Vincent Hunink HET TEGENWICHT VAN SALLUSTIUS * tekst gepubliceerd in: Lampas 31, 1998, 40-55; Reeds Quintilianus ontraadt Sallustius als auteur voor beginners. Wanneer hij bespreekt welke schrijvers de beste schoollectuur opleveren, geeft hij de voorkeur aan Livius en Cicero. Wel krijgt Sallustius het compliment dat hij een groter geschiedschrijver is dan Livius, maar om hem goed te begrijpen, zo zegt de Romeinse professor, moet men al een gevorderde zijn (ad quem tamen intelligendum iam profectu opus sit; Quint. 2, 5, 19).* Misschien is dit 'klassieke' oordeel nog altijd van invloed. Bij veel Nederlandse leraren klassieken lijkt een minstens vergelijkbare aarzeling te bestaan ten opzichte van Sallustius. Toen bij de vaststelling van het eindexamenonderwerp Latijn voor 1998-1999 de naam van Sallustius viel, rees er al snel verzet: hij zou te moeilijk zijn, te duister van taal, en zijn thematiek zou leerlingen onvoldoende boeien. Mede door alle bezwaren werd het voorstel aangepast en verruimd. Gekozen werd voor het thema 'Catilina', een kader waarbinnen zowel voor Sallustius als voor de veel klassiekere Cicero ruimte zou zijn. Ik wil hier niet gaan afdingen op het bereikte compromis. Een heel jaar alleen Sallustius lezen zou misschien een wat magere invulling van het eindexamen Latijn zijn. Op zichzelf lijkt me het lezen van verschillende auteurs sowieso verkieslijk boven één centrale auteur, al is het maar voor de broodnodige variatie. In dit artikel wil ik te laten zien dat Sallustius, zeker in combinatie met andere auteurs, ook in de klas de moeite waard is. Dat is natuurlijk geen onomstotelijk feit, maar een waardeoordeel. In ieder geval wil ik proberen enkele zinnige argumenten hiervoor aan te voeren. Voor de goede orde beperk ik me daarbij tot Sallustius' De coniuratione Catilinae (vanaf nu: Cat.). Spanning en drama Wat heeft Sallustius zijn lezers zoal te bieden in deze monografie? Al op het eerste gezicht is dat heel wat: de Cat. bevat een spannend verhaal van politieke manoeuvres, aanslagen en onrust, een verhaal waarin bekende personages betrokken zijn zoals Catilina, Cicero, Caesar en Cato. Er zijn veel dramatische scenes, bijvoorbeeld die van de ontmanteling en afloop van de samenzwering; en we krijgen kleurrijke schilderingen van personages, vooral mensen in de 'verdorven' omgeving van Catilina, en niet te vergeten Catilina zelf. Maar opgeklopte taferelen, felle retorica en imposante slechteriken vinden we natuurlijk ook in Cicero's Catilinarische redevoeringen. Wat maakt Sallustius dan zo bijzonder? Tot de kern herleid is dat volgens mij dat zijn Cat. geen 'eendimensionaal' werk is, in tegenstelling tot Cicero's volstrekt partijdige redes.** Cicero presenteert de gang van zaken in een sterk versimpeld zwart/wit beeld: hij is de good guy, de samenzweerders zijn de bad guys, en wie een van beide kanten steunt valt automatisch in dezelfde categorie. Geen middel wordt geschuwd om deze tegenstelling verder aan te scherpen. Het conflict wordt daarmee omgevormd tot een voorspelbare en dodelijk saaie strijd tussen Goed en Kwaad.*** Bij Sallustius is het beeld veel meer diffuus en zijn de kleuren veel rijker geschakeerd. Zijn tekst vertoont, bij nader inzien, veel nuances en zelfs interne spanningen en ambivalenties. Dat zijn nu juist elementen die voorkomen dat de lezer inslaapt: ze nodigen hem uit tot verder onderzoek, tot kritisch nadenken en het bepalen van een eigen standpunt. De meer genuanceerde weergave van de stof in Sallustius' Cat. laat zich het beste illustreren aan de hand van enkele voorbeelden. Eerst zal ik ingaan op Sallustius' beeld van Catilina, en daarna op zijn beeld van Cicero. Tenslotte ga ik nog kort in op de algemene literaire inkleuring van het werk. De tijd van Catilina Het beeld van Catilina dat we krijgen in Sallustius' monografie wijkt, als gezegd, duidelijk af van dat van Cicero's redes.**** Dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat het positief is. Integendeel, ook volgens Sallustius gaat het hier om een slecht en gevaarlijk man, wiens plannen catastrofaal kunnen uitpakken voor de staat. Het portret van Catilina dat vroeg in het werk staat laat hier weinig ruimte voor misverstanden: Lucius Catilina, geboren uit een aristocratische familie, was zowel geestelijk als lichamelijk een sterk man, maar hij had een slecht en verdorven karakter. Vanaf zijn jonge jaren had hij alleen plezier in binnenlandse oorlog, moord, roof en conflicten tussen burgers, en daarmee hield hij zich zijn hele jeugd onledig. Fysiek kon hij goed tegen honger, kou en slaapgebrek, tot in het onvoorstelbare toe. Mentaal deinsde hij nergens voor terug, hij was listig en ongrijpbaar, en kon wat dan ook voorwenden of achterhouden. Hij was altijd uit op andermans bezit en verspilde het zijne; in zijn passies was hij wild; aan welsprekendheid ontbrak het hem niet, wel aan wijsheid. Hij kende geen grenzen en verlangde dan ook altijd naar het mateloze, het onvoorstelbare, het extreme. Deze man had na de alleenheerschappij van Lucius Sulla een groot verlangen opgevat een greep naar de macht te doen. Hij had er maling aan hoe hij die zou bereiken, als hij maar koning werd. Woest als hij al was, werd hij elke dag meer en meer ongedurig vanwege zijn gebrek aan kapitaal en het besef van zijn misdaden. Beide had hij verergerd door de praktijken die ik hierboven noemde. Bovendien stimuleerde hem het verval in de publieke moraal, die leed onder de twee ergste, tegengestelde kwaden: zucht naar luxe en hebzucht. (Cat.5)***** Niet minder negatief is Sallustius over Catilina's meest opvallende medestanders. Hij wordt omringd door allerlei misdadig volk: hoerenlopers, echtbrekers en verstokte kroegtijgers, schuldenaars, moordenaars, heiligschenners, plegers van meineed, veroordeelden en armoedzaaiers, en niet te vergeten tal van jongeren, die door Catilina snel en efficiënt op het verkeerd pad worden gebracht. (Cat. 14-16) Tot zover biedt Sallustius amper meer nuances dan Cicero. Maar als we het hele werk overzien vallen er toch enkele belangrijke kanttekeningen te maken. Allereerst blijkt Sallustius de samenzwering te behandelen binnen de context van een veel ruimere ontwikkeling in de geschiedenis van Rome. Meteen na het boven geciteerde portret van Catilina begint hij een tamelijk uitvoerige bespiegeling over de voorgeschiedenis van de affaire, vanaf Aeneas en de stichting van Rome tot de sociale misstanden in de eerste eeuw voor Chr. (c.5-13). Sallustius duidt de ontwikkeling in morele termen als een proces van 'algemeen zedenverval', dat vooral inzette na de verwoesting van Carthago (146 v.Chr.). Opvallend veel aandacht krijgt hierbij de brede steun die Catilina geniet in kringen van de aristocratie (bijvoorbeeld c.17). De samenzwering van Catilina is dus niet zomaar een betreurenswaardig incident of een persoonlijk conflict, maar het gevolg van veel bredere ontwikkelingen. Het sterke accent op 'zedenverval' verraadt een traditioneel-Romeinse moralistische kijk, maar daarmee is toch niet alles gezegd. Sallustius blijkt ook een vrij scherp oog te hebben voor de verschillende factoren die hebben meegespeeld in de sociaal-economische ontwikkelingen in Rome. In zijn tweede analyse van de historische context (c.36-39) noemt hij er verschillende: de grote massa die zich in Rome had opgehoopt; de armoede waaronder velen gebukt gingen; de toestroom van specieke groepen zoals plattelandsjongeren, die al snel afhankelijk werden van de graanuitdelingen in Rome, en kinderen van mensen die onder Sulla waren onteigend; de agitatie door volkstribunen; en de rol van de aristocratie, die vooral uit was op haar eigenbelang. Zulke sociaal-economische factoren zijn volgens oud-historici belangrijk bij de verklaring van alle interne onrust in Rome in de eerste eeuw v.Chr. Sallustius heeft deze factoren gezien en benoemd, ondanks zijn moralistische denkkader. Misschien heeft hij ze onvoldoende gewaardeerd en niet de plaats gegeven die ze verdienen,****** maar alleen al doordat hij ze noemt, relativeert hij feitelijk de rol van Catilina: deze is niet zomaar een misdadiger die in een vacuüm opereert, maar iemand die past binnen een brede maatschappelijke contekst.