VincentHunink



HOME VERTALINGEN | ALLE PUBLICATIES | INDEX | CONTACT




 

 

 


  PLINIUS
De Vesuvius in vlammen
Brieven aan Tacitus

  vertaald en toegelicht door Vincent Hunink,
Athenaeum - Polak & Van Gennep
, Amsterdam 2016 (2e dr als ebook 2016; 3e dr 2017)

 


ISBN 978 90 253 0228 3 |96 blz;  EUR 10



 


In het jaar 79 barstte de Vesuvius bij Napels uit. Een ramp waardoor de stadjes Pompeii en Herculaneum voor eeuwen werden bedolven. De Romeinse senator en redenaar Gaius Plinius Secundus, beter bekend als Plinius de Jongere (ca. 62- ca.113) was ooggetuige. Hij schreef er twee prachtige, gedetailleerde brieven over, op speciaal verzoek van de grote Romeinse geschiedschrijver Tacitus.

De twee schrijvers hebben meer contact gehad. Elf brieven uit de Verzamelde Brieven van Plinius zijn aan Tacitus gericht, en in nog eens vijf brieven schrijft Plinius over zijn vermaarde tijdgenoot. Steeds lovend en respectvol, maar hij is duidelijk ook uit op erkenning voor zichzelf. Te samen bieden zijn Tacitus-brieven een verfijnd portret van twee Romeinse topauteurs. Beiden op zoek naar eeuwige roem en onsterfelijkheid.


De brieven worden hier voor het eerst in een literaire Nederlandse vertaling apart gebundeld.








 

 FRAGMENT




Beste Tacitus,


Je zegt dat mijn brief, die ik op jouw verzoek schreef over de dood van mijn oom, je nieuwsgierig heeft gemaakt. Ik was achtergebleven in Misenum (op dat punt had ik mijn verslag afgebroken). Nu wil je weten wat ik daar voor angsten en gevaren heb doorstaan. Hoewel mijn hart bij de herinnering huivert... zal ik beginnen.

Na het vertrek van mijn oom besteedde ik de rest van mijn tijd aan studie. Daarvoor was ik immers thuisgebleven. Kort daarna mijn bad, het avondmaal en een korte, onrustige slaap. Al dagenlang hadden we aardschokken gevoeld, niets om bang voor te zijn, want in Campanië is dat heel gewoon. Maar die nacht waren ze zo heftig en stond alles zo te schudden dat je dacht dat niets meer overeind bleef.

Toen stormde mijn moeder mijn slaapkamer binnen. Ik wilde net opstaan om haar te gaan wekken, voor het geval zij sliep. We gingen zitten op het terras voor het huis, tussen de gebouwen en de zee even verderop.

En dan, tja, moet ik het flink noemen of onbezonnen? (Ik was zeventien...) Dan vraag ik een boek van Titus Livius  en alsof ik alle tijd van de wereld heb begin ik te lezen. Ik ga zelfs door met wat ik al begonnen was: citaten eruit halen.

Ineens is daar een vriend van mijn oom, die onlangs bij hem is aangekomen uit Spanje. Als hij mijn moeder en mij ziet zitten en mij zelfs ziet lezen reageert hij geërgerd. Hoe kan zij nu zo rustig blijven? Hoe kan ik nu doen of er niets aan de hand is? Ik laat me niet afleiden, blijf verdiept in mijn boek.

Intussen is het dan een uur of zes en het wordt dag, aarzelend nog en zogezegd zonder veel overtuiging. Zware schade aan de omliggende gebouwen. We zitten weliswaar op een open plek, maar het is er krap, en het instortingsgevaar is groot en reëel.

Pas dan besluiten we de stad te verlaten. Achter ons komt een grote groep mensen die volledig van slag is en dus maar doet wat bij paniek doorgaat voor wijs beleid: andermans plan volgen. Zo hebben we een enorme stoet in de rug, worden voortgestuwd.

Buiten de bebouwing houden we even stil. Daar zien we allerlei vreemde taferelen en krijgen we heel wat angsten te doorstaan. We hadden daar namelijk wagens laten klaarzetten en hoewel het terrein volkomen vlak was rolden die nu verschillende kanten op. Zelfs vastgezet met stenen bleven ze niet rustig op hun plek. Bovendien zagen we hoe de zee zich terugtrok en door de aardbevingen als het ware werd weggeduwd. In ieder geval was de kustlijn naar voren verschoven geweest en lagen er nu allerlei zeedieren op de drooggevallen bodem.

