Interview
door
Jinke
Hesterman
uit Levende Have magazine
voor hobbydierhouders, 5, 2007, oktober
2007, 24-25
(hier
overgenomen
met vriendelijke toestemming van de auteur
en het blad)
Herenboer
Cato
adviseerde landbouwers in onzekere tijden
'’Er
is
niets wat meer baat brengt dan de runderen
goed verzorgen’’
Voor de
Romeinen was het kappen van een bos een
daad van beschaving, zegt de classicus
Vincent Hunink. Tegen die achtergrond
moeten we Cato’s De Agricultura lezen.
Hunink vertaalde het oudste Latijnse
prozawerk in ‘’Goed boeren’’. ‘’Als Cato
de mogelijkheden van nu had kunnen
gebruiken, dan zou hij aan genetische
manipulatie hebben gedaan.’’
Ruim
twee eeuwen geleden kende een herenboer als
Cato geen intrinsieke waarde toe aan het
dier. Die kijk op dieren treffen we direct
na het begin van de jaartelling wel aan bij
de Griekse veelschrijver Plutarchus. Van
zijn hand verscheen er een tractaat waarin
staat dat dieren ook verstand hebben. Voor
Cato echter, waren dieren vooral
instrumenten, zegt Vincent Hunink, die zich
voor een vertaling grondig verdiepte in De
Agricultura van deze rijke Romeinse senator,
advocaat, befaamd redenaar en landeigenaar.
Instrumenten waarvoor je wel goed moet
zorgen, zo blijkt uit het oudste Latijnse
proza dat via overlevering tot ons is
gekomen. De Agricultura, volgens Hunink een
soort kruising tussen een agrarisch leerboek
en de Enkhuizer Almanak, bevat zelfs tips
hoe de weerstand van de landbouwhuisdieren
te vergroten.
‘’Wanneer je bang bent
voor ziekte, geef dan aan de gezonde
dieren drie korrels zout, drie
laurierbladeren, drie preiblaadjes, drie
tenen look, drie tenen knoflook, drie
korrels wierook, drie loten van de
zevenboom, drie bladeren wijnruit, drie
stengels van heggerank, drie witte
boontjes, drie hete kolen, drie
sextarius wijn Wie het geeft moet
nuchter zijn. (…) Zorg dat het rund zelf
en degene die het geeft allebei zo staan
dat ze de grond niet raken.’’
De eerste
vertaling van De Agricultura - ‘’Goed
boeren’’ - verscheen in 1996. Hunink werkt
op het moment hard aan een geheel nieuwe
editie, met nog veel meer verrassende
teksten van deze veelzijdige historische
figuur, vooral bekend van zijn uitspraak,
waarmee hij elke voordracht eindigde: ‘’En
voorts ben ik van mening dat Carthago
verwoest moet worden’’.
Praktische kennis
Cato (234 -149
v. Chr.) zag het als zijn taak de landbouw
in de vroeg Romeinse tijd de weg te wijzen.
Hoewel intellectueel en politicus, had hij
als landeigenaar zeer veel praktische kennis
vergaard. Niet dat hij zelf taarten van
schapenkaas bakte – daar had hij zijn
personeel voor – hij wist er wel veel van.
Cato was vertrouwd met alle facetten van het
boerenleven en constateerde dat de
Italiaanse landbouw in die jaren door
schaalvergroting in een crisis raakte.
Kleine en middelgrote bedrijfjes verdwenen
en er ontstonden uitgestrekte landerijen van
soms vele honderden hectaren, eigendom van
grootgrondbezitters. Er kwam in korte tijd
een grootschalige, op winst gerichte teelt
op gang van vooral druiven en olijven, met
slaven als werkkrachten. Dieren werden op
die gemengde bedrijven gehouden voor het
vlees, de kaas en de mest.