******* Een tweede belangrijke nuancering van Catilina's optreden blijkt uit de aandacht voor zijn persoonlijke voorgeschiedenis en motieven. Catilina's samenzwering komt bepaald niet uit de lucht vallen! Sallustius spreekt zelfs kort over een eerdere, op niets uitgelopen samenzwering (c.18-19). Verder laat hij op tal van plaatsen politieke accenten doorklinken: Catilina wil aanvankelijk helemaal niet de revolutionair en hemelbestormer uithangen, maar de officiële Romeinse weg bewandelen en tot consul gekozen worden. Pas na mislukking van al zijn plannen neemt hij zijn toevlucht tot de wapens, maar ook dan blijft hij een politicus die met minstens één been binnen het systeem staat: hij komt zich formeel rechtvaardigen in de senaat (c.31). Typerend voor deze Catilina is dat hij daarna op eigen gezag de fasces en andere symbolen van de macht aanneemt (c.36). Dat is natuurlijk een illegale actie, maar tekent toch zijn verlangen naar politieke erkenning. Kortom: we krijgen hem niet te zien als woeste vernieler, maar als gefrustreerde politicus. Op sommige plaatsen lijkt het zelfs of Sallustius het gedrag van Catilina zoniet goedpraat, dan toch wel iets van begrip toont. Zo bestrijdt hij tot tweemaal toe expliciet geruchten die over Catilina's handelingen de ronde doen. Het gaat om zijn vermeende seksuele uitspattingen met jongeren (c.14) en om het verhaal dat hij offerschalen met bloed liet rondgaan onder zijn trawanten. In beide gevallen stelt Sallustius dat er te weinig bewijs voor is.******** Catilina spreekt Misschien nog het meest opvallende is dat Sallustius Catilina zeer uitgebreid aan het woord laat, in de vorm van twee ingelaste redevoeringen en een brief. Zeker in het geval van de redevoeringen gaat het om literaire scheppingen van Sallustius zelf. Maar juist daarom loont het de moeite te kijken wat de auteur zijn hoofdrolspeler in de mond legt. De eerste keer dat Catilina sprekend wordt opgevoerd is in c.20, als het complot nog in de voorbereidingsfase is. Catilina spreekt zijn getrouwen toe, maar doet dit op verrassend Romeinse wijze: hij getuigt van zijn vertrouwen in hen en benadrukt hun moed en trouw, hun eensgezindheid en vriendschap. Zijn actie lijkt niet ingegeven door wraak of morele slechtheid, maar door legitieme verontwaardiging over de sociale misstanden: een kleine groep heeft alle macht naar zich toegetrokken en eigent zich alles toe, ten koste van de werkelijk waardevolle mannen, die nu dus voor hun recht en hun vrijheid moeten opkomen. (...) Zo zit alle invloed, macht, eer en rijkdom nu bij hen, of waar zij het willen, en resten ons alleen gevaren, afwijzingen, processen en armoede. Hoelang nog, dappere mannen, willen jullie dat uithouden? Is het niet veel beter om heldhaftig te sterven dan een ellendig en eerloos leven te leiden als speelbal van andermans arrogantie en zo een roemloos aan je eind te komen? Want wis en waarachtig, bij alle goden en mensen, we hebben de zege binnen bereik! We zijn jong, mentaal zijn we sterk, terwijl bij hen alles is versukkeld met de jaren en de rijkdom. We hoeven alleen maar een begin te maken, de rest gaat vanzelf! Welke sterveling, welke echte kerel kan ertegen dat zíj bulken van het geld en het verspillen door de zee te overbruggen of bergen af te graven, terwijl wíj niet eens genoeg bezitten voor het meest noodzakelijke? Dat zij twee of meer villa's aan elkaar bouwen, terwijl wij nergens een huis en haard hebben? Dat zij schilderijen, standbeelden en luxe vaatwerk aanschaffen, nieuwe gebouwen afbreken om er weer andere voor in de plaats te zetten, kortom op alle mogelijke manieren hun geld verkwisten en verbrassen, maar het met al die spilzucht nóg niet kunnen winnen van hun rijkdom? En wíj hebben dan gebrek thuis, schuld buiten de deur, ellende nu en nog somberder perspectieven voor de toekomst? (c.20) Aan het slot wordt de toon nog iets feller, maar het komt niet in de buurt van wat wij zouden typeren als anarchistische rebellenpraat: Ja, wat hebben we nu uiteindelijk nog, behalve een armetierig beetje leven? Word nu eindelijk eens wakker! Kijk toch! Hier, hier heb je die vrijheid die jullie zo vaak wilden! En daarbij ligt rijkdom, eer en roem gewoon voor ogen! (...) Gebruik mij maar als generaal of soldaat, geestelijk en lijfelijk sta ik u terzijde! Dit zijn de dingen die ik hopelijk samen met u als consul zal