PLINIUS Mijn landhuizen
Brieven over Romeinse
villa's
vertaald en
toegelicht door Vincent Hunink,
Athenaeum - Polak
& Van Gennep, Amsterdam 2017
ISBN
978 90 253 0807 0 116 blz; EUR 9,99
Hoe zou het zijn
om te wonen als een rijke Romeinse gentleman?
En dan bij voorkeur in een grandioos
buitenverblijf ergens in Italië, ver van het
jachtige Rome, en voorzien van alle denkbare
comfort. Hoe zag zo'n villa eruit en wat deed
je daar de hele dag?
De Romeinse senator
en redenaar Plinius de Jongere (ca. 62-
ca.113), bezat verschillende
landgoederen. In zijn correspondentie
heeft hij het er vaak over. Zo geeft hij
in twee beroemde 'villa-brieven'
glanzende beschrijvingen van zijn
buitenverblijven aan de kust bij Rome en
in Umbrië. Inclusief tuinen, kunstwerken
en landschap. Maar zijn brieven
vertellen ook over de reizen er naartoe,
over de ideale dagindeling tijdens
welverdiende vakanties, en over het
intense verlangen daarnaar in tijden van
plicht en werk. Ook Plinius droomt graag
van rust en ruimte.
Wie deze brieven leest wordt even
opgenomen in de Romeinse elite. En
ervaart hoe de allerrijksten woonden en
leefden.
Opgenomen zijn de volgende
teksten:
I
[1] Groeten naar Como (1,3)
[2] Vreemde ogen dwingen (1,4)
[3] Druk druk druk (1,9)
[4] Dinertje (1,15)
[5] Een landgoed voor
Suetonius (1,24)
[6] Geketend (2,8)
[7] Niet klagen (2,15)
[8] Mijn landgoed in Laurentum
(2,17)
III
[15] Jagen en schrijven (5,18)
[16] Aan het Como-meer (6,24)
[17] Kom terug! (7,3)
[18] Gordijnen dicht (7,21)
[19] Mijn villa's aan het
Como-meer (9,7)
[20] Lange dagen (9,15)
[21] Mijn dagen (1): zomer
(9,36)
[22] Mijn dagen (2): winter
(9,40)
FRAGMENT (uit 2,17)
Beste Gallus,
Je vraagt verwonderd waarom mijn
Laurentijnse (of zo je wilt, Laurentiaanse)
landgoed mij zo kolossaal bevalt. Die
verwondering verdwijnt zodra je details
hoort: het elegante pand, de gunstige
ligging, de kust met al die ruimte.
Het geheel ligt op zeventien mijl van Rome.
Zo kun je dus na gedane zaken, als je dag al
klaar is en afgerond, daar vertoeven. En er
is meer dan één toegangsweg. Zowel de Via
Laurentina als de Via Ostiensis voeren
erheen, zij het dat je op de Laurentina eraf
moet bij de veertiende mijlsteen en op de
Ostiensis bij de elfde. Aan beide kanten kom
je vervolgens op een deels zandig pad. Een
beetje moeizaam en lang in een tweespan maar
kort en vlotjes te paard. Gevarieerd
uitzicht links en rechts: soms wordt de weg
smaller als er bossen komen, dan weer gaat
het door uitgestrekte weiden en waaiert hij
breed uit. Veel schapenkudden en tal van
kudden paarden en runderen, uit de bergen
verdreven door de winter, glanzend in het
groen en de milde lentelucht.
De villa dan. Ruim voor zijn functies en
niet duur in onderhoud. In het eerste deel
een eenvoudig maar fatsoenlijk atrium met
aansluitend zuilengalerijen in de vorm van
een letter D, die een kleine doch sierlijke
binnenhof omsluiten. Prima om je terug te
trekken bij slecht weer, want je zit er
beschermd door vensters en veel meer nog
door overhangende daken. Zo in het midden
ervan ligt een aardige hal met daarachter
een redelijk fraaie eetkamer, die doorloopt
tot op het strand. Als de zee soms door de
zuidwester wordt opgestuwd rollen de verste
randjes van de gebroken golven er nét
tegenaan. Aan alle kanten zitten openslaande deuren
en even hoge ramen, waardoor je opzij en aan
de voorkant 'driemaal zeezicht' hebt. Achter
kijk je dan uit op hal, zuilengang,
binnenhof en weer zuilengang, vervolgens het
atrium, de bossen en de bergen in de verte.
