevredigende optie.[ii]
En los van inhoudelijke overwegingen was deze keuze ook een zaak van
temperament. Nederlandse dactyli klinken mij al gauw te 'ronkend', en de te
vertalen tekst leek daar beslist niet om te vragen. 'Daarmee
belandde ik vanzelf in het kamp van vertalers dat kiest voor andere metrische
vormen (poëzie-vertalingen in proza laat ik hier buiten beschouwing). In de
praktijk gaat het hierbij steeds om jambisch-trocheïsche maten. Verschillende
varianten zijn in gebruik, waarvan de Alexandrijn (jambische zesvoeter) het
populairste lijkt. Maar sommige vertalingen heb-[p.48>]ben kennelijk
wat meer ruimte op de regel nodig, en zo heeft M. d'Hane-Scheltema voor haar
Nederlandse Metamorphosen van Ovidius en Aeneis van Vergilius de
jambische zevenvoeter nieuw leven ingeblazen.[iii]
Een ander alternatief, de jambische vijfvoeter, lijkt veel minder geliefd, maar
wordt soms ook toegepast. Een recent voorbeeld is Ausonius' Mosella in de
vertaling van Patrick Lateur ('Lied van de Moezel', 2001). 'Mede
gezien mijn enthousiasme voor de laatstgenoemde vertaling kwam ik uit bij het
model van de vijfvoetige jambe, of, preciezer gezegd, het zogenaamde blanke
vers: rijmloze jambische regels van vijf heffingen, met de mogelijkheid van een
onbeklemtoonde syllabe aan het eind en van weglating van de onbeklemtoonde
syllabe aan het begin. 'Meteen
dook hierbij het probleem van het aantal versregels op. De meeste vertalers van
klassieke poëzie streven naar exacte correspondentie tussen origineel en
vertaling op dit punt. Bij een Nederlandse hexameter of zevenvoetige jambe lukt
dat ook zonder veel problemen. Maar de jambische vijfvoeter noodzaakt de
vertaler al snel om het aantal regels in de vertaling te vergroten, zodat alle
informatie van het origineel een plaats kan krijgen. Patrick Lateur's Mosella
heeft in het Nederlands zo'n 56% meer regels dan in het Latijn: 752 tegenover
483. Het lijkt duidelijk: een keuze voor jambische vijfvoeters voor de weergave
van Latijnse hexameters leidt onherroepelijk tot meer versregels. 'Bij
mijn eerste vertaalpogingen lette ik daarom nauwelijks op het aantal regels dat
ik produceerde. Soms kon alle betekenis in een enkele regel, vaker waren
anderhalve of twee regels nodig. Toch bevielen de resultaten mij niet: de verzen
kregen iets gedwongens en kabbelends tegelijk, en er slopen ook wat stoplappen
in. Ik kreeg bij herlezing bepaald niet de indruk dat elk woord, zoals in een
modern gedicht, een soort 'onvermijdelijkheid' over zich kreeg en 'onwrikbaar'
zijn plaats in het vers had. De gekozen vorm leek een slobbertrui, een oude jas,
in plaats van een net pak. 'Daarom
probeerde ik vervolgens iets beknopter te schrijven, ook al ging dat soms ten
koste van een neutraal of betekenis-arm woordje in het origineel. Na een
bladzijde merkte ik dat de verzen beter en strakker werden naarmate ik strenger
werd voor mijzelf. Het lukte daardoor zelfs vaak om de correspondentie van één
op een te handhaven, en dit streven werd al snel een soort sport. 'Uiteindelijk
heb ik er inderdaad voor gekozen om te vertalen in zulke strakke, korte verzen,
die toch per paragraaf in aantal corresponderen met het origineel. Op een enkele
uitzondering na is dit, tot mijn eigen verbazing, gelukt: 446 regels voor 444
hexameters. Naar mijn gevoel heeft de poëzie er niet erg onder geleden,
misschien zelfs integendeel. DE
NIJVERE TUINDER EN DE VRUCHT VAN ZIJN WERK
op
het klein gewas en laat de maan zijn schijnsel weldadig
vallen op het prille groen. [p.49>]Maar
soms, wanneer het droog en dauwloos blijft, draag
ik, bezorgd om dorheid en benauwd voor
schade aan de tere weefsels, liefdevol emmers
helder water aan en giet ze eigenhandig
druppelsgewijze uit: ik
wil geen grote gutsen vocht, waardoor het
aangebrachte zaad weer weg zou spoelen! En
zo bekleedt het tuintje zich al snel met
kleine kiemen. En hoewel het deels verstoft,
bij het afdak, lucht- en regenloos, en
deels verregent en de zon verjaagt waar
een hoge muur het sterrenlicht blokkeert, toch
heeft het nooit het toevertrouwde zaad beschaamd
en zonder hoop op bloei verborgen. Integendeel,
wat vrijwel droog in kuiltjes wordt
gestopt schiet als herboren weer omhoog,
draagt vrucht, met nieuwe kracht bezield. Nu
komt het aan op dichtergaven, kennis en
bevlogen taal, om alles van die oogst met
name te noemen, in alle geuren en kleuren: dan
krijgt het kleine goed een grote eer.