uitvoeren ─ tenzij ik het mis heb en u liever slaaf bent dan de macht wilt hebben. (c.20) Catilina spreekt als een man met oog voor maatschappelijke problemen, met zorg voor het groepsbelang, en als iemand die Romeinse deugden hoog in het vaandel houdt. De speech wekt bovendien de suggestie van grote welsprekendheid en energie, ook al twee eigenschappen die de Romeinen waardeerden. Er is een opmerkelijke parallel tussen Catilina's woorden en een bespiegeling van Sallustius zelf, in zijn betoog over het recente verval in de publieke moraal. Wat zou ik nog dingen vertellen die niemand gelooft behalve wie het gezien heeft? Bijvoorbeeld dat verschillende privépersonen hele bergen hebben afgegraven en zeeën hebben overbrugd? Deze mensen hebben volgens mij de rijkdom domweg willen bespotten: want wat ze in alle eer konden bezitten hebben ze over de balk gejaagd en ijlings voor allerlei fratsen misbruikt. (c.13).********* De overeenkomst suggereert dat Catilina's analyse hier minstens ten dele die van Sallustius zelf is. Catilina wordt dus ook wanneer hij spreekt niet getypeerd als een asociale woesteling maar als een Romein met serieuze motieven.********** Iets dergelijks is te zeggen naar aanleiding van een brief van Catilina die in de Senaat wordt voorgelezen (c.34-35). Sallustius geeft er twee versies van, de eerste in parafrase, de tweede in citaat. In beide versies ligt de nadruk op motieven als valse beschuldigingen en tegwnwerking, opkomen voor maatschappelijke belangen, en een houding van gerechtvaardigd protest. De climax van het verhaal wordt bereikt tegen het einde van de Cat. Het complot is dan mislukt, en er rest nog een laatste, min of meer hopeloze strijd tegen de troepen van consul Antonius. Toch houdt Catilina ook in die situatie een waardige toespraak, waarin hij een klemmend beroep doet op de dapperheid van zijn soldaten en hun voorhoudt wat er voor hen op het spel staat: vrijheid en het vaderland. Vluchten is zinloos, zegt hij, en ook onnodig gezien hun kwaliteiten. En mocht het zo zijn dat de Fortuin jullie dapperheid afgunstig beziet, zorg er dan voor dat jullie niet ongewroken het leven laten! Zorg dat je niet als beesten wordt gevangen en afgeslacht, maar vecht juist als ware kerels en laat de overwinning de vijand dan komen te staan op veel bloed en leed! (c.58). Vechten tot het allerlaatst, niet opgeven, in naam van de rechtvaardige zaak, als echte kerels: ook hier klinken zeer Romeinse deugden door. Als geheel is Catilina's redevoering conform de antieke regels voor 'veldheren-topiek'.*********** Het minste wat we kunnen zeggen is dat hij hier gerechtvaardigd lijkt als militair leider.************ Ook de heldhaftige wijze waarop hij sneuvelt, onderstreept dit: Intussen hield Catilina zich met lichte troepen op in de eerste linies. Hij sprong in bij nood, verving gewonden door verse troepen, dacht overal aan, vocht zelf veel en trof de vijand vaak: hij vervulde tegelijk de taak van flink soldaat en goede generaal. Zodra Petreius zag dat Catilina tegen de verwachting in hard vocht, stuurde hij zijn pretoriaanse cohort midden op de vijanden af. In de ontstane wanorde weken die, zich verzettend, uiteen en hij slachtte ze af. Vervolgens viel hij de rest vanaf de vleugels aan. Manlius en de man uit Faesulae waren onder de eersten die al strijdend sneuvelden. Catilina zag dat zijn troepen uiteengeslagen waren en dat hij maar met een handvol mannen over was. Met de gedachten aan zijn afkomst en zijn status van weleer stormde hij op een dichte drom vijanden af en werd al strijdend doodgestoken. (c.61) Het is niet moeilijk om hier in te stemmen met de conclusie van Ann Wilkins: 'No supporter of traditional Roman ideals could have fallen more nobly' (Wilkins 1994, 50). Nog meer nuances Soortgelijke Romeinse kwaliteiten worden ook belichaamd door enkele van Catilina's medestanders.