Links van de eetkamer, iets verder terug,
ligt een ruime privékamer, dan een kleine
waar de eerste zonnestralen binnenkomen door
het ene raam en de laatste door het andere.
Ook vandaar zie je de zee beneden, wat meer
op afstand maar ook in alle rust.
Ingesloten tussen die privékamer en de
eetkamer is een hoek waar de zon direct op
inschijnt, waardoor de temperatuur er kan
oplopen. Dat is het winterkwartier, de
sportplek van mijn mensen. Geen zuchtje wind
daar behalve de gewone die wolken aanvoert,
wat dan de blauwe lucht verdrijft, niet de
mensen. Direct ernaast ligt een privékamer
met aan één zijde een halfronde uitbouw, die
met alle ramen de baan van de zon volgt. Aan
een van de wanden is er als in bibliotheek
kast ingebouwd met boeken. Geen boeken voor
gewoon gebruik maar voor doorlopende
lectuur.
Aansluitend een slaapgedeelte, te bereiken
via een gang met een dubbele vloer en wanden
met buizen. Die nemen de warmte op en zorgen
voor een goede, gelijkmatige verdeling en
circulatie. De rest van die vleugel is
alleen voor slaven en vrijgelatenen, maar
het grootste deel is zo keurig dat je er
gasten zou kunnen ontvangen.
Aan de andere kant ligt een elegant
privévertrek, met daarachter een grote
privékamer dan wel bescheiden dinerzaal,
badend in het volle licht van zon en zee.
Daarna een privékamer met voorruimte, goed
hoog voor de zomer en goed beschut voor de
winter (want geheel beschut tegen wind) en
aansluitend via een gemeenschappelijke muur
nog zo'n privékamer met voorruimte.
Dan het koudwaterbad, wat een royale ruimte
is met links en rechts twee halfronde
bassins die zogezegd uit de wanden springen.
Beide zijn aardig groot als je bedenkt dat
de zee vlakbij is.
Daarnaast de massagekamer en de opening naar
de verwarmde vloer, en daarnaast de
stoomruimte, gevolgd door twee eerder
charmante dan luxueuze rustkamers en direct
daarachter het warme zwembad. Dat is echt
fantastisch: al zwemmend zie je de zee! Even
verder is dan de ruimte voor balspel, waar
het zonlicht in volle zomer pas tegen het
eind van de dag binnenvalt.
Daarbij staat een aanbouw met verdieping,
waarin beneden twee kamers en boven ook twee
plus een dinerzaal met uitzicht op de weidse
zee, eindeloze kustlijn en schitterende
villa's.
Er is nog een andere aanbouw met verdieping,
met daarin een privékamer waar de zon opkomt
en ook ondergaat, daarachter een ruime
wijnopslag en voorraadkamer, plus onder een
eetkamer die van de woelige zee alleen
gedruis en geluid opvangt, en dan dof en
gedempt. Je kijkt er uit op de tuin en de
omringende laan.
Langs die laan heb je overal buxus, of waar
die het laat afweten rozemarijn. (Want waar
de buxus beschut staat door gebouwen groeit
hij volop, maar in de open lucht, de volle
wind en door inwerking van de zee, hoezeer
ook op afstand, droogt hij uit.). Aan de
binnenkant van de laan ligt een lommerrijke
pergola van jonge druivenstokken. De bodem
is er zacht en geeft mee ook als je
blootsvoets gaat. De tuin is dicht begroeid
met moerbei- en vijgenbomen, twee
boomsoorten die het op die grond erg goed
doen. Voor andere bomen is die wat schraler.
Dit alles levert voor die eetkamer ver van
zee een uitzicht op dat voor zeezicht niet
onderdoet. Aansluitend, erachter, twee
kamers waar je door de ramen neerkijkt op de
entree van het huis en een tweede tuin, een
rijkelijk voorziene moestuin.