(53-75) Wie
bedenkt dat het Latijn gemiddeld een beknoptere manier van uitdrukken kent dan
het Nederlands, en dat een dactylische hexameter fysiek altijd langer is dan een
Nederlands blank vers, begrijpt wat het gevolg is: er is hier onvermijdelijk het
een en ander gesneuveld. Gladiool Met
een concreet voorbeeld elders uit de tekst wil ik nader illustreren op welk vlak
die 'indikking' vooral heeft plaatsgevonden. Een goede indruk van de problemen
en mogelijkheden geeft een korte, beschrijvende passage uit het midden van de
tekst. Het thema is een concreet element uit Walafried's tuintje, de gladiool.
Die eenvoudige bloem wordt eerst beschreven en vergeleken met andere bloemen,
waarna kort op de praktische toepassingen wordt ingegaan. Te
neque transierim Latiae cui libera linguae nomine
de gladii nomen facundia finxit. Tu
mihi purpurei progignis floris honorem, prima
aestate gerens violae iucunda nigellae [p.50>]munera,
vel qualis mensa sub Apollinis alta investis
pueri pro morte recens Yacincthus exiit
et floris signavit vertice nomen. Radicis
ramenta tuae siccata fluenti diluimus
contusa mero saevumque dolorem vesicae
premimus tali non secius arte. Pignore
fullo tuo lini candentia texta efficit,
ut rigeant dulcesque imitentur odores.
(217-228) Een
letterlijke vertaling zou hier een wat moeizaam geheel opleveren.[iv]
Waar het Latijn volgens de destijds bestaande poëtische traditie grossiert in
moeizame omschrijvingen, toespelingen en een veelheid aan bijvoeglijke
naamwoorden, doen zulke elementen in de vertaling eerder afbreuk dan recht aan
het geheel. Het mag duidelijk zijn dat ik juist hier het mes in heb gezet. GLADIOOL Aan
jou ga ik niet voorbij, plant met de naam die
afgeleid is van Latijn voor 'zwaard'. Jij
brengt me mooie, paarse bloemen voort al
vroeg in de zomer, donkere viooltjes gelijk, of
als de soort die tegen Apollo's altaar opsprong
na de dood van Hyacint, en
daar zijn jongensnaam in bloei vertaalde. Met
fijngewreven droge stukjes wortel in
wijnvocht opgelost bestrijden wij hevige
pijn in de blaas. En de voller maakt er stijfsel
van voor stevig, geurig linnen. 'In
de openingszin heb ik de retorische en pathetische aanspreking van de plant
bewaard, en geschrapt in de lange verpersoonlijking van de 'vrije
welsprekendheid van de Latijnse taal' die 'de naam vormde van de naam
"zwaard"'. Indikking en weglaten van dubbele woorden leverde voldoende
ruimte op om een etymologisch grapje te behouden, dat in het Nederlands
misschien nog wel aardiger is, tenminste voor de fijnproevers. Want lezers met
een minimale kennis van Latijn weten dat 'zwaard' in het Latijn 'gladius' is, en
anders komen ze er wel op via de titel gladiool. Klankeffecten (vooral a
en ij/ei) binden de twee verzen verder aaneen. Mijn eerste regel bevat
een metrische afwijking die de jambische dreun van de voorgaande regels
