VincentHunink.nl

Home > ONDERZOEK > VERTALINGEN | EDITIES | PUBL.LIJST | PROJECTEN ||| BRONNEN | INDEX




'De Regel van Benedictus over nederigheid'
 (voordracht)


Tekst gepubliceerd in: 'Twee getuigenissen bij hoofdstuk 7 uit de Regel van Benedictus over de nederigheid: Vincent Hunink, Wil Derkse',
 [schriftelijke weerslag van voordrachten] in Krachtlijnen in de Regel van Sint-Benedictus, brochure ter herinnering aan het 17e Mertonweekend (Orval 5-7 oktober 2001), 
[Antwerpen 2002] 36-49


Vele onderrichtingen die Thomas Merton destijds als novicenleester gaf aan zijn jonge medebroeders in Gethseniani, werden op band opgenomen. Zo konden de deelnemers aan het Mertonweekend 2001 in Orval op zaterdagnamiddag Mertons onderricht beluisteren over het zevende en centrale hoofdstuk uit Benedictus' Regel: het hoofdstuk over de nederigheid. De Nederlandse vertaling van Mertons conferentie, verzorgd door Dirk Doms, werd ten behoeve van de deelneniers gepubliceerd in een aparte brochure.' Hun was ook gevraagd om vooraf dat hoofdstuk te lezen.

Aansluitend gaven Vincent Hunink, recent vertaler van de Regel, en Wil Derkse, auteur van “ Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven”,  elk op hun beurt een kort getuigenis over dat door velen als weerbarstig ervaren hoofdstuk.

 

Noot van Vincent Hunink: De onderstaande tekst is een geredigeerde versie van de voorgedragen tekst. Ze bevat nog veel verwijzingen naar de oorspronkelijke, mondelinge presentatie, en is dus niet gelijk te stellen met een artikel.

 

Vincent Hunink:

“Het zou natuurlijk getuigen van hoogmoed als ik zou denken dat ik in een kwartier tijd u nog veel nieuws heb te vertellen over nederigheid, nadat we al zoveel van Thomas Merton en anderen hebben gehoord. Ik ben geen erkende deskundige; ik ben ook geen ervaringsdeskundige zoals dom Korneel dat vanmorgen heeft laten zien, maar slechts een eenvoudige vertaler van de tekst van de Regel. Ik hoop dat u mijn paar woorden nu dan ook wilt zien als belangstellende overwegingen van een buitenstaander, of misschien - met de Regel van Benedictus gesproken - als een paar gedachten van de jongere broeder. U weet dat die soms door de gratie van boven nog wel iets kunnen zeggen wat verstandig kan lijken.

Ik wil vandaag iets vertellen over nederigheid vanuit mijn persoonlijke beleving en vanuit mijn persoonlijke werkzaamheid als vertaler. Het zal dus voor een belangrijk deel gaan over vertalen en over de omgang met teksten. In deze paar minuten wil ik u eigenlijk drie overwegingen voorleggen, gaande van heel specifiek naar heel algemeen.

