|
Pro Sexto Roscio Amerino
Cicero's debuut als strafpleiter
Uitwerking Centraal examen Latijn 2021
tekstboek,
docentenhandleiding
Ton
Jansen, Fanny Struyk en Vincent Hunink
Hermaion,
Houten 2020
ISBN
9789050272704/ 978905027 2711 [222 p.; 76 p.]
prijs EUR 22
De Pro Sexto
Roscio Amerino is Cicero’s eerste pleidooi als
strafpleiter. Hij verdedigt Sextus Roscius die
ervan beschuldigd wordt zijn vader vermoord te
hebben. Geen enkele andere strafpleiter durft
zijn vingers te branden aan deze zaak, omdat
de aanklagers gesteund worden door een
vertrouweling van de machtige dictator Sulla.
Maar de jonge, onervaren Cicero houdt een
briljant pleidooi, waarin hij de zaken op
geraffineerde wijze weet om te draaien: niet
Sextus Roscius had een motief voor de moord,
maar zijn aanklagers. Hij wint zijn zaak en
Roscius wordt vrijgesproken.
Pro Sexto Roscio Amerino is een spannende,
maar niet eenvoudige tekst. Het proces speelt
zich af in een politiek zeer gecompliceerde
situatie. In de inleidende hoofdstukken van de
bundel, maar ook in de aantekeningen en in de
vragen wordt hieraan veel aandacht besteed. De
vertaalhulp biedt uitvoerige grammaticale en
inhoudelijke uitleg: noodzakelijk bij een
moeilijke tekst als deze. Anderzijds hebben de
auteurs geprobeerd niet al het gras voor de
voeten van de leerlingen weg te maaien en hen
te stimuleren een actieve rol te spelen in het
vertaalproces. De vragen zijn gericht op
tekstbegrip, inzicht in de stijl van Cicero en
het verband met de historische context.
De auteurs van Pro Sexto Roscio Amerino
behoeven geen introductie. Ton Jansen en Fanny
Struyk hebben al jarenlang ervaring met het
schrijven van onze succesvolle
eindexamenbundels Latijn. Dit jaar heeft
Vincent Hunink de ‘teksten in vertaling’ voor
zijn rekening genomen. Hij heeft gezorgd voor
aantrekkelijke, vlot te lezen teksten bestemd
voor een jong publiek.
Dit boek bij Hermaion
TEKSTVOORBEELD
(vertaling)
1.
Slotbeschouwing (c. 143 e.v.)
"(143) Enfin,
heel deze passage van mijn speech, ik zei het
al, is iets van mij. Ik zag mij ertoe
gedwongen. Zowel om politieke redenen, als uit
persoonlijke grieven, als vanwege het onrecht
dat door deze lieden is begaan. Maar Roscius
is over deze punten niet verontwaardigd, hij
klaagt niemand aan, hij heeft geen klachten
over zijn erfdeel. Als eenvoudig man, als
simpele boer en landbouwer ziet hij alles wat
volgens jullie via Sulla is gedaan als feiten:
allemaal volgens traditie en wet en
volkerenrecht.
Wat is het dan precies wat hij wil? Vrij van
alle blaam, verlost van deze verschrikkelijke
aanklacht bij u weggaan. (144) Als die
erbarmelijke verdenking maar van de baan is!
Dan heeft hij vrede, zegt hij, met het verlies
van zijn hele vermogen.
Hij bidt en smeekt u, beste Chrysogonus: als
hij zich niets van zijn vaders aanzienlijke
eigendommen heeft toegeëigend, als hij u
nergens in heeft tekortgedaan, als hij alles
wat hij bezat te goeder trouw aan u heeft
afgestaan, voor u heeft uitgeteld en
afgewogen, als hij de kleding van zijn lijf,
de ring van zijn vinger heeft getrokken voor
u, als hij uiteindelijk alleen zijn naakte
lichaam heeft overgehouden en verder helemaal
niets – mag hij dan alsjeblieft van u in
onschuld en gesteund door vrienden, in armoe
en gebrek zijn verdere dagen slijten?
(145) ‘Mijn landgoederen zijn in uw bezit,
ikzelf leef op andermans genade. Goed, ik heb
er vrede mee, het kan nu eenmaal niet anders.
Mijn huis staat open voor u, voor mij is het
gesloten. Ok! Mijn grote slavenbestand werkt
nu voor u, en ik heb zelf niet één slaaf. Ik
aanvaard het, ik moet het maar dragen. Maar
wat wilt u dan nog meer? Waarom vervolgt u
mij? Vanwaar deze aanval? Uw wil is wet, waar
ziet u schade door mijn toedoen? Waar
doorkruis ik uw belangen? Sta ik in de weg
voor u?’
Is het vanwege buit dat u deze man dood wilt?
Die buit hebt u binnen, wat wilt u verder nog?
Of is het vanwege vijandschap? Wat voor
vijandschap kunt u voelen voor de man wiens
landgoederen u al bezat voordat u hem kende?