doorbreekt: een antimetrie na de derde heffing. Ik doel hier dus niet op 'ik',
eenvoudig te lezen als ''k'. 'De
gladiool laat zich natuurlijk vergelijken met andere bloemen (219-23). Daartoe
kiest de dichter eerst een formulering waarin beslist niet alles even dwingend
is: 'aan het begin van de zomer dragend de aangename geschen-[p.51>]ken
van het donkerkleurige viooltje.' Die 'aangename geschenken' heb ik er
uitgegooid, maar het dactylische ritme in 'donkere [=donk're] viooltjes gelijk'
suggereert hopelijk iets van de bloemrijke vergelijking. 'De
tweede vergelijking is die met een hyacint, waarbij Walafried de gelegenheid
aangrijpt voor een mythologische verwijzing naar het verhaal van Apollo en zijn
geliefde knaap Hyacinthus. Ik heb ook hier ingekort en geconcentreerd (vooral in
regel 227), en speciaal geprobeerd iets van de subtiele erotische toon uit het
gedicht over te brengen. Iets daarvan is samengebald in het met gevoel geladen
'jongensnaam', dat niet letterlijk in de tekst voorkomt. Het woord 'opsprong'
geeft, precies op de juiste plek in het vers, exiit ('kwam uit') weer,
maar draagt, ter compensatie van verloren effecten, wat meer betekenis: je ziet
als het ware een jonge jongen opspringen in de bloem zelf. 'De
vier slotregels over toepassing van de gladiool lijken gemakkelijker weer te
geven. maar juist hier dreigt in het Nederlands steeds de schijn van
belachelijkheid, of de zakelijkheid van kookboek of doktersrecept. Klankeffecten
(vooral ij, evenals in de openingsregels) en een bepaalde ordening van de
woorden (zoals het enjambement in 'hevige pijn' en 'stijfsel', met een
beklemtoonde eerste syllabe) proberen ook hier een zekere poëtische
zeggingskracht over te brengen. 'En
ook hier is geschrapt, zoals het bezittelijke 'jouw' (tuae) bij de
'stukjes wortel' (de plant wordt, ietwat overdreven, opnieuw aangesproken).
Verder wordt 'vloeibare wijn' (fluenti... uino) vereenvoudigd tot 'wijn'.
Anderzijds handhaaf ik het al even neutrale bijvoeglijk naamwoord 'hevige' bij
pijn, en geef het door de plaatsing zelfs wat meer betekenis. Wat Walafried in
twee zinnen splitst ('we lossen... op in vloeibare wijn, en zo onderdrukken wij
hevige blaaspijn') heb ik simpelweg tot één kernachtige zin samengevoegd. Een
daarbij gesneuvelde formule als tali non secius arte ('niet anders dan
via dergelijke kunst') is naar mijn idee vooral bedoeld om het Latijnse vers te
vullen en draagt niets wezenlijks aan de betekenis bij. 'De
'voller' krijgt van mij maar anderhalve regel, in plaats van twee volle
hexameters. Soms zijn inkortingen heel voor de hand liggend en effectief: waarom
hier opnieuw een 'geschenk' van de bloem roemen (pignore in 227)? Waarom
'blanke weefsels' als 'linnen' het korter zegt? En waarom een betrekkelijke
bijzin 'die zoete bloemen nabootsen' wanneer het adjectief 'geurig' volstaat?