De eerste overweging gaat over het woord humilitas, naar aanleiding van de vertaling van de Regel. Bij het vertalen van die tekst kwam ik heel snel op een confronterende wijze in contact met dat woord, namelijk al in het bekende hoofdstuk 7 dat u vandaag allemaal gelezen hebt: het hoofdstuk over de nederigheid . In dat hoofdstuk is dat natuurlijk een centraal woord. Ik had daarbij aanvankelijk een groot probleem, namelijk dat dit woord me helemaal niets zei, in ieder geval niets positiefs. Voor zover het me iets zei, was dat ofwel negatief: nederigheid als een beetje onhandig, wereldvreemd, vervelend jezelf wegcijferen. Daarnaast kende ik het ook als een ironisch woord: als je spreekt over 'mijn nederige stulpje' dan bedoel je eigenlijk `mijn grote villa'. Dan is het dus een woord dat zijn waarde nog heeft in de ironie, zoals veel oude woorden dat lijken te hebben. Zoals het woord 'deugd', dat lijk je ook alleen nog maar ironisch te kunnen gebruiken. Dat was voor mijn opzet, voor mijn vertaalopvattingen, een probleem, want ik wilde het toch zo weergeven dat het weer een sprekende term zou zijn die voor lezers van nu inzichtelijk, begrijpelijk en invoelbaar zou zijn. Aanvankelijk wilde ik het woord humilitas daarom weergeven met het woord 'eenvoud'. Dat ging een tijdje goed, voor zover het over het zelfstandig naamwoord ging. Bij het bijvoeglijk naamwoord 'eenvoudig' werd het al lastiger. En bij het werkwoord humiliare, vernederen, zich vernederen, werd het een heel groot probleem: 'zich vereenvoudigen', dat kon natuurlijk niet. 'Enkelvoudigheid' heb ik ook nog geprobeerd, en 'simpelheid', en'bescheidenheid', woorden die voor mij in ieder geval de lading dekken van wat ik dacht dat er bedoeld werd. Ik heb het een tijdje geprobeerd: een versie gemaakt met dat soort woorden erin en me in wat bochten gewrongen om dat dan vol te houden. Dat lukte echter niet lang: vrij snel kwamen er bijbelcitaten waar het gaat over 'zich verheffen' of 'zich vernederen', en aan de bijbel kun je natuurlijk niet gaan morrelen, daar kon ik dus niet aankomen. Dat gaf al een probleem. Dan moest ik een voetnoot maken: "Ik vertaal het hier anders dan in de rest van de gevallen." Dat werkte dus niet goed. Ik werd ook gewoon teruggefloten door mijn meelezers. Een goed vertaler heeft altijd companen achter de rug die meekijken naar die teksten. En die floten mij gewoon terug: "Humilitas, daar moet je niet aankomen want dat betekent nederigheid, of je dat nu wil of niet. Of je het nu leuk vindt of niet, dat staat er en zo moet je het maar vertalen!" Dat was een hard advies. Maar ik heb me die les van mijn meelezers aangetrokken, eerst schoorvoetend en met tegenzin en later iets blijmoediger en uiteindelijk ook zonder morren. Maar toegegeven, gecapituleerd: O.K., het is zo, het zij zo; die oude tekst, dat oude woord 'nederigheid', het moet er dan maar in en dan zien we wel hoe ver we komen. Ik ervoer dat, zo hooghartig als het klinkt, maar toch als een onmiddellijk in praktijk brengen van juist die humilitas. Het is op de knieën gaan, bijna letterlijk, voor dat woord, het rare, onmogelijke woord humilitas dat ik er eerst eigenlijk uit wilde werken.

De tweede overweging gaat over de inhoud van dat Regelhoofdstuk. Niet alleen het woord zelf was al een steen des aanstoots, ook het hele caput 7, mag ik u wel verraden. Ik voelde mij zeker aangetrokken tot de Regel en erdoor gefascineerd, anders was ik het niet gaan doen. Maar dat zevende hoofdstuk was wel iets om van te gruwen! Bijvoorbeeld de zevende trede; ik heb hem nu zo vertaald: "De zevende trede van nederigheid is om jezelf te betitelen als slechter en waardelozer dan alle anderen en dat diep vanbinnen ook echt zo te voelen. Verneder jezelf en zeg met de profeet: 'Een worm ben ik, geen mens, schande van de mensen, veracht door het volk' (Ps 21,7); 'Ik ben verheven, en vernederd en beschaamd' (Ps 87,16); en ook: 'Het was goed voor mij dat U mij hebt vernederd. Zo leerde ik uw geboden' (Ps 118,71)." Dat is een bittere pil voor een modern iemand ‑ zo beschouw ik me in ieder geval toch wel. Slechter zijn dan alle anderen, de minste van allemaal en dat ook nog eens vanbinnen zo allemaal te voelen: mijn hele wezen verzette zich daartegen. En als ik de woorden zo uitspreek, doet het dat nog, die weerzin is niet helemaal weggegaan. Ik heb lang geworsteld met juist dat hoofdstuk over de nederigheid, ik vond het eigenlijk voor een heel groot gedeelte onleesbaar. Onleesbaar, ongenietbaar en zeker niet toepasbaar, om het heel hard te zeggen. Maar net als bij dat woord humilitas ebde een gedeelte van die weerstand toch wel weg. Als ik reconstrueer hoe dat ging, heb ik het ongeveer zo gedaan: ik wilde die tekst vertalen en dan kon ik niet zeggen: ik laat hoofdstuk 7 weg. Je moet er dus in ieder geval doorheen, of je moet ophouden met het project. Ik wilde door, dus moest het erbij. Wat doe je dan ?