Of uit angst? Wat hebt u te vrezen van hem?
Hij kan niet eens op eigen kracht dit
schreeuwend onrecht afslaan. Of is het omdat
al het voormalig bezit van de oude Roscius nu
van u is? Wilt u daarom nu zijn zoon
vernietigen? Dan bent u duidelijk bang voor
iets wat u bij uitstek niet hoeft te
vrezen: dat kinderen van
proscriptie-slachtoffers ooit hun vaders bezit
terugkrijgen.
(146) U zit verkeerd, Chrysogonus. U zoekt
garanties voor uw aankoop, maar die ziet u
meer in de ondergang van deze man dan in de
daden van Lucius Sulla! Eigenlijk hebt u geen
enkele reden deze stakker in zo’n algehele
catastrofe te verwikkelen. Alles heeft hij aan
u overgedragen, behalve zijn levensadem. Niets
van zijn vader heeft hij achtergehouden, niet
eens bij wijze van aandenken. O, onsterfelijke
goden! Wat is dit dan voor wreedheid? Wat voor
bruut en nietsontziend karakter? Was ooit een
rover zo misdadig, een piraat zo barbaars dat
hij de hele buit zó kon krijgen zonder
bloedvergieten, maar toch liever alles
bloedbevlekt naar binnen sleepte?
(147) U weet dat hij niets heeft. Niets
onderneemt. Niets kan. Dat hij in niets ooit
uw belang heeft willen tegengaan. En toch valt
u hem aan! Terwijl u niets van hem te vrezen
hebt, terwijl u hem niet behoort te haten,
terwijl u ziet dat hij werkelijk niets meer
over heeft wat u hem van het lijf kunt
trekken.
Of vindt u het een onwaardige aanblik dat hij
hier gekleed en wel in de rechtszaal zit? De
man die alles verloor toen hij door u werd
weggeslagen uit zijn erfdeel, zoals een
schipbreukeling? Alsof u niet heel goed weet
dat hij voeding en kleding krijgt van
Caecilia, de dochter van Baliaricus en zuster
van Nepos. Zij is een hoogst
aanzienlijke dame, die kan bogen op een vader
van naam en faam, op zeer vooraanstaande ooms
en een bijzonder voortreffelijke broer. En al
is zij vrouw, zij heeft zich zeer manhaftig
betoond. Ja, grote eer straalde af op haar
door de klasse van die familieleden, maar niet
geringer is de glans voor haar familie vanwege
alle lof die haar ten deel valt.
(148) Of is het probleem dat Sextus Roscius
hier met zorg wordt verdedigd? Vindt u dát
misschien een erbarmelijke wantoestand? Geloof
mij maar: als alle gastvrienden hem wilden
steunen en hem vrijelijk durfden te
verdedigen, zoals paste bij zijn vaders
relaties en invloed, dan zou hij hier heel
behoorlijk worden verdedigd. Maar gezien de
omvang van dit onrecht, en gezien het feit dat
het gevaar waarin hij wordt gebracht een
aanslag inhoudt op het hele staatsbestel, zou
eigenlijk iedereen hem moeten bijstaan. En als
dat gebeurde, zouden jullie hier waarachtig
niet op deze plek het woord mogen voeren. Nu
is zijn verdediging... nu ja, van dien aard
dat de tegenstanders er geen groot probleem in
hoeven zien. Geen reden om te denken aan een
overmacht waartegen zij altijd verliezen.
(149) Zijn persoonlijke zaken worden geregeld
door Caecilia. Zijn politieke en juridische
belangen zijn intussen, u ziet het, de zorg
van Marcus Messala. Was die persoonlijk
al oud genoeg en sterk genoeg, dan zou hij
hier zelf spreken ten gunste van Sextus
Roscius. Nu vormt zijn leeftijd, samen met de
bescheidenheid die zijn jonge jaren siert, een
beletsel om te spreken en om die reden heeft
hij de zaak in handen gegeven van mij. Want
hij wist: ik wilde graag, omwille van hem, en
voelde mij ook verplicht. Hijzelf wist door
volharding en wijs beleid, door zijn grote
uitstraling en zorgvuldige optreden te
bereiken dat het leven van Sextus Roscius niet
langer speelbal was van de opkopers, maar aan
een rechterlijk oordeel zou worden
overgelaten.
Dit is nu de adel, heren rechters, waarvoor
een groot deel van de burgers de wapens heeft
gebruikt. Ja, daarom was het allemaal
begonnen: dat edelen in dit land hun posities
terugkrijgen, om dan te doen wat u Messala
hier ziet doen. Het hoofd van een onschuldige
verdedigen. Onrecht weerstaan. Zoveel mogelijk
werken aan andermans redding, liever dan aan
andermans ondergang. Deed iedereen van
dezelfde hoge afkomst dat maar zo! Dan had de
staat minder last van hen en zij zelf minder
van jaloezie."
Recensies/reacties
latest changes here:
12-2-2020
|
|