PINDAROS
tekst gepubliceerd in: Streven 77, 2010, 519-521
(themanummer 'extrasportief')
[>p.519] Mijn lieflijk lied looft machtige kransen en
triomfen / gewonnen in Olympia. Dochter van Okeanos, neem het met een glimlach
aan. Met deze zelfbewuste woorden opent de klassiek-Griekse dichter Pindaros
(522-443 v.Chr.) zijn Vijfde Olympische Ode. Zonder een spoor van ironie legt de
dichter binnen één zin een verband tussen zijn eigen, prachtige poëzie,
sportieve overwinningen in Olympia, en de goddelijke instemming met beide. Nadat
hij zo eerst een nimf heeft aangesproken noemt hij ook de bezongen overwinnaar
en zijn tak van sport: het gaat om een zekere Psaumis, die met een muilezelspan
de eerste prijs heeft behaald. Vervolgens weidt het gedicht uit over de
geschiedenis van Psaumis' vaderstad en wordt ook Zeus aangeroepen om stad en
sportheld blijvende voorspoed te schenken.
Het gedicht is illustratief voor Pindaros' techniek. In alle veertien Olympische
Oden, daterend uit de jaren 480-460 v.Chr., en variërend van een regel of
twintig tot wel vier of vijf bladzijden, werkt de dichter zo. Soepel laat hij de
concrete aanleiding van een sportieve overwinning uitmonden in bespiegelingen
over goden en geschiedenis, die breed kunnen uitwaaieren.
Een bescheiden rol wil hij zelf daarbij zeker niet innemen:
Bij Therons zege in Olympia
heb ik de bloem van hymnen aangeheven ter ere van zijn
paarden,
onvermoeibare lopers. Daarom stond de Muze mij ter zijde
toen ik een fonkelnieuwe toonsoort bedacht
die mijn zang, de luister van dit feest, afstemt
op een Dorisch ritme (3e Ol.Od.).
[>p.520] Deze dichter is niet van de straat, zo
onderstreept hij. Ook over gebrek aan waardering bij het publiek lijkt hij
allerminst te klagen. Want, zo zegt hij, zoals een rijk man een heildronk
uitbrengt tijdens een feestmaal, zo zend ook ik naar overwinnaars golven nectar,
gave van de Muzen, / en met de zoete vrucht van mijn dichtergeest / verblijd ik
/ het hart van wie de prijs behaalden in Olympia (7e Ol.Od.).
Niet zelden vormen de sportzege en de vertelling de opmaat tot wijze
levenslessen en morele instructie van de bezongene en het publiek. Trots en
tevreden zijn met het succes, maar nooit de maat van de mens te buiten gaan
(niet proberen god te worden; 5e Ol.Od.). Stad en bewoners eren, gastvrij zijn
en vredelievend: het zijn vertrouwde adviezen voor wie vertrouwd is met de
Griekse literatuur.
Natuurlijk wordt ook geregeld plaats ingeruimd voor Olympia en de Spelen zelf.
Al in de befaamde eerste ode wordt de plaats vergeleken met stralende
natuurelementen:
Het beste wat er is, is water. Als laaiend vuur
in de nacht overstraalt goud vorstelijke weelde.
Wil jij van spelen zingen,
dichterhart van me,
zoek naast de zon
geen ander lichtpunt dat bij dag in lege
luchten nog warmer gloeit.
Olympia! Geen grootser kampplaats om te noemen.
En elders staat Olympia garant voor eeuwige roem: Moeder van de
spelen met de gouden kransen, Olympia, / koningin van waarheid, (...) verwelkom
deze optocht van bekranste winnaars. / Wie de pracht ontving van uw beloning, /
kent voor altijd grote roem (8e Ol.Od.). Die roem van Olympia is deels direct
gebaseerd op de traditie. Pindaros hoeft meestal maar een paar regels te
schrijven of hij komt al te spreken van grote, mythische figuren van vroeger.
Pelops rende er oudtijds in de wouden, Herakles verrichtte er heldendaden. Ja,
Herakles zelf stichtte er de Olympische Spelen, zoals ook uitvoerig wordt
geschilderd (10e Ol.Od.). Over zulke zaken dichten acht de dichter deel van zijn
taak. In een soort 'mission statement' zegt hij: Ik volg mijn eigen weg in mijn
opdracht voor de gemeenschap / en zal zingen over wijsheid van mensen uit
vervlogen tijden, / hun oorlog en hun heldenmoed (13e Ol.Od.).
De Grote Griekse Cultuur van mythologie en geschiedenis dringt zich bij Pindaros
zo op, dat de sporthelden er relatief bekaaid afkomen. Zeker, hun naam en hun
sport worden genoemd, of het nu boksen of worstelen, wagenrennen, speer- of
discuswerpen, stadionloop of pentatlon is. Maar verwacht bij Pindaros geen
gloedvol verslag van de sportieve prestatie of een verheerlijking van
spierbundels, bi-en [>p.521] triceps. Laat staan een realistisch beeld
van de oudgriekse Olympische werkelijkheid. Om van feiten, tabellen en
statistieken maar helemaal te zwijgen. Tot journalistiek verlaagt een Dichter
zich nu eenmaal niet.
De vraag kan rijzen wat Pindaros met zijn gedichten dan wel beoogde. Vaak
presenteert hij zich als verheven, goddelijk bevlogen cultuurdrager. In
werkelijkheid schreef hij, de beroemde dichter, deze teksten in opdracht en
tegen betaling. De teksten werden op muziek gezet en door een koor feestelijk
voorgedragen tijdens de huldiging van de overwinnaar, soms onder leiding van de
dichter zelf. Het gaat dus niet om aparte privé-lyriek maar om bestelde teksten
met een sterk sociale functie. Pindaros' hooggestemde lof wordt dan ook soms
smalend aangeduid als broodschrijverij. Maar het moet gezegd: op de beste
momenten is zijn poëzie werkelijk hoogstaand, werkelijk prachtig. De lezer wordt
meegevoerd naar de zon van het stralende Olympia, en de bezongen sporters
krijgen het aureool van eeuwige helden met een bijna-goddelijke status.
Een bijzondere dichterlijke bewogenheid blijkt soms voor knappe, jonge
sporthelden. Zo wordt Hagesidamos, een jongen die won met boksen, haast teder
aangeduid in de Tiende Olympische Ode: Lees me de naam van de Olympische
winnaar, / de zoon van Archestratos. Hij staat geschreven / in mijn hart. De
'beminnelijke' jongen krijgt aan het slot nog een fraai compliment: Mooi was
zijn lichaam / en in de fleur van de jeugd, die ooit / de schaamteloze dood
afhield / van Ganymedes met Kypris' steun. Sport, jeugd, erotiek en goddelijke
onsterfelijkheid komen dan heel dicht bij elkaar: in de woorden van de dichter.
Vincent Hunink
Pindaros schreef ook nog Oden voor zeges in andere Griekse Spelen, zoals de
Pythische Spelen. De geciteerde teksten komen uit: Pindaros, Zegezangen,
vertaald en toegelicht door Patrick Lateur, (Athenaeum - Polak & Van Gennep)
Amsterdam 1999. De vertaling is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar.
|