In ieder geval dacht ik: ik moet geen moment twijfelen aan mijn waarde als persoon. Dat laat ik me door geen tekst ontnemen, en ook niet door wie dan ook. Dat staat voorop: ik ben een waardevol persoon. En vanuit die zekerheid kun je misschien toch het oor te luisteren leggen - dat "Ausculta o fili van de Regel -bij die woorden. Het zijn vaak harde woorden, maar je hoeft ze misschien niet allemaal even serieus te nemen, je mag ze ook met een korreltje zout nemen om te kijken of je er iets mee kunt. En een belangrijk middel wat ik vaak toepas, is: gewoon maar doorgaan, elke keer weer opnieuw aan die tekst beginnen en blijven herkauwen (het woord is, dacht ik, ook door dom Korneel gebruikt vandaag). Als vertaler moet je dat ook wel doen: je moet blijven herkauwen op zo'n tekst, alleen al om praktische redenen. Je ziet een gemiddeld stuk van je eigen werk, denk ik, een keer of twintig voordat het in druk verschijnt. Iedere keer ben je het aan het herzien en krijg je weer commentaar en kritiek, ga je weer naar de brontekst terug, dat gaat als het ware vanzelf. Verder heb ik geprobeerd om aan te knopen bij bescheiden eigen ervaringen met moeilijke begrippen. Zo had ik ook heel lang moeite met het begrip zondigheid: ben ik zondig? een mens van nu, kan die zondig zijn? Ik dacht het eigenlijk niet. Maar op een gegeven moment heb ik het toch een beetje gevoeld. Ik weet het nog goed: het was een asgrijze en tamelijk droevige Goede Vrijdag, een paar jaar geleden, toen ik voor de eerste keer naar de boetcanon van Arvo Pärt heb geluisterd, de Kanon Pokajanen in het Slavisch, waar ik erg van hou. Toen ik die muziek hoorde, toen kwam er zo iets over me heen. Het kwam zo ineens: ja, ik schiet ook in alles te kort, ik ben ook maar een heel klein mensje dat eigenlijk niks goed doet en niks goed kan. Toen dacht ik: dat is misschien wat men bedoelt met 'zondig', het besef van zondigheid, van ootmoed. Sindsdien is dat woord voor mij in ieder geval niet leeg en zinloos gebleven. Gelukkig denk ik niet elke dag: wat zondig ben ik toch, wat ben ik toch slecht. Maar ik heb wel één keer die ervaring gehad, dat je even aansluiting kunt vinden bij een heel oud vreemd woord, dat je ineens denkt: ja, dat past ergens toch. Dat was een belangrijke ervaring, om je daar bedremmeld en klein bij te voelen. En iets daarvan kon ik misschien toch te pakken krijgen ook bij dat begrip humilitas.

Het lukte ook een beetje door steeds maar door te gaan, ook omdat die tekst steeds doorgaat, want die gaat van trede naar trede. Het begint al met allerlei vreselijke teksten, maar het wordt ook steeds erger. Het gaat van de zevende trede naar de achtste en de negende, steeds verder. Iedere keer denk je: nu zijn we aan de bodem, veel erger kan het niet! En dan gaat het nóg een trede lager, nóg verder de vernedering in. En op een gegeven moment dacht ik ook hier: ja, dat moet dan zo maar gaan, ik ga wel mee met die tekst die diepte in. Er is eigenlijk geen weg terug; laat ik het verzet gewoon maar staken en gewoon meegaan die diepte in en de bittere beker ten einde drinken. En aan het eind staan er dan gelukkig een paar teksten die plots heel aardig lijken, die ook helemaal niet zo vreselijk hard zijn. De elfde en twaalfde trede, daar lijkt het plots of de mens bevrijd is, alsof de hoogste vernedering een bevrijding met zich meebrengt. Dat heb ik ook wel een klein beetje ervaren in dit meegaan met de tekst. Die oude tekst is groter en ouder dan ik, eerbiedwaardiger dan ik, en ook al begrijp ik hem niet, ik moet er toch maar in meegaan. En toen ik dat eenmaal kon, toen ik dat opbracht, voelde ik me enorm bevrijd daarin en was ook het verzet tegen die tekst voor een groot stuk gebroken. Je wordt als het ware even buiten je eigen ik gezet. Ik vergelijk het wel eens met de liturgische zang, het effect dat liturgische zang kan hebben. Zelf ervaar ik dat in de byzantijnse traditie: dat is een muzikale weelde die zo groot is dat ik daar maar een heel klein mensje bij word. Dat overstijgt je persoonlijk gevoel. Je gaat ervoor op je knieën, letterlijk, en je blijft toch overeind als persoon. Het tast je waardigheid helemaal niet aan, je blijft zelfs helemaal intact.