************* Zo lezen we halverwege de Cat. (c.33) een korte toespraak van zijn medesamenzweerder Manlius, waarin opnieuw vooral nobele en eerbare motieven opvallen: de drang tot vrijheid, het recht op zelfbescherming en de arrogantie van machthebbers. Alleen al gezien de frequentie van dergelijke motieven in de Cat. kun je dit niet simpel afdoen als 'onwaar' of 'retorische vertekening'. Het blijft trouwens niet alleen bij woorden: ook de daden van Catilina's leger mogen er zijn. Na afloop van de strijd was pas goed te zien hoeveel durf, hoeveel vastberadenheid er in Catilina's leger was geweest. Want veelal was de plek die ieder bij leven al strijdend had bevochten ook de plek die hij met zijn lichaam, nu zielloos, bedekte. Slechts een handvol mannen, die in het centrum door het pretoriaanse cohort uiteen waren geslagen, was iets meer terzijde bezweken, maar allemaal met wonden aan de voorzijde. Catilina werd ver van zijn mannen teruggevonden, midden tussen lijken van vijanden. Hij ademde nog een heel klein beetje, en hield op zijn gezicht nog de innerlijke woestheid vast die hij bij leven had gehad. (c.61) Er zijn in de Cat. nog wel meer elementen aanwijsbaar die het simpele beeld van Catilina als aarts-booswicht verder nuanceren. Om er hier in het voorbijgaan nog enkele te noemen: de bestrijding van de samenzwering door de bevoegde autoriteiten maakt een allesbehalve trefzekere indruk en dankt zijn succes vooral aan een opportunistisch accoord met de Gallische Allobrogen. Bij tijd en wijle kan Catilina rekenen op brede sympathie van het volk, dat dus zeker niet als één man tegen het Grote Gevaar opstaat. Het politiek gekonkel in Rome (bv. c.48-49) wekt ook al niet de indruk dat het om een maagdelijk onschuldige Republiek gaat.************** Misschien belangrijker nog: een flink deel van de Cat. (de lange paragrafen 51 en 52) wordt ingenomen door de redevoeringen van Caesar en Cato in de Senaat. Zij geven hierin verschillende opvattingen over het aanpakken van de samenzweerders, respectievelijk streng en zeer streng.*************** Gezien hun omvang en plaats hecht Sallustius duidelijk veel belang aan deze redevoeringen. Opvallend genoeg maakt hij geen duidelijke keuze voor de optiek van Caesar ofwel die van Cato.* Daar is het hem dus kennelijk niet om te doen. De beide redes brengen hem op een vergelijking van de twee belangrijke en gelijkwaardige personages. Daarmee wordt het perspectief verbreed tot méér dan het Catilina-verhaal, dat daarmee automatisch gerelativeerd wordt.* Cicero In de zogeheten synkrisis tussen Caesar en Cato is er een opvallende afwezige. Cicero, de zelfverklaarde stralende hoofdfiguur in de ontmanteling van de samenzwering, wordt er niet eens in genoemd. Als we de hele Cat. doornemen, blijkt zijn rol betrekkelijk klein. Zijn naam valt niet eerder dan in c.22, waarbij het nog maar gaat om een politieke terugblik; in het eigenlijke verhaal van de samenzwering wordt hij pas in c.23 genoemd. Sallustius besteedt zeker aandacht aan Cicero's optreden, maar belicht ook de rol van anderen. De senaat, de al genoemde Allobrogen en Cicero's collega-consul Antonius krijgen een minstens zo belangrijk aandeel in de strijd tegen Catilina toegedicht. Het is ook Antonius die via zijn adjudant Petreius de laatste gevechten levert (c.57-61). De rol van Cicero blijkt voor Sallustius dan al min of meer uitgespeeld: na c.49 wordt hij niet meer bij name genoemd en zien we hem alleen nog in formele zin aangeduid als 'de consul'. De grote synkrisis is uitsluitend tussen Caesar en Cato en zelfs in de afloop komen we hem niet meer als personage tegen. In c.55 geeft 'de consul' formele orders tot executie van de gearresteerde samenzweerders, een feit dat daar zonder verder commentaar gepresenteerd wordt. Cicero's rol bij Sallustius is niet alleen bescheiden, maar ook aanzienlijk minder roemvol dan in zijn eigen werken. Bij vlagen komt hij nogal aarzelend over (bijvoorbeeld in c.46) en hij deinst niet voor terug voor het gebruik van list, zoals wanneer hij de Allobrogen voor zijn karretje spant (c.41). Anderzijds is hij zelf niet meteen slachtoffer van de listen en lagen van Catilina, doordat hij 'uitgekookt en handig genoeg' is (neque enim illi ad cavendum dolus aut astutiae deerant; c.26) ─ een nogal dubieus compliment. Een andere merkwaardige passage is die waarin Cicero's rede in de Senaat ter sprake komt. Consul Marcus Tullius hield toen, gedreven door angst voor Catilina's aanwezigheid of door woede, een schitterende rede