‘’Geef een jonge houtduif, zodra die
gevangen is, eerste gekookte,
geroosterde bonen. Blaas ze vanuit je
mond in zijn bek, en ook het water. Doe
dit zeven dagen. Maak daarna geplette
bonen en tweekoren schoon. Laat een
derde deel van de bonen heet worden. Dan
moet je het tweekoren erdoor gooien,
schoonmaken en goed koken. Zodra je dit
eruit haalt, moet je het goed kneden en
je handen invetten met olie. Eerst moet
je een beetje kneden, daarna harder. Met
olie bestrijken en kneden totdat je
balletjes kunt maken. Op water leggen en
geven. Wees matig met het voer.’’
Romeinse grond
In Goed Boeren snijdt Cato menig onderwerp
aan. Van olijfpers tot en met het omgaan met
personeel en van grondverbetering, bemesting
en het inzaaien van gewassen tot en met de
oogst van druiven. Hunink: ‘’Wat ik er mooi
aan vind is dat je ondanks al die
beschrijvingen van specifieke gebruiken toch
iets voelt van het oude, primaire
boerenbedrijf. De mix van het intuïtieve,
met al z’n toverformules en bijgeloof, en
het praktische, geeft inzicht in het
agrarische denken van toen. Je voelt jezelf
in Romeinse grond staan.’’
Cato redeneert vanuit de kleine,
zelfvoorzienende boeren en past zijn kennis
toe op grotere bedrijven. Hij heeft De
Agricultura niet erg systematisch opgezet,
stelt Hunink vast, maar wel met de intentie
om vanuit een algemeen belang de grote
bedrijven te adviseren. ‘’Zoals hij ook met
zijn andere geschriften het moreel van de
Romeinse staat wilde versterken. Cicero
heeft hem later nog opgevoerd in een lofzang
op de landbouw en hem laten spreken over de
genoegens van het boeren.’’
‘’Kleinvee en runderen moeten
zorgvuldig gestrooid worden en hun
hoeven verzorgd. Pas op voor schurft bij
kleinvee en lastdieren; dat treedt
meestal op door slechte voeding en als
het inregent. Zorg dat je alle
werkzaamheden op tijd afrondt. Want zo
is het boerenbedrijf: doe je ėėn ding te
laat, dan doe je alle werk te laat.
Ontbreekt er stro, laat dan eikeloof
verzamelen. Strooi daarmee schapen en
runderen.’’
Hunink sluit
niet uit dat Cato een favoriet paard had,
maar de Romeinse herenboer schrijft geen
letter over zijn relatie tot de dieren. Wel
over de voeding, verzorging en gezondheid
van schapen, ezels, varkens, en vooral
runderen.
‘’Geef
de
runderen loof van olmen, populieren, eiken
en vijgenbomen, zolang als je hebt. Zet de
schapen groen loof voor, zolang als je het
hebt. Waar je een zaailand aanlegt, laat
daar schapen lopen, en geef ze loof totdat
het voedergewas rijp is. Droog voer dat je
hebt opgeslagen voor de winter, moet je
zoveel mogelijk sparen. Bedenk hoe lang de
winter duurt.’’
Eikels
Runderen kunnen
in goede conditie blijven door het voer met
het vocht van olijven te besprenkelen,
adviseert de oude leermeester. Ossen die
moeten werken, verdienen een halve schepel
eikels per dag, die wel eerst in water
moeten zijn gelegd. Het waarom van al deze
adviezen blijft in nevelen gehuld, maar de
man die zelf tot op hoge leeftijd – hij
bereikte de leeftijd van 85 jaar – op zijn
boerderij buiten Rome verbleef, brengt het
alsof hij de wijsheid in pacht heeft. Voor
een deel komt dat door de stijl waarin De
Agricultura is geschreven. Heeft Hunink in
de vertaling van 1996 geprobeerd het
allemaal wat leesbaar te maken, de nieuwe
versie, die in 2009 gereed zal zijn, is een
stuk ‘’boerser’’. ‘’Cato werkt veel met de
gebiedende wijs. Ik zal nog dichter bij de
oorspronkelijke tekst blijven en minder
concessies doen.’’