Tot slot nog een overweging over het vertalen in het algemeen. Ik ben een tekstenman, iemand die de hele dag met teksten werkt, schriftelijk maar ook door contact met studenten. Ik hou me niet alleen met de Regel bezig, maar met allerlei teksten. Ik houd van oude teksten, Griekse en Latijnse teksten, en de omgang met de Regel was voor mij eigenlijk niet zo heel bijzonder, niet zo heel veel anders dan ik het met andere teksten doe. Ook bij andere vormen van omgang met teksten voel ik me soms bemiddelaar die naar die oude teksten wil teruggaan en daarbij ook nodeloos heel zichtbaar is, zoals ook nu: ik zit nu voor u een heel verhaal te houden, terwijl vertalen eigenlijk ‑ dat is een beetje een paradox ‑een heel nederig werk kan zijn. Een vertaler in optima forma is eigenlijk onzichtbaar. Tegenwoordig is dat niet meer zo letterlijk het geval. In de Nederlandse praktijk geven vertalers interviews of ze houden lezingen zoals nu. je naam komt groot op de kaft ‑ het is hier misschien een beetje klein uitgevallen, maar ik sta er toch op, onder Benedictusl Je krijgt een grote foto in de prospectus van de uitgeverij, waar je dan ook een beetje goed moet opstaan voor de public relations. je wordt besproken in recensies, zeker het werk van vertalers van Latijn en Grieks wordt altijd erg beoordeeld. En je schrijft artikelen met academische verantwoordingen over vertalen en dat soort zaken meer. De vertaler is dus daardoor zeer zichtbaar, en soms lijkt het wel eens of het onzichtbaar zijn van de vertaler een soort schrikbeeld wordt: we willen eer van ons werk, we willen roem, en als het kan ook een beetje geld. Maar toch blijft het een ideaal dat de vertaler als het ware transparant wordt, helemaal verdwijnt, helemaal weggaat. Een enkele keer lukt dat. Ik wil u in twee korte belevenissen even laten zien hoe mij dat in ieder geval is overkomen.

Het afgelopen jaar had ik een reünie van de middelbare school. Meestal niet zo'n plezierige aangelegenheid, u kent dat misschien wel: gezellig doen over vroeger. Maar het bleek helemaal anders uit te pakken: het was echt gezellig en er kwamen mensen op me af die ik al heel lang niet meer gezien had, waaronder een klasgenote die me op een gegeven moment vroeg: "Vincent, jij bent toch die vertaler?" Ik kon dat niet ontkennen. Toen zei ze: 9k heb een boek van jou gekocht." "Dat is prachtig zei ik, daar gaat de schoorsteen van roken, dat is goed. Maar wat voor boek was dat dan?" Ze zei: "Ik heb dat boek van jou gekocht: De zeereis van de heilige Brandaan." je moet weten, dat is een monastiek sprookje, zo noem ik het, een monastiek verhaal uit Ierland, uit de negende eeuw ongeveer, waarin abt Brandaan met zijn mannen op de zee vaart op zoek naar het beloofde eiland van de heiligen. Hij komt aan en hij komt weer thuis en dan gaat hij dood. Het is een heel simpel verhaal en het loopt in feite goed af. Die Zeereis van de heilige Brandaan had mijn vroegere klasgenote in de winkel zien liggen, ze had het boekje gekocht en was ermee naar haar vader gegaan die op dat moment op sterven lag. Toen zei ze me: "Die woorden en dat Keltische verleden waar mijn vader en ik altijd door geboeid waren, daar hebben we uit gelezen in de laatste uren voordat hij stierf. En we hebben ons enorm verbonden gevoeld met dat verleden en ook met elkaar." En toen ze me dat vertelde, tussen de grappen en grollen tijdens die reünie door, was ik heel verbluft. En ik was ook verbaasd over wat ik voelde. je moet eigenlijk trots zijn: kijk eens wat mensen met jouw product gedaan hebben! Maar ik voelde me helemaal niet trots, ik voelde me heel dankbaar, klein, dat zo iets groots: dat mensen in het laatste uur met woorden bezig zijn, dat zo iets groots via mij heeft mogen verlopen. Dat is heel bijzonder en heel merkwaardig, dat ik dat mocht doorgeven. Ik voelde me heel klein, een beetje verlegen. Zoals wanneer je zestien bent: dan kun je ook niet tegen complimenten en als iemand iets aardigs zegt, dan zeg je: nou ja, het valt wel mee. Zo ging ik ook doen tegen haar. Maar na een minuut herpakte ik me en toen zei ik haar iets van wat ik nu tegen u zeg. Een heel apart gevoel.