waar het staatsbelang zeer mee gediend was. (Nadien heeft hij deze rede gepubliceerd). (c.31) Nog even afgezien van het motief 'angst' is het opvallend dat Sallustius verder geen woord vuilmaakt aan wat wij kennen als Cicero's Eerste Catilinarische rede. Voor dit weglaten zijn verschillende redenen aan te voeren. Soms wordt gesproken van opzettelijke afkeer en vijandschap van Sallustius, maar zijn Cicero-beeld geeft daar toch niet echt aanleiding voor. Beter is het te denken aan literair-technische argumenten: de redevoering was al gepubliceerd en zou hier bovendien door zijn lengte een onevenredig grote plaats in de monografie krijgen. Een eigen bewerking door Sallustius zou, in het geval van zo'n beroemde rede, onnatuurlijk gewerkt hebben en dus niet overtuigend zijn geweest. Bovendien was er door het zware accent op de synkrisis van Cato en Caesar domweg geen plaats meer voor een derde redenaar: meer aandacht voor Cicero's woorden zou de literaire compositie dus danig verstoord hebben. Dat Cicero hier geen glansrol speelt** betekent nog niet dat hij negatief of vijandig wordt bezien. Sallustius heeft ook wel goede woorden voor de consul over: zo heet hij in c.43 'voortreffelijke consul' en werd zijn weggelaten Catilinarische rede niettemin getypeerd als 'schitterend'. Het is natuurlijk altijd mogelijk om hier van ironie te spreken, maar ik zie daar geen reden toe. Cicero's optreden draagt ook bij Sallustius duidelijk bij tot de ontknoping van het drama. Maar het lijkt of de schrijver dit gewoon de taak van een Romeinse consul vindt ─ niets meer en niets minder. Ik wees er al op dat Cicero in de slotfase alleen nog als 'de consul' een rol speelt. Dat is dan ook vooral een formele rol. Zo vloeit zijn bevel tot executie van de samenzweerders voort uit een senaatsbesluit. De suggestie om de doodstraf toekwam ook helemaal niet van Cicero maar van Silanus (c.50). Anders gezegd: bij Sallustius wordt Cicero alleen als een soort uitvoerder verantwoordelijk gesteld. Dat is geen heldenrol, maar ook niet het tegendeel daarvan. Het Cicero-beeld lijkt dus, al met al, genuanceerd. We zien geen smetteloze superheld en ook geen kwalijke intrigant, maar een mens van vlees en bloed, met zijn sterke en zijn zwakke momenten. Dat Sallustius hem zo genuanceerd bekijkt is, goed beschouwd, ook wel begrijpelijk. Eigenlijk gaat het hem helemaal niet om Cicero: de consul is voor hem maar een schakel in het systeem, een kleine factor in het hele historische proces. Helden of criminelen In het geval van Catilina is de verklaring toch wat lastiger. In hem hebben we immers onmiskenbaar een hoofdrolspeler. Hoe moeten we de Sallustiaanse Catilina-figuur nu interpreteren? Enerzijds is hij een duidelijke misdadiger en wordt zijn samenzwering op ondubbelzinnige wijze veroordeeld als een potentiële ramp voor de staat. Zo horen we ook over de terechtstelling van de samenzweerders feitelijk geen kwaad woord. Maar anderzijds bevat de Cat. allerlei nuanceringen, soms tussen de regels door, soms heel direct zoals in Catilina's redevoeringen. Opvallend hierbij is dat de meer negatieve elementen vooral uitgewerkt worden in het begin, en dat naarmate de Cat. vordert, 's mans 'oud-Romeinse', militaire kwaliteiten steeds meer aan de dag treden. Er lijkt dus een zekere ontwikkeling binnen het werk te zitten. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat Sallustius aan zijn werk begon volgens het geijkte patroon, maar al schrijvende tot nieuwe inzichten is gekomen. Dat is een wat naïeve hypothese, die bovendien nog niet verklaart waarom Sallustius zijn werk niet achteraf heeft gestroomlijnd. Je moet dan al haast van een 'blijvende onevenwichtigheid in zijn denken' spreken.*** Een recente studie zoekt de verklaring van de dynamiek in het begrip 'hoop' (spes), een typerende karaktertrek van de samenzweerders. Pas als die hoop gefrustreerd raakt stijgen ze tot het niveau van virtus.**** Zulke simpele en schematische verklaringen lijken helaas niet afdoende. Misschien moeten we ook van de Catilina-figuur zeggen dat hij voor Sallustius 'maar' een factor is in het hele historische proces. Ik wees er al op dat de auteur beslist oog heeft voor de historische context waarbinnen Catilina handelend optrad, en dat hij veel ruimte inlast voor eigen bespiegelingen over de geschiedenis van Rome en het wezen van geschiedschrijving.