‘’Om schapen geen schurft te laten
krijgen, moet je wat olijfvocht
wegzetten en goed zuiveren. Meng het met
water waar lupinen in hebben gekookt en
met bezinksel van een goede wijn in
gelijke hoeveelheden door elkaar.
Daarna, wanneer ze je geschoren hebt,
helemaal insmeren. Laat ze twee of drie
dagen hiervan klam zijn. Was ze
vervolgens in zee. Als je geen zeewater
hebt, maak dan zout water en was ze
daarmee. Als je dit zo doet, krijgen ze
geen schurft, geven ze meer en betere
wol, en hebben ze geen last van teken.’’
Vincent Hunink,
achterkleinzoon van de befaamde worstenmaker
Anton Hunink, vindt dat iedereen in de
teksten mag lezen wat hij wil. Maar wat hem
betreft is De Agricultura beslist geen
lofzang op de kleinschaligheid en is de
waarde van het dier voor Cato vooral een
economische. ‘’Het is geen morele
beschouwing van het boerenbedrijf. Het gaat
erom er een winstgevende onderneming van te
maken. Er zit niets in van terug naar de
natuur. De natuur was voor de Romeinen iets
dat beheerst moest worden. Als Cato de
mogelijkheden van nu had kunnen gebruiken,
dan zou hij vast aan zoiets als genetische
manipulatie hebben gedaan.’’
Goed
Boeren,
Vincent Hunink, Athenaeum Polak & Van
Gennep, ISBN 90 253 06365.
Recensies
En
mooie recensie door H a n s W
a r r e n in de PZC van 29 maart
1996 (ook elders verschenen onder de titel
'Cato was de Hans Wiegel van de Romeinse
politiek')
"Bijna
iedereen kent Cato's uitspraak: Overigens ben
ik van mening dat Carthago verwoest zou moeten
worden' (Ceterum censeo Carthaginem esse
delendam). Maar bijna niemand kent zijn
geschrift van omstreeks 155 voor onze
jaartelling 'De agricultura (Over de
landbouw). Marcus Porcius Cato (243-149) was
zo'n beetje de Hans Wiegel van de Romeinse
politiek: heel welbespraakt en heel
conservatief. Naar de verhalen willen, sloot
hij al zijn toespraken in de senaat af met die
woorden over Carthago. Deze politicus en
militair heeft ook verschillende boeken
geschreven, die voor het grootste deel
verloren zijn gegaan. Alleen zijn boek over de
landbouw is min of meer compleet overgeleverd.
Het is meteen het oudste bewaard gebleven
Latijnse prozawerk. Het gaat om een
vaktechnisch geschrift, dat de lezer
rechtstreeks naar het Romeinse boeren-bestaan
voert. Tot nu toe waren er slechts enkele
fragmenten in het Nederlands vertaald, maar
Vincent Hunink heeft zieh nu over dit
fascinerende boek ontfermd. Verschillende
mensen – waaronder een vinologe, een agrarisch
historicus, en H. H. ter Balkt, in onze
literatuur de boerendichter bij uitstek -
stonden hem met raad en daad bij.
Dit is zo'n uitgave
waarbij de liefde ongeveer van elke bladzijde
spat. Hunink vertaalde Cato met veel
toewijding en veel vindingrijkheid. Meteen al
de titel vind ik bijzonder welgekozen: 'Goed
boeren' heet deze handleiding in onze taal. En
in het voorwoord omschrijft hij De Agricultura
treffend als een soort kruising van een
agrarisch leerboek en de Enkhuizer Almanak.
(...)
Van Cato moet men geen
ingenieuze literatuur verwachten. Er is zelfs
niets rustieks aan deze reeks raadgevingen te
ontdekken. Het boerenleven is bij Cato geen
idylle, hij bekijkt het juist vanuit een
economisch standpunt. Zijn adviezen zijn op de
praktijk gericht en beogen een zo efficiënt
mogelijke bedrijfsvoering. Hij is een man van
uitspraken als: 'Olie verkopen als de prijs
goed is. Het overschot aan wijn en graan
verkopen. Oudere runderen, gebrekkig vee,
gebrekkige schapen, wol, dierenhuiden, een
oude kar, oude gereedschappen, een slaafop
leeftijd, een slaaf die ziekelijk is en wat
verder overschiet, verkopen. Een landheer moet
verkoopgraag, niet koopgraag zijn.'