Een tweede gebeurtenis. In de Volkskrant werd, in een heel klein kolommetje, een andere vertaling van me besproken: van Tacitus, een heidens historicus. Mijn vaste redacteur van de uitgeverij belde me op en zei: "Er staat een heel leuk en lovend stukje in de Volkskrant over jouw boekje. Dat is heel goed voor de verkoop! Maar er is één vervelend ding: hij noemt jou helemaal niet, je naam komt in het stuk niet voor, ook niet bij de titelbeschrijving. Die recensent zegt dat Tacitus heel direct spreekt, dat het lijkt alsof hij problemen heeft en bespreekt zoals wij die nu zouden hebben, alsof het vandaag geschreven was. Maar jouw naam komt er niet in voor." Ik had het stukje al gelezen en ik was helemaal niet beledigd, gekrenkt of gekleineerd, maar ik had eigenlijk een zelfde soort ervaring als daarnet: ik was uiterst gelukkig, ik glunderde toen ik het stuk las, want die man had helemaal mijn bestaan niet gezien, had het niet nodig gevonden om daar iets over te zeggen. Hij had puur contact met die tekst gehad, via het middel dat ik had aangereikt. De vertaler was helemaal uit het beeld verdwenen, ik was heel even volkomen transparant geworden. Misschien heeft dat iets van de volkomen nederigheid. Want ik was niet weg, ik bestond zelf wel, maar ik was even uit beeld. En toch voer mijn persoon er wel bij, ik voelde me juist heel vrij en in zekere mate heel groot, ruimtelijk, een driedimensionale ervaring. Dat is wat de vertaler uiteindelijk toch wil: zijn brontekst bij een nieuw publiek brengen met zo min mogelijk ruis daartussen. Hij trekt zich, als het goed is, uit het proces terug, hij is niet meer zichtbaar. Ons ego, dat zoals u weet slecht en zondig is, verdraagt dit hoge ideaal echter niet alle dagen: als ik nu nooit meer genoemd word in een recensie, dan voel ik me weer niet zo goed! Maar zo af en toe is dit toch een wonderlijk gevoel: het geeft je een enorme vrijheid vanbinnen en het verandert plots je kijk op de dingen. Die nederigheid waar Benedictus ook over spreekt, heb ik op een of andere manier in mijn werk - zelfs aan die niet-christelijke teksten - gevonden.

Zo, dat waren mijn drie eenvoudige overwegingen bij het woord humilitas in de Regel, bij de inhoud van dat hoofdstuk en bij mijn vertaalactiviteit. Toen ik over dat laatste nadacht, dacht ik: ik hoop dat u daar misschien ook bij kunt aansluiten. Het is in dit geval mijn werk, maar u kunt ook soortgelijke ervaringen hebben: datje ineens ziet dat het doel waarop het gericht is werkt, dat je zelf even tussen haakjes komt te staan. Het begrip nederigheid is belangrijker dan ik aanvankelijk dacht. Als een lange weg daar naartoe moet je er wel even aan wennen, maar het is toch wel iets wat de moeite waard is.

 


latest changes here: 30-07-2012 16:01


HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2014 V. Hunink

copyright statement  / contact