***** Interessant hierbij is dat geschiedschrijving voor Sallustius een soort 'toevlucht' lijkt, sinds het politieke leven voor hem heeft afgedaan, terwijl hij toch met een scheef oog naar de politiek blijft kijken. Zowel mensen met daden op hun naam als mensen die andermans daden beschrijven oogsten in groten getale lof. Wat mijzelf betreft: wie geschiedenis beschrijft krijgt bij lange na niet zoveel roem als wie haar schrijft, maar desondanks vind ik geschiedschrijving een buitengewoon lastige opgave. (c.3) Voor 20e eeuwse oren klinkt dit als de woorden van een gefrustreerde ziel. Die wat 'psychologiserende' gedachte laat zich nog wel wat nader uitwerken en toespitsen. Er is door geleerden gewezen op enkele frappante parallellen tussen Sallustius en niemand anders dan Catilina.****** Alleen al de ordening van de tekst is, bij nader inzien, opvallend: eerst krijgen we het autobiografische portret van Sallustius zelf (c.3-4), onmiddellijk gevolgd door het portret van Catilina (c.5). Je kunt dus zeggen dat de auteur de vergelijking zelf oproept. Beide mannen waren in hun jeugd overmatig ambitieus en leidden een leven vol morele fouten.******* Ook hun politieke carrière vertoont gelijke trekken: beiden werden praetor in Africa, en van beiden kan gezegd worden dat ze politiek mislukt zijn. Het is dus misschien niet zo verwonderlijk dat Sallustius enig begrip toont voor zijn hoofdfiguur en diens opvattingen, bijvoorbeeld over het wangedrag van de oligarchie: hij heeft meer gemeen met Catilina dan hemzelf misschien lief is. Maar er is natuurlijk ook een belangrijk verschil: waar Catilina uiteindelijk de verkeerde weg inslaat van gewapend verzet en staatsondermijnend gedrag, kiest Sallustius voor de veilige uitweg van de geschiedschrijving. Hij komt daarmee uit aan de 'legale' kant van de streep, terwijl Catilina in de illegaliteit vervalt. Catilina maakt, kortom, een foute keuze, Sallustius een goede, maar beide vanuit minstens vergelijkbare motieven.******** Voor veel lezers van nu is dit een prikkelende gedachte, die tot nadenken stemt. Tegelijk lijkt het onwaarschijnlijk dat Sallustius zich de parallel van hemzelf met Catilina bewust was. Van een echte 'verklaring' van de nuances kunnen we dus niet spreken. Daarvoor moeten we volgens mij naar het slot van het werk, letterlijk naar de allerlaatste regels. Daarin komen veel lijnen die ik tot nu toe geschetst heb samen. Als de strijd gestreden is, biedt het slagveld een weinig vrolijkstemmende aanblik. Uiteindelijk is uit die troepen geen enkele vrijgeboren burger gevangen genomen, noch in het gevecht, noch op de vlucht. Allen hadden het leven van de vijanden evenmin ontzien als het hunne. De overwinning die het Romeinse leger behaalde was niet vreugdevol en niet zonder bloedvergieten. Juist de flinkste soldaten waren gevallen in de strijd of er zwaar gewond vandaan gekomen. En veel mensen die het kamp verlieten om een kijkje te nemen of om buit te maken, troffen bij het omdraaien van vijandelijke lijken een vriend aan, of een gast of een kennis. Ook waren er mensen die hun persoonlijke vijanden herkenden. Zo heersten in heel het leger allerlei gevoelens: blijdschap, droefenis, rouw en vreugde. (c.61) Bij auteurs als Cicero zou je aan het slot een woord van vreugde of triomf verwachten, of een sneer aan het adres van de smadelijke verliezers, die het hebben gewaagd de Romeinse Republiek te bedreigen. Bij Sallustius niets van dat al. De vraag rijst zelfs wie nu precies de verliezers zijn. Catilina is het zeker: hij is mislukt en verslagen, zij het op roemvolle en Romeinse wijze. Maar het reguliere Romeinse leger is natuurlijk ook verliezer: de beste mensen zijn dood, en men ziet vrienden en bekenden bij de gesneuvelden. Vreugde is er niet, of alleen 'vermengd met droefenis.' Een eerlijk tegenwicht Een tafereel als dit houdt een eindoordeel in waarin we zonder aarzelen een tragische kijk op de dingen herkennen.