Aan de andere kant had je een donkere, angstaanjagende wolk met overal erupties van spiraalvormige vuurflitsen waarna zich grote gaten openden met langgerekte vlammenformaties, het leek op bliksems maar dan groter.

Dan dringt die Spaanse vriend feller en harder aan. 'Als jouw broer,' begint hij, 'als jouw oom nog leeft, dan wil hij dat jullie veilig zijn. En als hij dood is heeft hij gewild dat jullie zouden overleven. Dus vooruit, wegwezen, wat wachten jullie nog?'

Wij antwoorden dat we beslist niet willen denken om ons eigen lot zolang we over het zijne nog in het ongewisse verkeren zijn. En hij? Geen moment van aarzeling, hij laat ons zitten. Vliegensvlug ervandoor, weg van het gevaar.

Kort daarna zien we die wolk over het land neerdalen en de zee bedekken. Hij lag al helemaal over Capri, je kon het eiland niet meer zien en kaap Misenum was al helemaal weg. Toen begon mijn moeder mij te bidden en te smeken, te bevelen. Vluchten moest ik, hoe dan ook, want ik kon dat nog, ik was nog jong. Zij was oud en slecht ter been, zij zou sterven in vrede als ze niet de oorzaak van míjn dood was geworden. Ik er tegenin: ik mijzelf redden? Nee, alleen samen! Daarop pak ik haar bij de hand en laat haar de pas wat versnellen. Ze luistert naar me, met enige moeite, en maakt zichzelf verwijten dat ze mij ophoudt.

Asregen intussen, maar nog licht. Ik kijk over mijn schouder. Een dichte zwarte mist die dreigend boven de grond hangt en uitrolt als een vloedgolf, direct achter ons aan. 'Kom, laten we van de weg afgaan,' zeg ik, 'nu kunnen we nog wat zien. Anders gaan we op straat onderuit en worden we in het donker door al die mensen onder de voet gelopen.'

Nauwelijks zaten we aan de kant of het was nacht. Niet zoals een maanloze, geheel bewolkte nacht, maar zoals in een dichte kamer met alle lichten uit. Je hoorde vrouwen jammeren, baby's jengelen, mannen roepen. Stemmen van mensen op zoek naar hun ouders, hun kinderen, hun echtgenoten. Stemmen van mensen die werden herkend. Mensen die klaagden over hun eigen lot of dat van hun familie. Je had er zelfs die uit doodsangst baden om de dood. Velen hieven hun handen op naar de goden, nog meer mensen wisten het zeker: goden, nee, die waren er niet meer, nergens, het was nu voor altijd en eeuwig donker, dit was de laatste nacht van de wereld. Het ontbrak ook niet aan paniekzaaiers die de werkelijke gevaren erger maakten met verzinsels en leugens: in Misenum was dit of dat gebouw al ingestort, een ander stond in lichterlaaie. Allemaal onwaar, maar ze vonden mensen die het geloofden.

Een glimp van licht verscheen. Het leek ons geen daglicht maar een teken van naderend vuur, maar de vlammen bleven op afstand. Duisternis opnieuw en opnieuw asregen, nu veel en zwaar. Om de zoveel tijd stonden we even op en schudden de as af, anders waren we erdoor bedolven en zelfs onder het gewicht bezweken.

 

 












RECENSIES



uit de bespreking door H R in Katholiek Nieuwsblad van 27 mei 2016, p.16:

'(...) De nieuwe vertaling van dit ooggetuigenverslag door Vincent Hunink draagt er veel toe bij om deze gebeurtenis die in de Oudheid zoveel indruk gemaakt heeft, te doen herleven. Hetzelfde geldt echter voor de meer alledaagsere onderwerpen die de andere brieven behandelen. Zij bieden zo soms aardige doorkijkjes in het Romeinse leven. Ook het soms wat ijdele literatentoontje waarop Plinius de correspondentie met Tacitus voert, maar waar hij zich ook wel weer van bewust lijkt, komt de hedendaagse lezer bekend voor. Rare jongens die Romeinen, maar wat leken ze toch op ons.'


===


uit signalement door E l s b e t h   E t t y  in NRC, za 4 juni 2016, weekend p.32

'... schijnbaar achteloos beuzelend, gespeeld bescheiden, maar niet zonder verborgen oogmerken in een even ongedwongen als verzorgde stijl. Zoals Hunink de brieven vertaalt, hadden ze gisteren geschreven kunnen zijn.'