Wij zien daarbij vanzelf al heerlijke bloemetjes verschijnen, al was het maar
door jarenlange blootstelling aan reclamespotjes. Ruis Over
details en smaak valt, als altijd, te twisten, maar ik durf toch de stelling wel
aan dat de betekenis van de Latijnse hexameters naar behoren is weergegeven,
terwijl er juist door de bondigheid ook een poëtische kleur over de vertaling
ligt. In dit geval is het naar mijn gevoel mogelijk geweest om de [p.52>]brontekst
te ontdoen van enige 'ruis' en een doeltekst te maken die als gedicht kan
functioneren. 'Over
die ruis nog een enkel algemeen woord. Voor een deel is die in de Hortulus
te lokaliseren in syntactische kenmerken van de brontaal, zoals lange
constructies met participia en infinitieven. Het is ook bij proza-vertalingen
mijn doel zulke elementen zo min mogelijk te laten doorschemeren, maar hier
levert een ingreep bovendien kostbare ruimte op. 'Daarnaast
staan er in het gedicht nogal wat omschrijvingen die cultureel verbonden zijn
aan de eisen van het middeleeuws Latijn, zoals sterke pathos-effecten, zwaar
retorische wendingen, woordherhalingen, technische details en mythologische
toespelingen. Hier heb ik nogal eens vereenvoudigd en genormaliseerd. Een
weergave van liquor Lenaeus (214-215) met 'Leneïsch vocht' zou niet
alleen pedant en bespottelijk klinken maar ook veel uitleg in een voetnoot
vergen. Het vlakke en kleurloze 'wijn' geeft hier de kern weer. Uiteraard gaat
hierbij iets verloren. 'Zoals
uit het tekstvoorbeeld al bleek heb ik geprobeerd de vele verliezen ook te
compenseren door elementen toe te voegen. Zo blijft elders in de weergave van Punica
mala (271) ('granaatappels') de Punische verwijzing weg, maar probeer ik via
een speelse pseudo-etymologie toch iets op te roepen van de sfeer van oorlog die
in het Latijn onverbrekelijk is verbonden met die naam: 'de appel die qua naam /
granaat is'. Verder veroorloof ik mij soms een wat gewaagde metafoor (over de
winter: 'lang lag alles in de bodem besloten / het ijzig witte duister
ruimschoots beu' (28-29)) of een pakkend enjambement, en heb ik overal in de
tekst veel aandacht besteed aan ritme en klank. Het geheel van alle
vorm-effecten in het Nederlands correspondeert, naar ik hoop, toch met de poëtische
expressiviteit van het origineel. 'Dat
in dit geval grote bondigheid bereikbaar was, wil natuurlijk niet zeggen dat dit
altijd kan. Niet elke hexameter-tekst laat zich in een parallel aantal blanke
verzen weergeven. Het ligt maar net aan de auteur en zijn taalgebruik, aan het
genre van de tekst, en de voorkeuren en mogelijkheden van de vertaler. Maar een
serieuze optie lijkt het toch op z'n minst.[v] 'Inmiddels
werk ik aan een vertaling van een collectie Latijnse spreuken, waarbij zulke
bondige verzen niet volstaan: daar heb ik gekozen voor jambische zesvoeters. Al
was het maar omdat iedere 'one-liner' dan echt in één regel moet, en er geen
enkele overloop mogelijk is. Het verschilt dus echt van geval tot geval. NOTEN [i].
Vergelijk ook de opmerkingen van Ton Naaijkens in De slag om Shelley en
andere essays over vertalen, Nijmegen 2002, 201-214, m.n. 214: 'Wat
onder classici nog altijd hevig woedt is de metrische discussie, die opnieuw
voornamelijk in eigen kring wordt gevoerd.' [ii].
Voor een bespreking van enkele recente Nederlandse hexametrische
vertalingen, zie: Jeroen A.E. Bons en Anneke Neijt, 'Het hexametrische
heffingsvers. Naar een nieuwe Aeneis', in: Filter 3, 1996, 2, [p.53>]
p.59-69. Het artikel vormt een warm pleidooi voor de aangepaste
hexameter van Piet Schrijvers in zijn Aeneis-vertaling. Maar een
'levensvatbare Nederlandse hexameter' (p.68) is die vorm nog niet gebleken:
van navolging door andere vertalers is tot op heden geen sprake. [iii].
Over deze Ovidius-vertaling, zie: Patrick De Rynck, 'Ovidius van gedaante
verwisseld. Marietje d'Hane-Scheltema's Metamorphosen', in: Filter
1,1994, 1, 5-18; m.n. 8-11 over de versvorm. [iv].
Vergelijk bijvoorbeeld een veelgebruikte Duitse versie in nogal 'schwerfällige'
vertaalde hexameters: Hans-Dieter Stoffler, Der hortulus des Walahfrid
Strabo; (...) (Jan Thorbecke Verlag) Sigmaringen 1978. Deze vertaling en
de Latijnse tekst staan ook op Internet: www.uni-duisburg.de/Institute/CollCart/hortus/strabo/Hortus.htm [v].
De beschreven vertaling zal voorjaar 2003 verschijnen: Hortulus, de
kloostertuin van Walafried Strabo, vertaling Vincent Hunink, (Terra)
Warnsveld 2003. Voor meer tekstfragmenten, links en overige informatie: www.let.ru.nl/V.Hunink/hortulus.htm |
|