********* De wantoestanden, de onwettige strijd, de kwalijke motieven worden allerminst verdoezeld: de publieke rampspoed is reëel. Maar pasklare oplossingen heeft Sallustius daarvoor niet te bieden. Zelfs een simpele terugkeer naar waarden van vroeger lijkt hij niet te bepleiten: de klok kan niet meer zomaar teruggedraaid. Dat blijkt wel uit zijn toeschrijving van heldhaftigheid en leiderschapskwaliteiten aan de raddraaier Catilina. Het getuigt voor een schrijver van moed om de wrange feiten onder ogen te zien zonder met simpele antwoorden te komen. De oude idealen zijn geërodeerd zonder dat er meteen iets voor in de plaats gesteld kan worden. Deze onderhuidse spanning, die onopgelost blijft, bepaalt veel van de sfeer in de Cat.********** Voor de lezer van nu is het juist deze blijvende spanning die lectuur van Sallustius volgens mij de moeite waard maakt. De retorische cliché's en het simpele eigen gelijk van Cicero kunnen we tegenwoordig gemakkelijk ontmaskeren dankzij het 20e eeuwse oud-historische onderzoek. Maar we kunnen er ook, heel eenvoudig, Sallustius naast zetten. Door zijn literaire vormgeving en genuanceerde benadering van de zaken biedt Sallustius de mogelijkheid om ook via de antieke bronnen kritische vragen te stellen en een eigen oordeel te vellen over de beschreven incidenten en de achtergronden ervan. Dankzij Sallustius' brede en complexe visie is hij geworden tot een historicus wiens belang ook letterlijk uitstijgt boven de gebeurtenissen in de 1e eeuw voor Chr.*********** De kerkvaders maakten gretig gebruik van zijn sombere kijk op de ontwikkeling in Rome en van zijn moraliserende gedachten. Zo citeert Augustinus Sallustius meer dan enige andere antieke schrijver. In de Renaissance waren het vooral Sallustius' politieke denkbeelden die werden opgepakt, zoals zijn idee dat angst voor een externe vijand de krachten van een staat gebundeld houdt************ en zijn anti-oligarchische gezindte, die vooral (maar niet alleen!) verdedigers van democratie inspireerde.************* Een ander geluid in de klas Je kunt je bij dit alles afvragen of Sallustius ook in de klas 'werkt.' Nuances en onderhuidse spanningen zijn didactisch misschien niet te verkiezen boven extremen en krachtige stellingnamen. Het zwart/witte verbale geweld van Cicero leent zich vermoedelijk beter voor een klassiekale behandeling, omdat je daar gemakkelijker vóór of tegen kunt zijn. Toch geloof ik dat er ook voor een wat complexere aanpak zoals die van Sallustius ruimte moet zijn op het VWO. Zijn werk zorgt minstens voor een gezond tegenwicht tegen een al te grote portie Cicero. Dat geldt overigens niet alleen inhoudelijk, maar ook stilistisch. Sallustius' bonkige, archaïserende stijl laat zien dat er nog meer Latijn bestaat dan de eindeloze perioden van Cicero's 'Gouden' Latijn. Met de veelgesmade obscura brevitas valt het in de Cat. in de praktijk reuze mee.************** Juist de combinatie van Sallustius' tekst met andere teksten, antieke en moderne,*************** lijkt me ook in de klas voldoende stof op te kunnen leveren.
BIBLIOGRAFIE Voor een overzicht van uitgaven en commentaren, zie bijvoorbeeld Von Albrecht 1994 en Wood / Krausman 1997. M. Von Albrecht Geschichte der römischen Literatur, München 1994, I, 347-370; Hans Drexler Die Catilinarische Verschwörung. Ein Quellenheft, Darmstadt 1976; [tweetalig, degelijk bronnenoverzicht, incl. prosopografische testimonia. P. 303-326 over Sallustius, met veel verw. naar lit. tot 1975)]; Konrad Heldmann, Sallust über die römische Weltherrschaft; ein Geschichtsmodell im Catilina und seine Tradition in der hellenistischen Historiographie, Stuttgart 1993; C.S. Kraus/A.J. Woodman Latin historians, Greece and Rome, New Surveys in the Classics No.27, Oxford 1997; p.10-50 Ch. II 'Sallust'; [actueel en beknopt overzicht, leesbaar en duidelijk, en met ook nog eenszeer veel materiaal in noten; uitstekend beginpunt!]; [p.13-21 over Cat.]; Thomas F. Scanlon Spes frustrata, a reading of Sallust, Heidelberg 1987; Ronals Syme Sallust, Berkeley/Los Angeles 1964; m.n. p.60-62 'The Bellum Catilinae'; Ann Thomas Wilkins Villain or hero; Sallust's portrayal of Catiline, New York [et al.] 1994. Meijer Lampas 17 (1984), 354-66*
NOTEN
latest changes here:
30-07-2012 16:01 |
|