===


uit signalement door K o e n   E y k h o u t  in Dagblad De Limburger, 14 juni 2016, 18

'... de ijdele Plinius voelde zich gevleid dat zo'n belangrijk man hem een verzoek deed en schreef hem brieven, die nu voortreffelijk vertaald zijn en van een inleiding en toelichting voorzien door Vincent Hunink. Wat blijkt? Hij lijkt op ons, die Plinius. Apetrots als hij van Tacitus hoort dat iemand in het Colosseum hem van naam kent! Meneer is beroemd! Of we mails lezen van een kennis die iets is overkomen. Compleet met roddel en achterklap. Breaking news. Rechtstreekse uitzending.'

===

Een  mooi blogstuk van J o n a   L e n d e r i n g  staat hier  (Mainzerbeobachter.com/2016/06/27)

een paar fragmenten uit het stuk: '(...) zijn brieven zijn de moeite waard. Dat vond ook Vincent Hunink, die werkzaam is aan de Nijmeegse Radbouduniversiteit en daar het werk doet waar universiteiten voor zijn: ervoor zorgen dat de samenleving beschikt over de actueelste wetenschappelijke inzichten. Ik ken hem – full disclosure – persoonlijk en sta altijd weer versteld van zijn enorme productiviteit als vertaler én als spreker. Er lijkt geen week voorbij te gaan waarin hij niet op Facebook vertelt over een lezing en er lijkt wel geen maand voorbij te gaan zonder dat hij een nieuwe vertaling produceert.
(...)
Tacitus mag dan dieper graven, zijn conclusies over de menselijke natuur zijn op het platvloerse af goedkoop: hij is zo’n cynicus die je vervelend zou vinden als hij niet zo knap zou schrijven. En misschien is Plinius wel de slimmere van de twee, omdat hij wist dat de grote waarheden aan de oppervlakte liggen. Wat ze als auteur delen is een enorme liefde voor de taal, voor de precieze formulering.
(...)
Huninks vertaling – en u moet maar geloven dat ik in mijn oordeel niet wordt beïnvloed door het feit dat ik hem ken – leest als een trein en hij verraste me met een buitengewoon intrigerende aantekening.
(...)
De andere brieven uit De Vesuvius in vlammen tonen vooral hoe Plinius, door zich te presenteren als vriend van Tacitus, werkt aan zijn eigen imago, een punt waar Hunink in zijn aantekeningen verschillende keren op wijst. Misschien is het wel dé centrale gedachte achter de vertaling. Dat maakt uiteindelijk de lectuur van dit boekje de moeite waard en vormt ook een antwoord op de (als vraag vermomde) kritiek die ik een tijdje geleden hoorde: waarom Hunink zijn talent toch steeds aan van die kleine boekjes verspilde. Behalve dat de constatering onjuist is – Hunink werkt aan een vertaling van Tacitus’ volledige Annalen, een majeur project – zie je in De Vesuvius in vlammen een didactische strategie: hij heeft één boodschap en werkt die uit in één boekje.
Het lijkt me een strategie die zich leent voor een college of een les: een mooi afgerond geheel met een duidelijke pointe. Er bestaan communicatieve strategieën waarmee meer informatie sneller bij meer mensen komt, maar ik vind de door Hunink gekozen benadering alleszins respectabel. Ik las De Vesuvius in vlammen in de trein van Den Bosch naar Amsterdam in één ruk uit en had er dezelfde voldoening van als van een fijn college van een inspirerend docent.'

===

uit de recensie door R o b e r t   D u t h o y   in Hermes 2016-2

"(...) Over de vertaling kunnen we kort zijn: goede wijn behoeft immers geen krans. Zoals in al zijn eerdere vertalingen toont V. Hunink zich andermaal bijzonder taalvaardig met een frisse en vlotte Nederlandse tekst die geen afbreuk doet aan de accuraatheid. Warm aanbevolen! (...)"


===

uit de twee pagina's grote bespreking van enkele Pompeii-boeken door   P a u l   v a n   d e r   S t e e n  in   T r o u w  van zaterdag 3 september 2016

'"Fraai boekje van Vincent Hunink"


---


uit de bespreking door H e r m a n   S i m i s s e n   in:   S t r e v e n   84 (2017), 279-280:

"(...) deze naar omvang bescheiden uitgave is bijzonder interessant. (...) De vertaling leest soepel, en de toelichtende noten zijn verhelderend."





 


latest changes here:




     



HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2017 V. Hunink

copyright statement  / contact