Cato geeft instructies
over de mesthoop. Hij vertelt hoe wijn moet
worden bereid. Er is voorlichting over het
enten van bomen. We lezen hoeveel eten en
drinken het personeel nodig heeft. Er zijn
recepten. Hij weet middeitjes tegen vervelende
kwalen. En voor eens en altijd wordt duidelijk
gemaakt dat kool onmisbaar is voor wie gezond
wil blijven. Of u nu een zakelijke landbouwer
of een romantische stedeling bent: het is de
moeite waard Goed Boeren te leren kennen."
---
Uit
de bespreking door IB in Het
Parool van 8 maart 1996
"innemende
titel"
"Fascinerende
lectuur is het, dit Goed boeren. Jammer alleen
dat de Romeinse maten en eenheden in een
lijstje achterin worden gegeven en niet op een
of andere manier vertaald zijn. Een libra kun
je toch best met pond vertalen, al is het
eigenlijk wat minder, en een culleus mag toch
wel een pint heten? Of zou de vertaler denken
dat er mensen zijn die de recepten inderdaad
gaan klaarmaken en is hij bang voor de
desastreuze gevolgen van een overdosis kool? "
---
uit de bespreking door C
h a r l e s V e r g e e r in:
Filosofie 6, dec.1996-jan.1997:
"Met deze vertaling mogen
we in ons schik zijn. Niet alleen is ze
voortreffelijk, iets wat wel extra aangemerkt
mag worden bij zo'n stugge en moeilijke tekst,
maar vooral, de tekst is fascinerend."
"Een heel opmerkelijk boek
en opmerkelijk goed vertaald."
"Is de tekst ook
filosofisch relevant? Me dunkt."
---
uit de recensie van V e r a W e t e r i n g s op HereditasNexus.com (mei 2020)
'(...) In
Goed boeren volgt Cato een min of meer chronologische volgorde en maakt
hij veelvuldig gebruik van de gebiedende wijs. In de vertaling liet
classicus Vincent Hunink dit element goed terugkomen en behield hij
daarnaast opzettelijk de stugge taal van de Romeinse herenboer. In zijn
voorwoord geeft hij aan dat de beknopte en concrete woorden van Cato het
werk bij uitstek een beeldend karakter geven. Het zijn ook juist deze
elementen die de charme geven aan Huninks vertaling, terwijl hij het
werk leesbaar maakt voor hedendaagse lezers behoudt hij de eigenheid van
de Latijnse auteur. Dat wist hij eerder ook al op succesvolle wijze te
doen in goed ontvangen vertalingen van antieke geschriften van zijn hand
zoals In moerassen & donkere wouden. De Romeinen in Germanië (2015)
en Het leven van Agricola. De Romeinen in Brittannië (2016), Het leven
in Rome (2018) alledrie van Tacitus en De Vesuvius in vlammen.
Brieven aan Tacitus (2017), Mijn landhuizen. Brieven over Romeinse
villa’s (2018) en Majesteit! Correspondentie met keizer Trajanus (2018)
van Plinius.
Kortom, in Goed boeren weet Hunink een eigentijdse vertaling neer te
zetten van het eerste Latijnse prozawerk. Tegelijkertijd doet hij recht
aan de korte, krachtige schrijfstijl die zo typisch is voor Cato.
Hiermee maakt hij een toegankelijke vertaling van een intrigerend werk
dat een inkijkje biedt in de dilemma’s waar een Romeins
grootgrondbezitter mee te maken had in de bloeiperiode van het Romeinse
Rijk. Dat maakt de vertaling tot een interessant werk op zowel literair
als historisch gebied.'
klik hier voor volledige recensie
latest changes here:
2 mei 2020